Een aanpak van kleine daden

Leuk stuk van Pieter Hilhorst gisteren in de Volkskrant. Op grote vraagstukken passen niet altijd grote antwoorden, stelt hij. Neem de discussie over de vrijheid van onderwijs. Hilhorst is er geen voorstander van om mensen in eigen kring op te sluiten. Maar hij ziet ook niet veel in een zwaar betoog om artikel 23 (over de vrijheid van onderwijs) maar uit de Grondwet te schrappen. Het probleem van de segregatie in het onderwijs is veel breder en ernstiger dan alleen de kwestie van het islamitisch onderwijs. Bovendien leidt een principieel debat vaak tot een impasse, omdat het dan ook moet gaan over het christelijk onderwijs, of andere vormen van bijzonder onderwijs en belandt je al gauw in scherpslijperij in plaats van in praktische oplossingen. Dus Hilhorst is voor een veel pragmatischer oplossing. Organiseer uitwisselingsprogramma’s tussen islamitische en openbare scholen, zorg dat ze gezamenlijk maatschappijleer krijgen, bijvoorbeeld.

Daar kan ik wel wat aan toevoegen. Ik ben op werkbezoek geweest op een islamitische school. Ik kon heel goed zien wat de belangrijkste redenen waren geweest om aan islamitisch onderwijs te beginnen. Een negatieve: dat de openbare scholen te weinig rekening wilden houden met de bescheiden, maar specifieke wensen van islamitische ouders. Een positieve: dat kinderen die de mogelijkheid krijgen om een stevige eigen identiteit op te bouwen ook beter in het leven staan. Kwalitatief blijkt het islamitisch onderwijs het zeker niet slechter te doen dan het openbaar onderwijs, en beter dan de meeste ‘zwarte’ scholen die niet werken vanuit een specifieke visie.

Mijn suggestie zou zijn om het openbaar onderwijs, in samenspraak met de ouders en islamitische leiders te verbeteren. Dan gaat het vanzelf de vraag worden of ouders nog zullen kiezen voor islamitisch onderwijs, of liever voor gemengd, kwalitatief goed onderwijs waar hun kinderen inclusief hun religie zich geaccepteerd voelen, maar dan gaat het om een positieve keuze – niet tussen twee kwaden maar tussen twee goede mogelijkheden.

Verder met Hilhorst: hetzelfde idee: grote vraagstukken vragen niet altijd om grote antwoorden, geldt voor het debat over het gebrek aan sociale cohesie. Het is waar dat er heftige tegenstellingen bestaan in Nederland tussen migranten en gevestigden. Maar de vraag is of de sociale samenhang gebaat is bij een duidelijke nationale identiteit. Dat leidt tot een principieel debat over wat die nationale identiteit dan wel is, en over het verschil tussen integratie en assimilatie.

Hilhorst gelooft niet zo erg in die ene stevige identiteit die alle Nederlanders zouden delen. Ik ook niet. Zelfs al zou je alle migranten wegdenken, ik zie al een massa verschillen tussen gevestigde Nederlanders onderling. Ook ik hecht er aan om ‘anders’ te mogen zijn, al vanaf het moment dat ik als ongehuwde moeder moest zien te redden in de tijd dat dat nog een schande was. Op de barricade voor de vrijheid van vrouwen, tegen het racisme van toen, als socialiste komend uit een ondernemersgezin – ik ben nooit speciaal een gemiddelde representant geweest van de dominante cultuur. Ik wens te mogen verschillen. En mijn sympathie voor mensen die niet per definitie staan te trappelen om naadloos in de dominante cultuur te verdwijnen en al hun eigenheid op te geven komt daaruit voort. Ik vrees dat als we er ooit nog eens toe zouden komen om met een meerderheid vast te stellen waar die gedeelde Nederlandse identiteit uit zou moeten bestaan ik wel weer in de oppositie zou zitten.

In plaats van te zoeken naar die ene gedeelde Hollandse identiteit pleit Hilhorst pleit voor de erkenning van duizenden kleine en tijdelijke identiteiten.

We voelen ons verbonden met de mensen met wie we sporten, met de collega’s op het werk, met de supporters van dezelfde voetbalclub, met de liefhebbers van dezelfde muziek, met de mensen uit de buurt, met de inwoners van de stad. Sociale cohesie ontstaat vervolgens uit de dwarsverbindingen tussen al die groepen waarmee we ons verbonden voelen.

Precies. Mijn rijke en nauwelijks bij te houden netwerk van verbindingen is ontzettend divers en soms zelfs interessant tegenstrijdig. Ik ken de cultuurshocks al in mijn ene eigen leven, als ik van Gaza naar Amsterdam ga of omgekeerd, als ik als socialist in de Eerste Kamer zit, als hulpverlener in de politiek, ik heb mijn familie, mensen met wie ik op een deelterrein iets deel dat me dierbaar is, de liefde voor de katten, het geloof, een sterk gevoel dat er recht moet komen voor de Palestijnen, feminisme, mijn nieuwe contacten met moslims in Nederland. Er zijn zoveel verbindingen die leuk en vluchtig, of heftig maar kort, of langdurig en pragmatisch zijn, verdiepende vriendschappen, vervagende vriendschappen, samenwerkingsverbanden die ook weer kunnen worden opgeheven.

Het probleem is niet dat we een gemeenschappelijke identiteit missen maar dat er te weinig dwarsverbanden zijn, zegt Hilhorst. Die dwarsverbanden zijn niet gelijk verdeeld. Er is een deel van de bevolking dat nauwelijks banen heeft, amper lid is van verenigingen of in een buurt woont omdat ze nergens anders terecht kunnen.

Op de grote vraag naar de sociale samenhang van de samenleving moet dus niet een groot antwoord gegeven worden (een stevige Nederlandse identiteit) maar duizenden kleine. Elke school, elke buurt, elke vereniging en elke organisatie die gemengder wordt draagt bij aan de sociale cohesie. Hetzelfde geldt voor samenwerkingsprojecten tussen verenigingen, organisaties en bedrijven met een andere achtergrond.

Het gaat dus om participatie van nieuwkomers. Het terugdringen van schooluitval is belangrijker voor de integratie dan het verbieden van de burqa, zegt Hilhorst. Uitwisseling tussen nieuwkomers en gevestigden moet worden bevorderd. Kleine dingen. Hilhorst noemt een voorbeeld: laat zittende huurders betrokken worden bij het laten bezichtigen van leegstaande woningen, dan kennen de nieuwe buren elkaar al.

Een aanpak van kleine daden inspireert niet snel tot een principieel debat over de multiculturele samenleving. Het is meer maatschappelijk knutselen dan het uitwerken van een groot maatschappelijk visioen.

Taai en ondankbaar werk, noemt Hilhorst het. Corvee. Daar ben ik het nu even niet mee eens. De meeste stappen die ik in mijn leven ooit genomen heb om andere mensen te leren kennen, om over een kleine sociale scheidslijn van sekse, klasse, kleur heen te stappen hebben me meer opgeleverd dan ik verwachtte. Dat ik een hardnekkig voorstander blijf van het multiculturalisme is niet een kwestie van ideologie of ‘politiek correct denken’, maar van ervaring. Maar ook al zou het corvee zijn, zoals Hilhorst zegt, de aanpak van kleine daden levert meer op dan al die fundamentele antwoorden op fundamentele kwesties. En daar zijn we het weer eens.

(Column, genaamd Maatschappelijk knutselen, te vinden op de weblog van Pieter Hilhorst bij de Volkskrant)

8 gedachten over “Een aanpak van kleine daden

  1. Zelf zou ik m’n kinderen niet naar een Islamitische school willen sturen, omdat ikzelf niet naar zo’n school zou willen gaan. Overigens bestonden er geen islamitische scholen in mijn tijd.
    Wat ik belangrijk vind bij het onderwijs is dat elk kind wordt gestimuleerd om z’n eigen talenten te ontwikkelen.
    Ik heb zowel ervaring met een christelijke school als met een openbare school. Helaas heb ik weinig goede herrinneringen aan de christelijke school. Er werd absoluut geen rekening gehouden met mijn persoon. We kregen allen varkensvlees te eten, met schoolzwemmen moesten de meisjes de kleedkamer met de jongens delen (voor mij was dat als moslimkind een ware nachtmerrie), omdat de Marokkaanse ouders geen contacten met de school onderhielden, werden de Marokkaanse kindertjes helemaal verwaarloosd. Zo vertelde m’n moeder me dat ze toen ze me op ging halen van de kleuterschool, dat ze zag hoe een Marokkaans jongetje ontzettend z’n best deed om iets aan de Juf te vragen; de Juf deed alsof hij niet bestond, en praatte lekker verder met een moeder. Toen kreeg m’n moeder door dat alle Marokkaanse kinderen zo behandeld werden.
    Ik was op deze school zo verwaarloosd dat ik ontzettend achter liep, en ze wilden me dan ook naar een speciale school sturen.
    Gelukkig is dit niet door gegaan.
    M’n vader heeft me in een andere, openbare school ingeschreven. Dit bleek een gouden zet te zijn.
    Ik bleek de beste van de klas te zijn in schoonschrijven. Allochtone kinderen kregen bijles in taal. We hadden een Arabische meester die ons het arabisch bijbracht. We kregen niet verplichte (zoals in de christelijke school) godsdienstonderwijs van joodse, protestantse en katholieke vrijwilligsters.
    Al met al ik heb ontzettend goede herrinneringen aan het openbaar onderwijs, juist omdat het zo gericht is op de individuele behoeftes van het kind.

  2. Ik ben blij Anja (ik neem de vrijheid van tutoyeren) dat je de vrijheid van onderwijs ter sprake brengt, dat mensen moeten kunnen kiezen tussen verschillende vormen van onderwijs. Dat betekent dus dat de overheid van de inhoud van het onderwijs af moet blijven. Het is de vaak gehoorde discussie dat leerkrachten zelf hun onderwijs moeten vorm geven, daar zijn ze voor opgeleid, en daat ze geen uitvoerders zijn van Haags beleid. Pas dan kunnen ouders kiezen en/of in vrijheid scholen oprichten.
    Mijn kinderen zitten op de Vrije School. Daar is de vraag hoe je de kwaliteiten van het kind in elke ontwikkelingsfase van het kind kunt helpen ontwikkelen en bij het oudere kind de vraag, wat wil jij in de wereld neerzetten en hoe kunnen wij jou daar bij helpen.
    Het verheugd mij iedere keer weer als ik zie of hoor hoe mensen die de vrije school hebben gedaan zelfstandig, weerbaar en kreatief in het leven staan. En het doet mij pijn als ik in de praktijk merk dat door de grote ingrepen van de overheid in onze scholen de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen in het geding komt.
    Dit als reactie en aanvulling.

    Vriendelijke groet,

  3. Goed verhaal, Salima. Je kunt er zo uithalen wat er in het onderwijs zou moeten veranderen om er voor te zorgen dat het openbaar onderwijs ook goed is voor islamitische kinderen. Bijles in taal. Onderwijzers die uit de migrantengemeenschappen komen, die als brug kunnen fungeren naar de ouders, die aanspreekbaar zijn voor allochtone kinderen, die samen met de staf kunnen zorgen voor een klimaat waar alle kinderen zich thuis kunnen voelen. En onderwijs over alle godsdiensten, zodat alle kinderen een idee kunnen krijgen van wat de anderen bezighoudt. Niet alleen vieren van christelijke feestdagen. Als alle openbare scholen het zo deden zou het de vraag zijn hoeveel behoefte er nog zou zijn aan bijzonder onderwijs.
    En inplaats van alleen met argusogen te kijken naar het islamitische onderwijs zou al het bijzondere onderwijs, ook het christelijke, beter bekeken moeten worden op de omgang met allochtone kinderen en ouders.

  4. Overigens, in Marokko bestaan er helemaal geen Islamitische scholen, voor zover ik weet dan. Wel is er al sinds mensenheugenis Joods onderwijs in Marokko.
    Voor Islamitisch onderwijs worden de kinderen naar een Imam gestuurd.
    In de plattelandsgebieden is onderwijs alleen uit noodzaak islamitisch, de Moskee in de buurt is dan de enige mogelijkheid om onderwijs te genieten, omdat de Imam de enige geleerde in de buurt is.

  5. Dank voor je verhaal, Bert. Maar aan enig overheidstoezicht ontkom je niet. Er moet bijvoorbeeld een garantie zijn dat ook vormen van bijzonder onderwijs een basispakket bieden dat aansluit op opleidingen en voortgezet onderwijs. Ik zou ook best willen dat er vanuit de overheid normen komen waar al het onderwijs aan moet voldoen zodat het in principe aangepast is aan de diversiteit in onze samenleving, en dus ook aan de kinderen van migranten en kinderen met een religieuze achtergrond. Dat neemt niet weg dat er altijd voldoende ruimte moet zijn voor de leerkrachten om hun visie te kunnen ontwikkelen, en individeel op de ontwikkeling van kinderen in te kunnen gaan. Het zou ook niet zo gek zijn als het openbare onderwijs wat leert van wat er specifiek goed is aan de pedagogische visies van sommige vormen van bijzonder onderwijs.
    Bijvoorbeeld ook van het islamitische onderwijs. De pedagogische concepten die ik daar tegenkwam doen ook andere kinderen geen kwaad.

  6. Wat ik zelf nog het meest kwalijke vindt is dat er voorheen veel meiden (allochtonen)ondanks hun intelligentie, leervermogen, etc. massaal na de lagere school naar een LBO, voorheen huishoudschool gestuurd werden. Omdat de leraren er toch van uit gingen dat ze het op een MAVO/HAVO/VWO/etc. niet zouden redden of door hun ouders uitgehuwelijkt zouden worden.

    Zo kreeg mijn moeder bezoek van een wethouder die graag persoonlijk wilde weten, waarom zij haar dochters niet naar zo een school wilde hebben. Waarom kregen de autochtonen moeders ook geen bezoek van een wethouder? Zo gebeurde het ook dat ondanks het LBO advies voor hun dochters zij daar niet mee accoord gingen en het wel voor elkaar kregen om ze naar een MAVO/HAVO te sturen.

    Als ouder moet je vrij zijn om je kind op een school te plaatsen die het beste bij het kind past. Het christelijk onderwijs heeft een lange geschiedenis, het islamitisch onderwijs een veel kortere. Ik zou zeggen gun ze de tijd om zich verder te ontwikkelen. Persoonlijk ga ik voor openbaar onderwijs, vindt het belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd met verschillende mensen/religies/etc. leren omgaan.

  7. ik denk dat sommigen beseffen niet wat de role van bijzondere scholen is in de ontwikkeling en de discipline van kinderen, bij openbare scholen ( niet allemaal om maar niet te generaliseren ) is de discipline ver te zoeken (vrijheid blijheid, alles mag… ) waardoor het de leerkrachten onmogelijk wordt gemaakt om normale lessen te geven, das denk ik heel belangrijk tengenwoordig meer discipline.

  8. Het artikel over onderwijs legt wel weer erg veel nadruk weer op de omgang met Islamitische scholen/onderwijs, al wordt er wel andere manieren bedacht.

    De overheid kan voornamelijk aleen een raamwerk geven voor het onderwijs, al willen ze steeds meer de scholen graag gaan controleren. Ook het onderwijsveld heeft een verantwoordelijkheid om het onderwijs aan leerlingen, ouders
    gericht aan te bieden. Omdat leerlingen, ouders niet allemaal het zelfde zijn, zal ook de diversiteit in het onderwijs nodig zijn. En in het aanbieden van onderwijs zal dan ook diversiteit nodig zijn.
    Zal er dan niet meer aan de verantwoordelijkheid van de scholen en opleideingen overgelaten moeten worden? De scholen en opleidengen kunnen hun lesprogrammas, exameneisen, stages enz. veel meer op elkaar afstemmen. Ook kan dat samengaan met het bestaan van diverse bijzondere scholen. De scholen kunnen ook hierin onderling afspraken maken. Daarvoor hoeft de overheid geen algehele rol in te spelen.
    Diversiteit van onderwijs sluit meer aan bij de ontwikkeling van de leerlingen (meer keuze mogelijk). En dat is weer nodig omdat deze leerlingen mee kunnen komen in de diversiteit van een samenleving. Men gaat toch ook niet aleen maar chirurgen opleiden? Waar blijven de monteurs, de geestelijke verzorgers/sters, maatschappelijke werkers/sters, theologen, enz. dan? Diversiteit van scholen, waaronder ook bijzondere scholen, is voor een samenleving nodig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *