Evenknie en andere roddel

Het begint al zachtjes te komkommeren. Het aantal bezoekers van dit weblog daalt van zesduizend per dag naar net onder de vijfduizend. En ook ik wil langzamerhand liever met een boek in de zon zitten – er ligt een geweldige stapel te wachten – dan alweer een uur achter de PC. Nog even – 8 juli is onze laatste vergadering van de EK, dan is het reces. En ik denk dat ik dan ook even weblog-reces doe.

De hoeveelheid onzin in de kranten stijgt ook meteen navenant. Kom ik een stukje tegen van Antoine Verbij, over Alice Schwarzer, de Duitse hoofdredactrice van het feministische blad Emma, door Verbij mijn evenknie genoemd. Nou niet echt hoor. Ik had met Alice Schwarzer in een ver verleden nog wel een aardig contact tot de tijd dat mijn boeken in Duitsland in grote oplagen over de toonbank gingen en ik voortdurend daar op Lesereise was. Schwarzer hield niet van concurrentie, er was in Duitsland maar plaats voor één feministische koningin en dat was zij, dus vanaf het moment dat ik in haar land bekend werd verscheen er nooit meer een woord over mijn boeken in Emma. Ik had er geen last van, mijn boeken verkochten toch wel en de uitnodigingen bleven binnenstromen. Een ding was wel jammer. Schwarzer beschouwde Simone de Beauvoir ongeveer als haar privé bezit, en toen ik eens de kans had om haar te ontmoeten maakte Schwarzer mij wijs dat ze geen Engels sprak. En aangezien mijn Frans nooit veel verder is gekomen dan het lezen van de menukaart (ik weet perfect de woorden voor kwartel en parelhoen) zag ik er maar van af. Later begreep ik dat De Beauvoir, met haar Amerikaanse minnaar, een aardig mondje Engels sprak en dat ik me door Schwarzer had laten foppen. Ik ging wel naar de begrafenis van De Beauvoir, een indrukwekkende stoet, maar ja, toen zei ze niet veel meer.

Antoine Verbij, van de generatie mannen die nogal last gehad heeft van het feminisme heeft kennelijk nog wel wat griefjes. Hij beweert in ieder geval (in Trouw van vanochtend) dat ik ‘na een reis door China een zelfde soort tekst schreef over het door Mao bloedig gerevolutioneerde land’ als Schwarzer nu kennelijk een loflied af zou steken over andere Aziatische dictatoren. Ik heb het zelf niet gelezen, en op Verbij zal ik maar niet afgaan, want die vindt het – in mijn geval – niet erg nodig zijn feiten te checken. Het is een oude mythe dat ik eens een bewonderaar van Mao zou zijn geweest. Die mythe is onder andere de wereld ingestuurd door Martin van Amerongen, ook een man met griefjes tegen het feminisme – zijn feministische minnares liet hem eens stikken – die vele jaren nadat mijn reisverslag over China, Kleine voeten, grote voeten, al uit de handel was nog eens aankwam met een artikel over mijn ‘maoistische verleden’. Aangezien dat boek niet meer in de boekhandel lag en niet veel mensen de moeite zouden nemen dat nog eens uit de bieb te halen had hij het makkelijk: waar ik schreef dat China ‘geen paradijs’ was veranderde hij maar één letter: en plotseling zou ik gezegd hebben dat China ‘een paradijs was’.

Ik was geen bewonderaar van Mao, en hoewel ik toen erg geinteresseerd was in de veranderingen die er in de Chinese geschiedenis plaats had gevonden voor vrouwen, en dat ook de reden was dat ik met een groep vrouwen, waaronder Hanneke Groenteman, Ageeth Scherphuis, Hedda van Gennep en nog een aantal notabele dames, een maand door China reisde om met vrouwen te spreken. Ik beschreef het als een halve revolutie. Ik was er zeer zorgvuldig in dat ik niets beweerde wat ik niet kon weten, en heb tot op vandaag geen reden om me voor het boek te schamen. Ook niet voor mijn kortstondige deelname aan een studiegroepje voor studenten dat gelieerd was aan het KEN ml, waar ik ook al spoedig weer uit was toen het uit ging met mijn vriendje, en ik me bovendien niet erg populair maakte vanwege mijn verkeerde klasseafkomst. Tot de echte KEN ben ik nooit toegelaten. Ik las daarna het Kapitaal nog eens met een clubje trotzkisten, en beschouw mijn kennismaking met het marxisme als een van mijn vormende ervaringen die ik niet had willen missen.

Hoewel ook het maoisme een paar lessen in zich had die ik nog graag gebruik. Zoals de uitdrukking ‘de lange mars door de instituties’ en ook de slogan ‘laat duizend bloemen bloeien’ vind ik mooi, al bakte Mao daar welbekend weinig van. Over de lange mars zei ik wat in Brabant, op het symposium over een beter homobeleid. Maakte het Brabants Dagblad meteen een kop van: Homo’s wacht nog altijd de lange mars van Mao. Mao als homoactivist, ik dacht het niet.

Nou ja, zo gaat dat.
Dit was de komkommer van vandaag.

Eén gedachte over “Evenknie en andere roddel

  1. In het verleden heb ik ook met maoïstische groepen te maken gehad en heb ik in acties met hen samengewerkt, maar ik ben daarvan nooit lid geweest. Hoewel ik ook geïnteresseerd was in de geschiedenis en ontwikkelingen in China -o.a. een boek over de Chinese gezondheidszorg, met name de succesvolle strijd tegen bilharzia, van een (als ik mij goed herinner) Britse arts (titel in het Nederlands: “Verjaag alle plagen!”) vond ik zeer inspirerend-, heb ik nooit met Mao gedweept, laat staan met Stalin (die toentertijd op de Tribune stond afgebeeld).
    Toen iemand van de KEN beweerde dat in China geen homoseksualiteit bestond -dat was immers een bourgeois-afwijking- kwam ik niet meer bij. (Ook andere revolutionair geïnspireerden beweerden dat trouwens, bv. over Cuba).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *