Commentaar op de I-P IQ Test

Therefore, in the spirit of Senator Daniel Moynihan of New York, who used to remind people that “Everyone is entitled to his own opinion, but not his own facts,” schrijft Joseph Rudolph, en daar heeft hij een punt.

Want het is niet alleen zo dat we allemaal vanuit onze eigen paradigma’s naar de werkelijkheid kijken, en die werkelijkheid dus verschillend interpreteren, maar in de paradigmastrijd rondom Israel en Palestina worden nogal wat feiten weggelaten. Vooral door de aanhangers van paradigma 1, de Israel apologeten, die nog steeds proberen hun vaste repertoire af te werken: Israel heeft de woestijn tot bloeien gebracht en de Palestijnen vluchtten uit zichzelf, enzovoorts. De historische feiten die dat vaste zionistische repertoire tegenspreken zijn al jaren bekend, maar nog steeds proberen de apologeten die onder het tapijt te vegen, te ontkennen, en de brengers van de onaangename boodschap uit te maken voor antisemiet of toch minstens netjes voor ‘eenzijdig’.

(Voor wie hier nieuw is en de term paradigmastrijd niets zegt: kijk hier.)

Ik zou de test niet zonder het en een ander op te zoeken makkelijk hebben kunnen beantwoorden, maar ben het geheel eens met de strekking. Rudolph probeert ons met een quiz als vorm een aantal feiten onder de ogen te brengen die haaks staan op wat de Israel-apologeten zeggen – die ontkennen dat er sprake is geweest van een grootscheepse en geplande etnische zuivering, dat het vluchtelingenprobleem dus zonder meer door de zionisten en later door Israel is veroorzaakt, en dat er zonder meer aantoonbaar sprake is van een apartheidssysteem – zoals ook Jimmy Carter zei.

In het dossier dat ik aan het aanleggen ben, en dat ik deze zomer probeer af te krijgen, wordt de context gegeven voor de losse feiten waarvan Joseph hoopt dat die mensen aan het denken zullen zetten.

De eerste drie citaten gaan er over dat de zionisten wel degelijk wisten dat Palestina bewoond was, dat er nauwelijks bewoonbaar ‘leeg’ land was voor de zionistische kolonisten om zich te vestigen, en dat de ’transfer’ gedachte, het eufemisme voor de etnische zuivering van de inheemse Palestijnse bevolking allang voor 1948 gemeengoed was in de zionistische gelederen – al waren er ook nog naieve en goedbedoelende zionisten die dachten dat ze wel samen met die Arabieren in één land konden leven, die ze dan ook nog even wat westerse beschaving bij konden brengen. In die nadagen van het kolonialisme was het nog heel gewoon om over de hoofden van de ‘inboorlingen’ hen te beslissen wat er met hen moest gebeuren.

De volgende vragen, over hoeveel joden er woonden, en hoeveel Arabieren, laten vooral zien dat er een jarenlange invasie aan Europese joden naar Palestina vooraf ging aan het ‘verdelingsplan’ van 1947 en het uitroepen van de staat Israel. Een vast programmapunt van de apologeten is dat de zionistische joden wel het verdelingsplan accepteerden, en de er wonende Arabieren niet. Maar de feiten laten zien dat het verdelingsplan de zionisten meer land gaf dan hen numeriek toekwam, als je er al van uit gaat dat de Europese joden die naar Palestina kwamen recht hadden op een eigen staat. Het maakt ook duidelijk dat het Israel is geweest die zich niet aan het verdelingsplan hield, door zich onmiddelijk een veel groter deel van het land toe te eigenen, en zich ook niet te houden aan de andere helft van het verdelingsplan: dat er een Palestijnse staat naast een joodse staat had moeten komen.

Het citaat van Ben Gurion, nr. 12, maakt ook duidelijk dat de zionisten het verdelingsplan zogenaamd aanvaarden, omdat het hen een goed uitgangspunt gaf om verder te gaan, maar dat er geen sprake van was dat ze genoegen zouden nemen met het hen aangeboden deel. Behalve dat, ik kom er nog op terug in het dossier, was het hen duidelijk dat er niet veel zou komen van een joods-etnische staat wanneer ze de Palestijnse bevolking in ‘hun’ deel zouden laten bestaan. Met het stichten van een joodse staat was de verdrijving van de Palestijnse bevolking dus een gegeven, en dat was al vanaf het eerste plan bekend.

De volgende vragen laten zien dat de oorlog van 1967 leidde tot verdere verovering van het land: nu werden ook de Westoever en de Gazastrook feitelijk ingelijfd, al bleef het lastig, want Israel wilde wel het land maar niet de inwoners, en de mogelijkheid om die alsnog over de grens te jagen zoals rondom 1948 was inmiddels niet meer mogelijk. Dus werd een strategie ingezet van een langzame maar zekere annexatie door middel van nederzettingen, later de muur, en van wat Jeff Halper de ‘matrix of control’ noemde. Rudolph laat met zijn vragen zien dat de uitbreiding van de nederzettingen ook tijdens de Oslo-jaren niet is gestopt, en dat ook toen Israel zich niet aan de verdragen hield. Wat ze heel goed wisten.

Dat is, in grote lijnen, de context van de feiten die Rudolph onder onze aandacht wil brengen. En die ik dus, uitgebreider en beter gedocumenteerd, zal aanbieden in het dossier, waarvan hier de inhoudsopgave en hier de inleiding.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *