De holocaust is voorbij (2)

(John Mearsheimer)

Ook in Nederland kun je het zelden over Palestijnen hebben zonder dat er iemand die Israel wil verdedigen de holocaust weer ter sprake brengt, zoals ik dat pas zelf weer eens een keer kon meemaken. (Hier)

Volgende maand komt Avraham Burg, de schrijver van The Holocaust is Over: We Must Rise from its Ashes naar Nederland. (Hier) Hierbij een bespreking van het boek door John Mearsheimer, een van de auteurs van De Israël Lobby. Ik heb het vertaald, de originele engelse versie hier)

De holocaust als middel om de bezetting te verdedigen
Door John Mearsheimer.

Voor Amerikaanse lezers is de grote verdienste van het belangrijke nieuwe boek van Avraham Burg vooral gelegen in het feit dat hij dingen zegt over Israel en het joodse volk die men bijna nooit hoort in de verhalen die opgang doen in de VS. Het is moeilijk te geloven hoe beperkt en bevooroordeeld de wijze is waarop de Amerikaanse media met Israel omgaan, om het nog maar niet te hebben over de wijze waarop onze politici het kritiekloos achter Israel aanlopen tot hoge kunst hebben verheven. De situatie is tijdens de presidentiele campagne zo beroerd geworden dat journalisten Jeffrey Goldberg en Shmuel Rosner – beide verstokte aanhangers van Israel – stukken schreven onder titels als “kunnen we nu eindelijk ophouden over Israel?”

Laten we hopen dat The holocaust is over door een breed publiek gelezen en bediscussieerd zal worden, want er worden een aantal punten in gemaakt die Amerikanen van alle politieke richtingen dringend moeten horen en overwegen, zeker diegenen die een diepe band met Israël hebben. Dat het Burg was die het boek schreef maakt ook veel uit. Hij kan niet makkelijk worden weggezet als een zelfhatende jood of als een gek, aangezien hij uit een vooraanstaande Israëlische familie komt, en vergaand betrokken is geweest in de Israëlische politiek voor het grootste deel van zijn volwassen leven. Bovendien is het duidelijk dat hij van Israël houdt.

Burg komt met veel intelligente opmerkingen in dit boek, maar ik wil me beperken tot zijn centrale stellingen. Zijn belangrijkste boodschap is dat Israël intern in grote problemen verkeert, en dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat het in de nabije toekomst heel erg verkeerd kan gaan. Hij benadrukt dat Israël erg is veranderd sinds 1948. Hij citeert daarover zijn moeder: “Dit land is niet het land dat wij wij hebben opgebouwd. Wij stichtten een ander land in 1948, ik weet niet waar dat is gebleven”. Het huidige Israël, schrijft hij, “lijkt angstwekkend veel op de landen waar wij nooit op wilden lijken”. Over de verschuiving naar rechts die door de tijd heen in Israël plaats heeft gevonden, maakt hij de shockerende observatie dat “joden en Israëli’s schurken zijn geworden”.

Burg stelt glashelder dat hij niet bezig is om het gedrag van Israel te vergelijken met wat er gebeurde in nazi Duitsland, maar hij ziet verontrustende overeenkomsten tussen Israel en “het Duitsland dat aan Hitler vooraf ging”. Dat roept de onvermijdelijke vraag op: is het mogelijk dat Israel uiteindelijk ook zal overgaan tot de moorddadige vervolging van de Palestijnen? Burg denkt dat dat mogelijk is. Hij schrijft: ” de notie dat het ons niet kan overkomen omdat onze geschiedenis als vervolgd volk ons immuun maakt voor haat en racisme is een gevaarlijke gedachte. Eén blik op de binnenkant van Israel maakt duidelijk dat het afglijden al is begonnen. Hij denkt zelfs dat een burgeroorlog binnen Israel tot de mogelijkheden behoort, en dat “wordt geen oorlog tussen leden van het joodse volk met verschillende opvattingen, maar een meedogenloze strijd tussen de goeden en de kwaden”.

Burg is zich er van bewust dat veel Amerikaanse joden zijn argumenten af zullen wijzen omdat ze zo haaks staan op het beeld van Israël dat zij in hun hoofd hebben. Dus herinnert hij zijn lezers er aan: “dat is waar ik vandaan kom. Mijn vrienden en familie wonen er nog steeds. Ik hoor wat ze zeggen, ik ken hun toekomstwensen, en voel de klop van hun hart. Ik weet waar ze naar op weg zijn”. En waar het heen gaat maakt hem buitengewoon bezorgd. Nog eens: hij vreest dat Israël uiteindelijk de weg volgt die Duitsland eens is gegaan, waarbij geleidelijk een proces plaatsvond dat de realiteitszin van mensen zo beïnvloedde dat het eindigde in waanzin. En toen werden we uitgeroeid. Dat geschiedde in het land van de dichters en de filosofen. “Daar was het mogelijk, en ook hier, in het land van de profeten is het mogelijk. Een staat overheerst door rabbijnen en generaals is geen slechte droom. Ik weet hoe moeilijk te vatten de vergelijking is, maar alsjeblieft, open je ogen, je oren, je hart”.

Veel Amerikaanse joden denken dat Israël in de problemen is vanwege het antisemitisme en omdat het omringd is door gevaarlijke vijanden die een directe bedreiging vormen van Israël bestaan. Israëli’s zelf zijn er dol op om steeds maar te herhalen dat “de hele wereld tegen ons is”. Hij wijst die verkeerde overtuigingen af: “Wij zijn tot de tanden toe gewapend, we zijn beter bewapend dan welke voorafgaande generatie in de joodse geschiedenis ooit. We hebben een geweldig leger (..), we zijn geobsedeerd met onze veiligheid, we kunnen terugvallen op het veiligheidsnet dat de VS ons bieden. Daarbij vergeleken is de mogelijke dreiging van antisemitisme niks, het is belachelijk om te denken dat dat iets uit kan halen tegenover de macht van het joodse volk nu”.

Voor Burg is het duidelijk dat de problemen van Israel door henzelf zijn opgeroepen. Wat de kern is van het probleem is de erfenis van de holocaust, die alom aanwezig is in het Israelische leven. “Er gaat geen dag voorbij zonder dat de holocaust wordt genoemd in de enige krant die ik lees, Ha’aretz”. Het klopt: alle kinderen leren op school dat ze allemaal “overlevenden van de Shoah” zijn. Met gevolg dat de Israeli’s – en met hen de meeste Amerikaanse joden – niet meer normaal kunnen kijken naar de wereld om hen heen. Ze denken dat iedereen op ze uit is, ze denken dat de Palestijnen nauwelijks verschillen van de nazi’s. En gegeven dit vertekende perspectief geloven de Israeli’s dat alles is geoorloofd om hun vijanden te bestrijden. De implicatie van Burgs redenering is, dat als er minder werd gehamerd op de holocaust, de Israeli’s beter in staat zouden zijn om hun denken over “de anderen’ aan te passen aan de realiteit, en het hen mogelijk zou maken om een overeenkomst met de Palestijnen te sluiten en daarmee een vreedzamer en fatsoenlijker leven te leiden.

Er zit zeker enige waarheid in dit defensieve psychologische betoog, maar Burg levert nog argumenten voor een andere interpretatie van de manier waarop de Holocaust het Israëlische leven beïnvloedt. In het bijzonder, laat hij zien, wordt Israël bijna verscheurd door een reeks van ernstige problemen, en de holocaust is het instrument om de eenheid van het joodse volk te bewaren, door het als afweerschild te gebruiken tegen kritiek. Hij neemt drie problemen waar: 1. de Israëli’s zijn onderling zwaar verdeeld: “de joodse wereld is altijd al gekenmerkt door een interne titanenstrijd”, 2. er bestaat een reëel gevaar dat een groot deel van de Israëlische bevolking emigreert naar Europa en Noord Amerika, en 3. de bezetting, die een corrumperende invloed heeft op de Israëlische samenleving, en een reden is voor aanhoudende kritiek van een groot deel van de buitenwereld. Om steeds maar weer op de holocaust te hameren, lijkt de slimste manier om deze problemen het hoofd te bieden. Hij citeert de Israëlische schrijver Boaz Evron, die zegt: “de Shoah is onze belangrijkste troef. Het is het enige dat ons joden nog bindt. Een het is het enige dat de Israëli’s er voor waarschuwt om maar niet te vertrekken. Dit is de enige manier waarop het nog lukt om de gojim, de niet-joden, het zwijgen op te leggen”. Behalve dat er natuurlijk nog een andere manier is die Israël en zijn verdedigers veelvuldig gebruiken, en dat is de beschuldiging van antisemitisme.

Om dit betoog nog een stap verder te brengen, Burg komt met aanwijzingen dat de belangrijkste reden dat Israël en zijn aanhang steeds maar weer de holocaust er bij halen vooral ligt in de bezetting, en de vreselijke dingen die Israël de Palestijnen aan heeft gedaan – en nog steeds doet. De Shoah is het wapen waarmee Israël en hun verdedigers in de Diaspora elke kritiek afweren – waarna Israël door kan gaan met het plegen van misdaden tegen de Palestijnen. Burg schrijft: “alles wordt vergeleken met de Shoah, en alles lijkt dus veel minder erg dan de Shoah, en is daarom toegestaan – of het nou muren, blokkades, opsluiting, of het onthouden van voedsel en water is, of niet verklaarde moord. Alles is toegestaan omdat wij de Shoah hebben meegemaakt, en hoe durven jullie ons te vertellen hoe we ons moeten gedragen”.

Het beste bewijs voor de stelling dat Israël obsessie jegens de holocaust verbonden is met de bezetting, geeft Burg in zijn beschrijving van de evolutie die het denken over de holocaust in Israël heeft doorgemaakt. Want de opvattingen daarover zijn in de loop van de tijd zeer veranderd. De leiders van de Yishuv (de eerste zionistische joodse gemeenschap, nog voor 1948, a.m.) deden heel weinig als reactie op de uitroeiing van de joden van Europa – in de tijd dat dat gebeurde. “Zij waren niet van plan om veel energie en emotie te verspillen die beter gebruikt kon worden voor de opbouw van de joodse staat”. Ook in de eerste tien jaar na 1948 hadden de Israëli’s nog weinig aandacht voor de holocaust en vertoonden verbazingwekkend weinig sympathie voor de overlevenden die na de oorlog naar Israël kwamen. Maar dat veranderde in de jaren zestig, om te beginnen met het Eichmann proces, en kwam pas goed op stoom nadat Israel de Westoever en de Gazastrook had veroverd. Hij gaat zelfs verder en merkt op dat het pas in de jaren negentig was – en vergeet niet dat de eerste intifada uitbarstte in 1987 – dat “het tijdperk van de mythologie van het begin van de staat veranderde in obsessieve tochten naar de plaats van het misdrijf”. Het patroon is helder: de holocaust werd het belangrijkste wapen dat de Israeli’s en hun apologeten gebruiken om te verhullen welke gruweldaden Israel pleegt tegenover de Palestijnen in de bezette gebieden.

Waarmee vooral gezegd is dat de beste manier om Israël nog te redden niet alleen is gelegen in nu eindelijk de holocaust achter ons te laten, maar om de bezetting te beëindigen. Daarmee neemt ook de noodzaak om dwangmatig over de holocaust te praten behoorlijk af, en Israël wordt dan een gezonder en veiliger land. Helaas is er nog geen enkel zicht op de beëindiging van de bezetting, en we kunnen er dus op rekenen in de komende jaren nog veel meer, en niet minder, over de holocaust te horen.

2 gedachten over “De holocaust is voorbij (2)

  1. In tegenstelling tot Avraham Burg ben ik van mening dat we niet hoeven wachten tot het ‘uiteindelijk’ zal komen tot de ‘moorddadige-vervolging-van-Palestijnen’ immers die vervolging is al jaren geleden in gang gezet. Hoe je het leven van de Palestijnen in het door de israëlisch bewaakte concentratiegebied anders zou moeten zien is me een raadsel…

    Uiteraad en zoals we gewend zijn hangen de uitspraken van de hieronder opgevoerde ambassadeur van israël in ons land van leugens aan elkaar maar dat laat onverlet dat alle bloed-aan-hun-handen-hebbende vertegenwoordigers van de Nederlandse regering aan zijn lippen hangen en het oude, valse maar kennlijk onverwoestbare lied gewillig met hem meejanken.

    Avraham Burg roept de mensheid op om ogen, oren en hart te openen maar da’s een boodschap die niet zal worden verstaan door dove CDA’ers, blinde CU fanaten en harteloze P.v.d.A. regeerders en hun trouwe adjudanten.

    Wanneer Maersheimer nog even de moeder van Burg citeert, die opmerkt dat het huidige israël niet het land is dat zij heeft meehelpen opbouwen, voel ik me geroepen hier een bekentenis af te leggen. In de jaren zestig van de vorige eeuw heb ik langere tijd doorgebracht in een kibboets in dat gestolen land omdat dit vanuit de christelijke optiek waarin ik ben opgevoed als een reuze positieve daad werd gezien en ik me als onnozel kind daarin gewillig mee liet voeren.

    Hedentendage is er niets waarvoor ik me zo schaam als uitgerekend dat feit en zou ik willen dat ik die verschrikkelijke episode uit mijn leven zou kunnen wissen…

  2. Paul Jan, Je woorden:

    In de jaren zestig van de vorige eeuw heb ik langere tijd doorgebracht in een kibboets in dat gestolen land omdat dit vanuit de christelijke optiek waarin ik ben opgevoed als een reuze positieve daad werd gezien en ik me als onnozel kind daarin gewillig mee liet voeren.

    Hedentendage is er niets waarvoor ik me zo schaam als uitgerekend dat feit en zou ik willen dat ik die verschrikkelijke episode uit mijn leven zou kunnen wissen…,

    die woorden komen me bekend voor. Zelf ben ik niet vrij geweest van deze gevoelens. Maar als ik denk aan alle mensen in de kiboets die zich zo enorm hard ingezet hebben om mee te helpen het leven van de Palestijnen draaglijk te maken, dan schaam ik me ook weer!

    Enkele Palestijnse gezinnen, vanuit de Gaza, werden liefdevol in de kiboets opgenomen en hebben daar jarenlang gewoond. En ondanks dat er een verbod was dat Palestijnen uit de West-Bank niet zonder toestemming in Israel mochten overnachten, trokken de kiboetsleden zich daar niets van aan en maakten een kamer voor hen in orde als dat nodig mocht blijken. Ook werden er speelgoed akties georganiseerd voor de Palestijnse kinderen, speelgoed dat we met karrevrachten naar bezet gebied brachten.
    Er zijn bosjes Israelisch die het net als jij en ik en nog zovele anderen, niet eens zijn met de huidige situatie en het graag anders zouden willen zien. Maar ja, de politiek he, daar zitten de velen met oogkleppen op! Daar zitten de mensen die wel de hele dag door sjaloom roepen maar niet doorhebben dat ze die sjaloom zelf in de weg staan en tegenhouden.
    Gerrie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *