Het verhaal van Hassan

Te gast: Ran HaCohen
Vertaling Anja Meulenbelt
Origineel hier.

Je kunt zeggen dat Hassan, een achtjarige jongen uit Gaza mazzel had. Dankzij het feit dat hij ernstig ziek was mocht hij van Israël in een ziekenhuis in Tel Aviv behandeld worden. Israël gaat er prat op zo genereus te zijn: na veertig jaar bezetting, die de ziekenhuizen van Gaza teruggeworpen hebben op het niveau van de derde wereld, vervolgd door jaren van belegering, waardoor het laatste beetje aan apparatuur en medicijnen in die ellendige ziekenhuizen er ook doorheen was, is Israël zo grootmoedig om een handjevol, meestal terminale patiënten de gelegenheid te geven om behandeling te krijgen, op voorwaarde dat de kosten geheel worden betaald door het Palestijns Gezag. Mooi, toch?

Aangezien elke Arabier een terrorist is tot het tegendeel is bewezen, staat Israël een ziek kind maar één persoon toe die hem of haar mag begeleiden, meestal een vrouw. Hassans moeder mocht mee. Maar er zijn geen Palestijnse voertuigen die Israël in mogen. Eenmaal door de grenspost Erez heen, hoe moesten een moeder en een ziek kind de 45 kilometer naar Tel Aviv afleggen? Openbaar vervoer is er niet. Taxi’s of ambulances onbetaalbaar.

De oplossing komt van een klein netwerkje aan vrijwilligers, Israëli’s die Palestijnse patiënten heen en weer brengen tussen de Israëlische ziekenhuizen en de grensposten van Gaza of de Westoever. Veel Israëli’s zien deze mensen als ‘arabierenvriendjes’ of erger. Dat was de manier waarop vrienden van mij Hassan en zijn moeder leerden kennen, ongeveer een jaar geleden. Hassan was gediagnosticeerd en werd geacht heen en weer te reizen voor dagbehandeling. Mijn vrienden pikten hem dan ’s ochtends vroeg bij Erez op, wachten buiten het ziekenhuis tot hij klaar was, en brachten hem dan weer terug. Daar waren ze een hele dag mee kwijt. Maar ze kregen er wel een paar vrienden bij. Uit Gaza: mensen.

Hassan werd zieker en zieker. Drie maanden geleden werd Hassan permanent opgenomen in het ziekenhuis in Tel Aviv, de ziekenhuizen in Gaza hadden hem niets anders meer te bieden dan pijnstillers. Zijn moeder bleef dag en nacht bij zijn bed: in de eerste plaats omdat Palestijnen kennelijk ook van hun kinderen houden, en ten tweede omdat ze niet weg had gekund, want haar identiteitsbewijs hield het ziekenhuis. Ze bleef maandenlang bij haar zieke zoon.

De artsen adviseerden beenmergtransplantatie voor. Hassans vier broers kregen toestemming om een dag naar Israël te komen, om te onderzoeken of ze geschikt waren als donor. Maar waar moesten zij dan ’s nachts blijven? Mijn vrienden boden hen een slaapplaats aan. Omdat ze beseften dat die tieners nog nooit iets hadden meegemaakt buiten de Gazastrook, namen ze hen mee uit in Tel Aviv. Na 24 uur moesten ze weer terug naar Gaza, geen van hen bleek geschikt als donor. De laatste hoop was Hassans getrouwde tante, maar haar man liet haar niet gaan. Toen hij eindelijk was overgehaald was het te laat, de oorlog brak uit.

Ongeveer tachtig procent van de inwoners van Gaza zijn vluchtelingen die in en na 1948 uit Israël zijn verdreven. Hassans familie hoort bij de kleine minderheid aan originele Gazaanse families. Ze bezitten een huis. Na de eerste dag van de oorlog lagen alle ruiten en deuren er uit, dankzij het bombardement. Hassans zusje was gewond, een diepe, gapende wond in haar been. Haar vader bracht haar naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, waar buiten rijen lijken lagen. In het ziekenhuis maakten ze grappen over dat sneetje en stuurden haar terug naar huis.

Een week later kropen de panische vader en Hassans vijf zusjes en broers bij elkaar in één kamer van het huis. De rest van het huis werd verwoest. Alweer een bombardement. De SMS die ze aan mijn vrienden stuurden klonk als een laatste afscheid, en niet alleen maar omdat er geen elektriciteit meer was om hun mobieltje op te laden

Ondertussen ging het met Hassan in Tel Aviv steeds slechter. Zijn moeder, die aan het sterfbed van haar zoon zat, volgde de rampen in Gaza via de telefoon, bang dat de Israëlische bombardementen dat fragiele beetje contact met haar bedreigde gezin ook nog onmogelijk zou maken. Haar favoriete arts moest het leger in. Zelf heb ik Hassan en zijn moeder nooit ontmoet, maar ik zag de wanhoop en de gruwelen weerspiegeld in de slapeloze ogen van mijn vriend.

In de tweede week van de oorlog overleed Hassan, hij was negen jaar geworden. Het duurde enige uren voordat er een ambulance geregeld kon worden om de moeder en haar dode zoon terug naar Gaza te brengen, hopend dat ze niet gebombardeerd zouden worden. Ze reden Gaza binnen vlak voor de drie uurs periode per dag voor ‘humanitaire doelen’ voorbij was. De ambulance weigerde om ze verder naar huis te brengen. Hassans moeder liet haar beetje bagage bij de grens achter, inclusief de dure medicijnen die ze voor haar broer had meegenomen, in Gaza niet meer te krijgen, mijn vrienden hadden er voor betaald – en ze legde de laatste kilometers naar haar huis te voet af, het lichaam van haar dode zoon in haar armen. Hassan werd nog diezelfde dag begraven.

Nu kon het gezin weer proberen om een ‘normaal’ leven te gaan leiden. Ook de laatste kamer van hun huis was ingestort, dus ze trokken in bij familie. Bij een volgend bombardement kwam een bevriend gezin om, een stel met twee kinderen. Een van Hassans ooms werd gewond, mijn vrienden wisten niet hoe ernstig.

Tien dagen later werd het staakt-het-vuren afgekondigd. Hassans gezin ging terug naar wat er nog over was van hun huis. Hun meeste bezittingen waren zwaar beschadigd, ook de ijskast, niet dat dat hinderde, want er was toch geen elektriciteit. Hassans moeder is fysiek en psychisch totaal op. Haar artsen adviseren haar om rust te nemen en stress te vermijden. Ja hoor.

Dit is een waar gebeurd verhaal, maar een bijzonder verhaal. Want zulke contacten tussen Israëli’s en Palestijnen komen vrijwel nooit meer voor. Israël doet er alles aan om zulke contacten te verhinderen, want dat staat het nationale project maar in de weg om de Palestijnen te dehumaniseren. We moeten ze wel dehumaniseren, want anders kunnen we ze niet het lesje leren dat ze nooit meer zullen vergeten (dat wat de deskundigen ‘afschrikkingsmacht’ noemen). En dat lesje dat ze nooit meer zullen vergeten moeten we ze wel leren om aan te tonen dat ze het nooit leren, zodat duidelijk is dat ze nog een lesje nodig hebben. Tenslotte moeten iemand de wapenindustrie draaiende houden, en Israël heeft al alle mogelijke manieren geprobeerd om vrede te bereiken, behalve het beëindigen van de bezetting natuurlijk.

Dus zo staan de zaken: een rouwend gezin in een kapotgebombardeerd huis in Gaza en een Israëlisch gezin in Tel Aviv die bijna familie zijn geworden door de ziekte en de dood van kleine Hassan. Ze bellen elkaar elke dag, en hopen dat ze elkaar weer kunnen ontmoeten. Zullen ze elkaar weer zien – binnenkort, of ooit? Het antwoord is nee. Niet zolang Israël een apartheidsregime voert. Israël staat het zijn burgers niet toe om Gaza binnen te gaan, onder geen enkele voorwaarde. En Gazanen mogen Israël niet in, tenzij ze het geluk hebben om stervende te zijn.

0700905hacohen-046.jpg

Over Ran Hacohen, hier.

Eén gedachte over “Het verhaal van Hassan

  1. Ja, waar dat heen moet met die dwarsliggerij van Israel??
    Vanmorgen een uitvoerig gesprek gehad met de directrice van ons kinderhuis in Jerusalem.
    Daar zijn, in overleg met het Shifa ziekenhuis in Gaza, 20 plaatsen gecreeerd voor de meest zwaar getroffen kinderen + familie.
    Alles bij de hand, Medisch team, prothesemakerij, fysiotherapeuten en het Makassad ziekenhuis aan de overkant van de straat.
    Wat de kosten ook mogen zijn : geen bezwaar!!
    Alles wordt betaalt door Diaconia (Zweden)
    Tot nu toe geen enkel resultaat, Israel wenst niet mee te werken.

    Gerrie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *