Zitaat op Zaterdag: onze beschaving

denkerklein-11-of-1.jpg

“Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht…’, aldus de naamgever van deze lezingencyclus. Wie of wat zijn de tirannen van vandaag? De hebzucht? Het georganiseerde wantrouwen in de vorm van bureaucratie en protocollen? De inertie of de wegkijkcultuur? De markt die alleen geldelijk gewin als drijfveer kent? De overheid die laks is en op veel terreinen nog in de ontkenningsfase verkeerd? U zegt het maar, maar laten we ervoor zorgen dat het licht van de beschaving niet dooft, niet dooft.

Sommigen zeggen: ‘Beschaving is weten plus geweten.’ Ik ben het met hen eens dat beschaving heel nadrukkelijk ook een morele component heeft. Voor mij zijn drie waarden belangrijker dan alle andere: naar mijn mening moet ten alle tijden de menselijke waardigheid worden gerespecteerd, de gelijkwaardigheid van mensen worden gegarandeerd, en, omdat de mensen ongelijk zijn, de solidariteit worden georganiseerd”

Jan Marijnissen

jm.jpg

Het citaat is afkomstig uit zijn Randwijk lezing, gehouden op 5 mei. Hier de gehele tekst.

(Bij ‘zitaat op zaterdag’ zal ik mijzelf niet mengen in de discussie, wel blijf ik op de gebruikelijke manier modereren: hou je aan het onderwerp, ga in op wat mensen al hebben gezegd, en er wordt niet op de persoon gespeeld.)

5 gedachten over “Zitaat op Zaterdag: onze beschaving

  1. Ik denk dat het toch op en of andere manier een hoogtepunt ergens van is wanneer een schoolverlater gevraagd wordt naar zijn mening over beschaving. Dat “ten alle tijden” zou richtinggevend kunnen werken wanneer we hieronder samen zouden willen ontdekken welkaardig deze climax zoud kunnen wezen.

  2. Een interessant en mooi betoog van Jan Marijnissen, waarin ik me praktisch geheel kan vinden.

    Het onderscheid dat hij, in navolging van I. Berlin, maakt tussen twee verschillende soorten “vrijheid” loopt ook parallel met het onderscheid tussen de klassieke grondrechten (“negatieve vrijheid”) en sociale grondrechten (“positieve vrijheid”).

    Het probleem van “waarden en normen” is natuurlijk, dat de aanvaarde hiërarchie van waarden -waaruit de meer concrete normen zijn afgeleid- voor uiteenlopende groepen mensen nogal kan verschillen. Het is dus inderdaad zaak die voortdurend ter discussie te stellen en te actualiseren, maar ook verschillende keuzen daarin te respecteren. Tenminste, zo lang nog de basale uitgangspunten van een rechtsstaat gehandhaafd blijven: de grondrechten en een democratische bestuursvorm. Als deze laatste ter discussie gaan staan, of zelfs geschonden worden, moet daartegen strijd worden gevoerd, ter handhaving van een minimum aan beschaving.

    Ik ben het verder volledig eens met Marijnissens pleidooi voor geschiedenisonderwijs, en de mogelijke rol die een nationaal historisch museum (wat dus zeker geen nationalistisch museum moet zijn!) daarbij kan spelen.
    Hij omschrijft het begrip “historisch besef” als “het besef dat je als individu een schakel bent in een keten van gebeurtenissen, en dat je een product bent van een ontwikkeling waaraan je geen deel hebt gehad.” Daaraan zou ik direct nog een ander, daarvan onlosmakelijk element willen toevoegen, dat “politiek besef” zou kunnen worden genoemd: het besef dat je als individu een schakel bent naar gebeurtenissen in de toekomst, en mede –actief of passief- bijdraagt aan toekomstige sociale verhoudingen. Wat Marijnissen verderop “actief, verantwoordelijk burgerschap” noemt, of diverse kringen van verantwoordelijkheden, duidt in dezelfde richting.
    Een film van Luis Buñuel (als ik mij niet vergis: “Le charme discret de la bourgeoisie”, 1972) eindigt met een menigte, die onder het roepen van “Vivan las cadenas!” (=”Leve de ketenen!”) inbreekt in de dierentuin, om zich in kooien te laten opsluiten. Heel raak! In de lijn van Marcuses, door Marijnissen genoemde opmerking: “Tevreden slaven zijn de ergste vijanden van de vrijheid.”

    “Wie of wat zijn de tirannen van vandaag?” vraagt Marijnissen zich tenslotte af. Wat mij betreft niet alleen de algemene begrippen die hij noemt (hebzucht, bureaucratie en protocollen, inertie, de wegkijkcultuur, de markt, de verkeerd opererende overheid). Maar ook concreet: de steeds grotere kapitaalsconcentraties, en degenen die daarbij belangen hebben en deze dienen. Het kapitalistische systeem, ook in de vorm waarin we het nu kennen, kan uiteindelijk de beschaving niet brengen.

    (P.S.: “ten alle tijden” is drie keer onjuist. Het moet zijn: te allen tijde).

  3. Solidariteit die van boven wordt opgelegd is een vorm van tirannie, waar ik niet voor zal zwichten.

  4. Je stelt het erg direct, Jim, maar dat opgelegde solidariteit een vorm van tirannie is, ben ik het wel met je eens. Als je uitgaat van het darwinistische idee, dan moet je, om de ‘zwakkeren’ te beschermen, de solidariteit wel van overheidswege organiseren. (En noem je dat beschaving.)
    Als de wetgever het darwinistische denken durft te verlaten kan zij wetten maken, waardoor het recht van de sterkste niet het leidende principe is in het economische leven en mensen de mogelijkheid hebben de solidariteit zelf te organiseren. De fairtrade-organisatie en de groente- en fruitpaketten in de natuurvoedingswinkels laten zien dat dat mogelijk is.
    Jan Marijnissen begint zijn lezing met de idealen van de Franse revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap. In de laatste geciteerde alinea heeft hij ze uitgewerkt tot gerespecteerde menselijke waardigheid, gegarandeerde gelijkwaardigheid en georganiseerde solidariteit. Jan durft de vrijheid niet aan en maakt moraliteit tot een groepsgebeuren in plaats van een individuele. Kant en Hegel maakten onderscheid tussen “Vernunft” en verstand. “Vernunft” kun je onder andere vertalen als ‘gezond verstand’, daar waar het menselijke Ik door toetsing aan het hart, morele overwegingen maakt. Met het “Vernunft” onderscheidt de mens zich van het dier. Het darwinisme en marxisme hebben het ‘gezonde verstand’ afgeschaft.
    En what about Hitler? Door het angstvallig kanaliseren van ‘gezond verstand’ ontstaat er letterlijk ruimte voor het demonische.

    En Olaf: het is ‘Van Randwijklezing’ 😉

    Groet,

  5. @ Bert Erends (4):

    Nou, ik reageer ook weer niet op elke spellings-, grammaticale of typfout, hoor. Die maak ik zelf natuurlijk soms ook, en het zou ook strontvervelend zijn. De door mij in nr. 2 genoemde uitdrukking trof mij alleen, omdat het om drie woorden achtereen ging.
    Enneh… schrijf je de volgende keer wel Olav? 🙂

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *