Gemengde scholen en burgerschap

Gemengde scholen voeden burgerschap, is de conclusie van een onderzoek van het Kohnstamminstituut. Weliswaar doen de kinderen het in het algemeen iets minder goed op taal en rekenen dan de kinderen van ‘witte’ scholen, maar daarentegen doen ze het beter op zaken die te maken hebben met goed burgerschap en ook zijn gemengde scholen beter voor de integratie.

Die conclusies worden getrokken na onderzoek onder 38.000 kinderen op 550 basisscholen. Dat is wat anders dan de onderwijssocioloog Jaap Dronkers beweerde, die veel aandacht trok met de bewering dat gemengde scholen niet bevorderlijk zijn voor de onderwijsprestaties (hier) Dronkers had daartoe geen onderzoek gedaan in Nederland, maar gebaseerd op onderzoek in vijftien westerse landen waar Nederland niet bij zat, bovendien waren dat leerlingen van vijftien jaar. Toch beweerde Dronkers dat die resultaten ook wel zouden gelden voor Nederlandse basisschoolkinderen. Nou, dat doen ze dus niet.

Ik had het vroeger al eens aan de stok met Dronkers, toen hij beweerde dat echtscheiding slecht was voor kinderen. Waar hij dat op baseerde: kinderen van gescheiden ouders doen het gemiddeld slechter op school. Nou, dat kinderen uit een harmonieus gezin, met ouders die aandacht voor ze hebben en een goed team vormen kinderen meer kansen geven, dat konden we zonder onderzoek ook wel bedenken. Maar mijn vraag was: die kinderen van gescheiden ouders, hebben die nou last van die echtscheiding, of hebben ze last van ruziemakende ouders – ruzies die bovendien na de echtscheiding vaak worden voortgezet? Met andere woorden, is echtscheiding voor ouders die permanent met elkaar in de clinch liggen vanuit de kinderen bekeken het probleem of juist de oplossing, en zou dat misschien ook nog bij het een of het andere gezin kunnen verschillen?

De enige manier om te weten te komen of het de echtscheiding is die slecht is voor kinderen is als we weten of diezelfde kinderen beter af zouden zijn geweest wanneer diezelfde ouders bij elkaar waren gebleven in plaats van uit elkaar te gaan.
Maar dat kun je niet onderzoeken zei Dronkers bozig.
Exact, zei ik. Dus kun je die simplistische conclusie ook niet trekken.

En wederom kwam Dronkers met een stelling die hij niet voldoende had onderzocht en niet hard kon maken. Over het algemeen doen we in Nederland ons best om de kinderen niet op puur allochtone of puur autochtone scholen te krijgen, onder andere omdat de school een belangrijke omgeving is voor kinderen om te leren met elkaar om te gaan. Ondertussen heeft de huidige regering die al helemaal niet meer is geinteresseerd in integratie en emancipatie van migrantenkinderen al besloten dat er geen energie meer gestoken wordt in gemengde scholen. Het enige criterium is de kwaliteit van het onderwijs, of die nu wit, zwart of gemengd zijn. Ik neem aan dat met die kwaliteit alleen de cijfers voor taal en rekenen worden bedoeld, en niet dat een school ook een omgeving is waar kinderen hun eerste ervaringen opdoen met burgerschap.

Dit is de conclusie van het onderzoek: leerlingen op gemengde scholen zijn vaardiger in het oplossen van ruzies, en tonen meer interesse in verschillende soorten geloof. In Trouw (10 juni 11), die het onderzoek terecht de voorpagina waard vond, wordt verteld over een Brabantse school – Saltoschool de Opbouw – waar alles door elkaar zit: blond en donker, hoog en laagopgeleide ouders. Daar heeft de leiding besloten om die diversiteit als uitgangspunt te nemen, en bewust aandacht te geven en tijd te besteden aan lessen die gericht zijn op het omgaan met ‘anders’ zijn, luisteren, praten, conflicten oplossen, zelf oplossingen vinden voor ruzies. In de bovenbouw leren de kinderen ‘mediatie’, ze bemiddelen zelf bij elkaars conflicten. En het werkt.

Daar zal deze regering niet veel belangstelling voor hebben: VVD en PVV hebben er helemaal geen belang bij dat kinderen op tijd leren om met diversiteit om te gaan, de gehele achterban bestaat uit lui die dat nooit geleerd hebben en dat ook niet willen leren. Met deze asociaalste regering ever zal het ook met het onderwijs niet beter gaan.

8 gedachten over “Gemengde scholen en burgerschap

  1. Volgens mij is dit eerder een ideologische dan een wetenschappelijke discussie. Zolang we niet eerst vaststellen wat we verwachten van ons onderwijs blijft het een discussie tussen doofstommen. Burgerschap is mooi, maar als dat ten koste gaat van cognitieve vaardigheden, kies ik toch eerder voor dat laatste in onze sterk competitieve omgeving. Ik kan zelf met grote regelmaat vaststellen dat het met ons onderwijsniveau (en dan bedoel ik inderdaad reken- en taalvaardigheid) niet erg best gesteld is. Dat verhaal van die gemende scholen is al vrij oud, maar praktisch lastig uitvoerbaar. Sommige wijken in de grote steden zijn vrijwel volledig zwart, sommige wit, en daarnaast is er een scheve verdeling in onderwijsniveau’s, die voornamelijk gerelateerd is aan het opleidingsniveau van de ouders. Hoe graag je ook zou willen mengen, er is teveel van het een (zwart en laagopgeleid) en te weinig van het ander (wit en hoogopgeleid). Of je zou kinderen uit omliggende gemeenten naar de stad moeten sturen. Die kinderen en hun ouders voelen daar om begrijpelijke redenen weinig voor. Je kind wil ook in een vertrouwde omgeving naar school gaan. Voor de duidelijkheid: mijn eigen kinderen gaan naar zo’n gemengde school, maar op het niveau van VWO na de brugklas is de menging beperkt. Terwijl de VMBO’s een sterke allochtone oververtegenwoordiging kennen. Beide fenomenen zijn een weerspiegeling van de demografische verhoudingen. Niet zo heel veel aan te doen. Scholen in Wassenaar en Laren zijn om dezelfde reden vrijwel volledig wit. Ik denk dat we ons beter op goed (passend) onderwijs voor alle kinderen kunnen concentreren dan op de menging op zich. Alhoewel mij natuurlijk niet ontgaan is hoe goed het is voor kinderen om in een gemixte omgeving op te groeien, lijkt me niet dat scholen daar per se een taak in hebben.

  2. Het is vooral een oude discussie, alleen hebben we nu nieuwe informatie.
    Ik verschil grondig van mening met jou over het punt dat scholen geen taak zouden hebben in het leren van burgerschap. Hoe dan ook leren ze op school sociale verhoudingen. Ze kunnen er ook leren om vooral in de competitie te schieten, ze kunnen er ook leren om naar boven te likken en naar beneden te trappen. Ze kunnen ook leren om zich niets van anderen aan te trekken. Kortom mijn stelling: de school is hoe dan ook een leeromgeving waar kinderen altijd meer leren dan taal en rekenen. De vraag is wat we willen dat ze leren en niet of.

  3. @2 Anja: ik vind dan de connectie met een speciaal soort burgerschap, gerelateerd aan de multiculturele samenleving, een curieuze. De gedragsregels die jij noemt werden toch grosso modo ook al gepropageerd en vanzelfsprekend toen er nog helemaal geen sprake was van mengingsproblemen ? Je netjes en sociaal gedragen leerden we vroeger toch ook al ? Dat zijn gewoon de “huisregels”. Alles wat daarbovenuit komt lijkt me vooral een taak voor de ouders als primaire opvoeders.
    Het is ook een prioriteitenprobleem: als scholen al zo zwaar belast zijn met taken die niks met onderwijs te maken hebben, gaan de hard-core vaardigheden erbij inschieten zo blijkt. Dan krijg je later werknemers die sociaal vaardig zijn, maar op vakkennis en kunde niet mee kunnen komen. Tenzij natuurlijk de scholen zodanig toegerust worden, dat ze aan al die eisen tegelijk kunnen voldoen, maar dat lijkt me een mooi, maar onbereikbaar ideaal.

  4. Ik herhaal nog even wat ik al gezegd heb: hoe dan ook leren kinderen op school over sociale verhoudingen, of je wilt of niet. De vraag is dus wat voor soort sociale verhoudingen, en wat mij betreft is dat net zo goed core business als taal en rekenen. Het is ook niet zo’n absolute voor en tegenkeuze die jij er nu van lijkt te maken. De scholen waar het onderzoek over gingen doen het niet slecht op taal en rekenen, het verschil is klein. Ik neem aan dat jij kinderen niet op wilt zien groeien als egocentrische asociale etterbakken met geweldige cijfers. Het is dus zoals meestal een kwestie van balans.

  5. Cognitieve kennis en sociale vaardigheden zijn even belangrijk. De ironie is dat top criminelen deze in het algemeen even makkelijk kunnen hanteren, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze beschaafd in het leven staan. Het gaat daarom inderdaad ook om inlevingsvermogen en inzicht in sociale verhoudingen. Maar wat als de thuissituatie van een leerling totaal verziekt is? Of als een kind simpelweg in een liefdeloos gezin opgroeit? Een gradatie verschil, maar het laatste voorbeeld kan even funest zijn voor de sociaalemotioneele ontwikkeling van een kind. En dan heb ik het nog niet eens over de aangeboren eigenschappen van een kind. Als je dan nog eens de complexe samenleving- met alle negatieve invloeden van dien- verdisconteert in je analyse, dan moet je wel tot de conclusie komen dat de school meer moet zijn dan alleen een leerinstituut voor de belangrijkste cognitieve vaardigheden. Mijn vrouw doet schoolmaatschappelijk werk en ik hoor dus wel eens wat verhalen. Docenten missen niet zelden zelf de nodige sociale vaardigheden/inzichten om met deze problematiek om te gaan. Helaas wordt op jeugdzorg enorm bezuinigd. Mijn vrouw moet zelfs oppassen om niet overspannen te geraken. Ze is namelijk verdomd goed en werkt zich compleet in de rondte omdat er zoveel vraag naar haar is. En dan heb ik het nog niet een over de hufterige wijze waarop het management met het personeel omgaat om de bezuinigingen er door te douwen. Zoals ik het zie is het dus een kwestie van prioriteiten stellen. Of je breidt het curriculum uit met extra levensbeschouwelijke vakken en investeert in de kwaliteit van het onderwijs en additioneel in het schoolmaatschappelijk werk, of je houd je voor de domme en accepteert de gevolgen van dit domme beleid van de overheid. Ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat dit beleid uiteindelijk de maatschappij uiteindelijk veel meer kost…

  6. Voor de anderen, die hier hun bericht niet zien verschijnen: het is niet echt nodig om nog eens te komen vertellen dat je als blanke ouder je kinderen niet op een allochtone school wilt doen. Behalve dat we dat al weten is dat niet het onderwerp.

  7. @3
    ik vind dan de connectie met een speciaal soort burgerschap, gerelateerd aan de multiculturele samenleving, een curieuze.

    Er bestaat helemaal geen “speciaal soort burgerschap gerelateerd aan de multiculturele samenleving”. Dat zou inhouden dat er op scholen speciale lessen zouden (moeten) zijn waarin witte kinderen leren omgaan met zwarte en vice versa, om het maar eens kort door de bocht te zeggen. Ik kan me daar niets bij voorstellen. Kinderen, vandaag doen we een rollenspel waarin Sophie leert omgaan met de specifieke eigenschappen van Abdullah? En het huiswerk voor Fatima voor morgen is dat ze zich grondig gaat verdiepen in het milieu van Stijn?

    Vele ouders blijven hangen in een vorm van exclusief denken. Waar het om gaat is om inclusief te denken. Sophie, Ab, Faatje en Stijn zijn vier doodgewone Nederlandse kinderen die je als docent alle vier een beetje begrip voor de algemene waarden van goed burgerschap probeert bij te brengen. Niet meer en niet minder. Als ze bij elkaar op school zitten spelen ze met elkaar, sluiten ze vriendschappen, werken ze in groepen met elkaar samen en ontstaat vanzelf dat ze dagelijks een besef van gelijkwaardigheid ervaren. Op niet gemengde scholen gebeurt dat dus niet. Zo simpel is het.

    Mijn 33 jaar ervaring als docent is dat de kinderen zelf van nature inclusief denken. Het zijn de ouders die daar moeite mee hebben. En dan mag Sophie na school van mama nog steeds niet bij Faatje gaan spelen en andersom. Maar Stijn zit gelukkig wel op dezelfde voetbalclub als Ab, want daar denken ze allang niet meer in zwart of wit.

    Op dit moment wordt de kinderserie ‘Dunya en Desie’ herhaald op tv. Net als ‘Polleke’ knap gemaakte voorbeelden van inclusief denken. Vertrekken vanuit het gemeenschappelijke en gelijkwaardigheid en niet weglopen voor de verschillen die je dan tegenkomt. Verplicht kijkvoer voor alle ouders, wat mij betreft.

  8. Anja schrijft: “Daar heeft de leiding besloten om die diversiteit als uitgangspunt te nemen, en bewust aandacht te geven en tijd te besteden aan lessen die gericht zijn op het omgaan met ‘anders’ zijn, luisteren, praten, conflicten oplossen, zelf oplossingen vinden voor ruzies. In de bovenbouw leren de kinderen ‘mediatie’, ze bemiddelen zelf bij elkaars conflicten. En het werkt.

    Ik ben even een kijkje gaan nemen bij Salto-school De Opbouw. De vreedzame school noemen ze het daar.

    Het is een goede illustratie van inclusief denken. De waarden die in de manier van lesgeven bewust worden aangeboden gaan uit van het gemeenschappelijke en van gelijkwaardigheid. De problemen die kunnen opduiken waar kinderen samenwerken worden niet exclusief toegeschreven aan het ‘anders’ zijn van allochtone kinderen, maar kunnen voor alle kinderen gelden. En er wordt daarbij niet weggelopen voor het ‘anders zijn’; een autochtoon kind is voor een kind met een allochtone achtergrond net zo anders als andersom.

    onderbouw: 6. Anders en toch samen
    Kinderen ontdekken dat je in een groep best een beetje anders mag zijn. We zijn allemaal verschillend, maar kunnen allemaal wel wat. Samen zijn is leuk , maar om het fijn te houden worden er wel samen afspraken gemaakt.
    Kinderen leren elkaar beter kennen door te praten en te werken over hun familie.

    bovenbouw: 6. Anders en toch samen
    Conflicten komen vaak voort uit een vooroordeel ten aanzien van verschillen tussen mensen. Leerlingen leren bij dit onderwerp om samen te werken en het waarderen van elkaars verschillen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *