De media en kleur bekennen

Dit is een van de twee stukken die ik schreef voor het allerlaatste nummer van de Nieuwe Linie, hier.

Kleur bekennen
Anja Meulenbelt

Toen ik Israël en de Palestijnen ging ‘doen’ sneuvelde mijn geloof in de mogelijkheid van onpartijdig nieuws’, schreef Joris Luyendijk in zijn boek dat een bestseller werd: ‘Het zijn net mensen’. Hij deed zijn best om beide partijen gelijkelijk aan het woord te laten en zelf neutraal te blijven zoals hij dacht dat het hoorde voor een journalist.

Tot hij in Oost-Jeruzalem ging wonen. Midden in de bezetting. En die bezetting viel niet langer te ontkennen. Bezetting, schreef hij, komt neer op terreur, alleen dan permanent, en niet door terroristen maar door soldaten en de geheime dienst. Ieder moment kan de Israëlische ‘veiligheidsdienst’ je huis binnenvallen, jou of een familielid meenemen, je martelen of jaren opsluiten zonder proces. Maar hoe vertelde je dat aan de lezers van je krant? Bezetting is nooit nieuws, alleen een aanslag is nieuws.

Het is dus niet te doen, in zo’n situatie de schijn ophouden van onpartijdigheid, want met elk gekozen woord, en met elk feit dat je beschrijft laat je zien waar je staat. Onpartijdig nieuws bestaat niet. Toch staat er op de achterflap van zijn boek dat Luyendijk het Gouden Pennetje won, omdat hij schrijft met de ‘onbevangenheid van iemand die geen kant heeft gekozen in een uitzichtloos conflict’. Dat pennetje was terecht, de complimenten niet: wat valt er te prijzen aan gecultiveerde onnozelheid? Hoelang moet een journalist de feiten onder ogen zien voordat hij of zij ook eens conclusies mag trekken?

Ik ben geen journalist, dat heeft het voordeel dat ik gewoon mag zeggen wat ik vind. Ik ontken allang niet meer dat ik partijdig ben. Ik kies partij voor mensenrechten en internationaal recht, dus tegen bezetting, opsluiting zonder proces, onteigening, en rechten toegekend op grond van etnisch-religieuze afkomst en nog zo wat zaken. Dus word ik ingedeeld aan de Palestijnse kant, hoewel ik durf te beweren tot de beste vrienden van Israël te horen. Op dezelfde manier als we nu erkennen dat de vrienden van Zuid-Afrika niet degenen zijn die destijds de apartheid verdedigden, maar de mensen die ageerden tegen een onrechtvaardig systeem. Met mijn openlijke partijdigheid betaal ik wel een prijs, want ik hoef niet te verwachten op grond van mijn ervaring en kennis – twintig jaar kind aan huis in de Gazastrook – als deskundige ingehuurd te worden door de Nederlandse media. Een opiniestuk af en toe, dat gaat nog net, al moet dat steevast vergezeld worden van een tegenstuk door iemand die Israël verdedigt. En word ik gevraagd voor Pauw & Witteman vanwege een nieuwe aanval op Gaza, dan zit wel Leon de Winter twee dagen later in de uitzending. Vanwege het evenwicht. Vanwege de karrevracht aan reacties waarin de redactie wordt beschuldigd een ‘vijand van Israël’ aan het woord te laten zonder tegenstem.

Palestina/Israël is in Nederland een zwaar beladen onderwerp. Werkelijke discussie is nauwelijks mogelijk, aangezien binnen seconden aan de woordkeuze duidelijk is in welk kamp de deelnemers zich bevinden. Ik heb het op mijn weblog vaak over de drie paradigma’s die mensen hanteren als ze een mening formuleren over Palestina/Israël: of ze gaan uit van Israël als veilige haven voor de joden te midden van vijandige Arabieren (paradigma 1), of ze gaan uit van Israël als bezettende mogendheid die de Palestijnen onder de voet loopt (paradigma 3), of ze proberen ‘neutraal’ te blijven volgens de aloude slogan ‘waar er twee vechten hebben er twee schuld’ (paradigma 2).(Waarover meer hier)

Uit het feit dat ik dit rijtje keuzes heb geformuleerd is al te zien waar ik sta. Want de Israëlverdedigers zullen nooit toegeven dat er een ander verhaal mogelijk is. Israël wordt bedreigd en mag zich verdedigen. De Palestijnen dus kennelijk niet.

De moeilijkheid met journalisten – en hun redacties – is dat zij meestal bijna beroepsmatig blijven steken in paradigma 2. Alsof objectiviteit, de plicht die je hebt om feiten te checken, te erkennen dat er meer kanten aan de zaak kunnen zijn, in strijd zijn met het hebben van een mening. Niemand heeft geen mening. Ook Luyendijk had op een gegeven ogenblik een mening: hij kon het niet meer aanzien dat Palestijnen met pasjes in hun handen in de rij stonden bij de checkpoints.

Wint de journalistiek wanneer verslaggevers neutraliteit veinzen? Zijn objectiviteit – feiten checken – en partijdigheid – conclusies trekken uit die feiten – wel zo tegenstrijdig dat de een het af moet leggen tegen de ander? Hoe zou het zijn, om met Rob Wijnberg te spreken, als het niet alleen voldoende was twee kanten te laten zien, maar een journalist ook de plicht of de vrijheid had om uit te zoeken welke van de kanten het meest geloofwaardig zou zijn en waarom? Dit is mijn stelling: dat de journalistiek zou winnen bij heldere, onderbouwde subjectiviteit, in plaats van geveinsde objectiviteit waarbij een journalist moet doen of zijn naam Haas is en hij ook niet weet dat de ene partij bestaat uit een bezettende mogendheid en de andere uit een bevolking die werd onteigend, tot vluchtelingen gemaakt, levend in de diaspora en onder bezetting.

Er waren tijden waarin redacties niet zo bang waren als ze nu zijn. Tijden waarin dagbladen en weekbladen een kleur hadden waar ze voor uitkwamen, zodat je wist waar je aan begon als lezer. Tijden waarin je nog kon rekenen op context, achtergrond. Maar wie, zoals ik, de berichtgeving over Palestina/Israël als toetssteen hanteert heeft weinig aan de mainstream-media in het Nederland van nu. Niet als lezer en ook niet als schrijver. Alleen in de afdeling documentaires zul je op de tv nog iets kunnen vinden waar je wat aan hebt.

Het kan wel. Een krant als The Guardian, die voldoet aan journalistieke kwaliteitseisen, handhaaft zich met behoud van een progressieve kleur. En stuurt zelf verslaggevers op onderzoek uit als de berichtgeving door de Israëlische persbureaus weer eens zeer te wensen overlaat. Zo hebben we na de oorlog tegen Gaza in 2008/9, (1400 doden aan de Palestijnse kant, 13 aan de Israëlische), video’s gezien door The Guardian geproduceerd die iets van de gruwelijkheid van die aanval toonden, een aanval op een bevolking die niet eens kon vluchten. Kom daar in Nederland maar eens om.

En dus zoek ik als zovele mensen die werkelijk bij willen blijven, als lezer en als schrijver, mijn heil op het internet. Ben uit arren moede zelf een weblog begonnen, schrijf op Facebook. Weet precies bij welke websites ik moet zijn om eerder op de hoogte te zijn dan onze vaderlandse journalisten. Ik heb geen idee hoe De Nieuwe Linie zich zou hebben ontwikkeld, als dat weekblad had kunnen blijven. Maar bang om partijdig te zijn en kleur te bekennen waren ze destijds in ieder geval niet.