Het langste lied, het hoogste woord


(Alex van Ligten)

Mijn kerk, de Amsterdamse Studenten Ekklesia. Deze keer Alex van Ligten, over de langste psalm, psalm 119. Over de Thora, de gouden leefregels van de mensenrechten. ‘Leer mij wat gedaan moet worden’. In de psalm is sprake van afspraken die we maakten, opdrachten die we meekregen. Welke afspraken?

Niet die van een kind dat als het ongehoorzaam is van de ouders te horen krijgt: ‘wat hadden we nou afgesproken?’ Nou, niks, denkt een kind met enig gevoel voor rechtvaardigheid. Maar anders is de verhouding die we hebben met God. We zijn als vrije mensen geschapen. Die afspraken zijn gebaseerd op onze eigen keuzen. En ‘zondigen’, dat is het af laten weten, ons niet aan de afspraken houden die we uit vrije wil hebben gemaakt.

Dat is nog niet zo eenvoudig, in deze wereld. Een wereld vol ‘ploerten en schenders’, die ons het hopeloze gevoel kan geven dat het zinloos is je in te zetten. Zij zijn sterker, zij winnen. Steeds opnieuw.

Alex van Ligten vertelt hoe hij de nieuwsberichten bekijkt, en daar heb je ze, ploert en schender, beiden met een staatssecretariaat bekleed.

De een schendt elk nieuw plan, en bij iedere wijziging van haar plannen, met een stralend bedoelde glimlach de rechten van weerloze uitkeringen- en bijstandstrekkers. Ze drukt met nogal monomane maatregelen mensen de armoede in. Ze blijft, net als haar medeschenders, voortdurend de fabel verkondigen dat er werk genoeg is voor iedereen, als je maar wilt (..) En de ploert stelt zich namens ons allen ploerterig op tegenover een andere groep die zich niet kan weren: de vreemdelingen.

Ik zal die middag de ploert zelf weer aan het woord zien, in De Rode Hoed.

Om moedeloos van te worden, en de rest van het nieuws is ook al niet beter. ‘Denk ik werkelijk dat het nog wat kan worden?’ vraagt Van Ligten zich af.

Mijn ogen zien het allemaal, het onrecht, de dilemma’s, het cynisme, de onverschilligheid, dagelijks. Mijn oren horen de geschiedenis zich herhalen, mijn hoofd denkt: het is zo gemakkelijk als je alles van je af laat glijden, schok je er maar in. Doe niet zo moeilijk.

Maar wat stond er ook weer in die psalm? Daar klinkt een roepstem uit op, die ons in de kladden grijpt, die ons iets zegt waar we niet onderuit kunnen: een vraag, een opdracht, een aanbod. ‘Je vangt iets op dat je richting bepaalt, je stellingname, de keuzes die gemaakt moeten worden. En nog. En weer. En steeds. Totdat het komen zal, dat wat komt’.

We hebben een afspraak gemaakt, en die vernieuwen we elke keer opnieuw, bij brood en wijn beloven we dat we dat we elk klein vertoon van menselijke goedheid op zullen vatten als een bewijs dat er een betere wereld mogelijk is. We mogen het niet af laten weten. We hebben wat afgesproken, we komen daar niet meer onderuit. ‘De afspraken die wij maakten zijn mijn vreugde en rijkdom. Uw opdrachten overdenken zal ik, uw paden betrachten.’

Om de vernieuwing van die afspraak ben ik elke keer opnieuw in de Ekklesia, want ik moet het elke keer weer in andere woorden horen, en zingen.

Ik ben tot uw dienst, doe mij leven,
doe mij betrachten uw woord.

Maak mijn ogen helder dat ik zien mag
het wonder van uw Thora.

Een vreemdeling ben ik op aarde
verzwijg mij uw woorden niet.

(De volledige tekst van de toespraak van Alex van Ligten staat binnenkort te lezen in het prekenarchief van de Amsterdamse Studentenekklesia, hier.)