De paradigmastrijd (7)

Stap 4: voorbij het gelijk

In deze aflevering van de miniserie over de paradigmastrijd wil ik het hebben over stap 4. In mijn ervaring: de moeilijkste. Die gaat er over dat we aan de ene kant bestaande onrechtvaardigheid en ongelijkheid erkennen, maar aan de andere kant proberen daar over heen te kijken, richting verzoening. Wat ik probeer te laten zien is dat dat niet hetzelfde is als het veel gemakkelijker paradigma 2. Uiteindelijk gaat het dus om verzoening. Dat gaat niet zomaar op de toon van, ach, vergeten en vergeven. Voor werkelijke verzoening zijn een aantal stappen nodig:
Dat het onrecht is opgehouden
Dat het onrecht wordt erkend
Dat de partij aan de ‘daderkant’ oprecht probeert iets goed te maken
En dat er dan aan de ‘slachtofferkant’ ook ruimte is om fouten toe te geven.

In het Israël/Palestina conflict lijkt verzoening verder weg dan ooit. Het onrecht gaat maar door. Er is nog in de verte geen sprake van dat er zelfs maar een begin wordt gemaakt dat het onrecht wordt erkend, laat staan dat er pogingen zijn om iets goed te maken. De situatie is zo somber stemmend dat veel mensen denken dat het niet mogelijk is. Vreemd genoeg zijn het de Palestijnen zelf, vrienden van me, die me er steeds bewust van maken dat er eens een fase moet komen voorbij de strijd. Palestijnen die weigeren om er van uit te gaan dat de vijandschap voor eeuwig is.

Bestaat verzoening, na zoveel ellende? Kijk naar de verhouding tussen Duitsland en Nederland. Hadden we tussen 1940 en 1945 kunnen denken dat het ooit nog goed kon komen? Het kwam goed, ook al lopen er nog steeds mensen rond met gevoelens over de Duitsers die toch weer even boven komen wanneer er op Zandvoort een Duits gezin een fort voor zichzelf heeft gebouwd. Het is zelfs goed gekomen tussen Duitsland en Israël, eens ondenkbaar. Hoe dat kon? In de eerste plaats omdat Duitsland evident verloor. Toen omdat er vanuit Duitsland een werkelijke poging gedaan werd tot Wiedergutmachung, in de vorm van een substantiële financiële bijdrage bij de opbouw van Israël. Maar op psychologisch vlak was het vooral Willy Brandt die een grote bijdrage heeft geleverd. Die viel tijdens een staatsbezoek aan Israël, in de indrukwekkende gedenkplaats Yad Vashem op zijn knieën en vroeg de joden om vergiffenis om wat zijn volk hen had aangedaan. Er werd geen enkele dode mee tot leven gewekt. En toch gaf dat de emotionele ruimte om met de vijand van vroeger door te kunnen gaan en opnieuw te beginnen.

Kijk naar Zuid Afrika, dat zo worstelt met zijn verleden, en zo hard moet werken om het tussen zwarten en blanken weer goed te krijgen. De Waarheidscommissie heeft daarbij pionierswerk verricht. Niets van het kwaad ontkennen, het boven tafel krijgen. Ook het kwaad dat van de kant van het ANC kwam. De houding van Mandela, die zelfs al in de gevangenis bezig was om zich over het onrecht heen te zetten en vriendschap sloot met zijn bewaker was een voorbeeld, maar minstens zo belangrijk was de paradigm-shift van de Klerk die aan de blanken een voorbeeld gaf.

We hoeven niet te verwachten dat Sharon dat ooit van zijn leven zal doen. En voor mij is het duidelijk, verzoening krijgt pas een kans als het onrecht ophoudt. En toch helpt het om daar al, al was het maar in onze eigen houding op vooruit te lopen. Sommige mensen kunnen dat niet, die zijn te kwaad, die zitten er nog midden in en ik neem ze dat niet kwalijk. Niemand kan zomaar een fase overslaan. Het is hard werken. Voor mensen die denken dat dit een soft verhaal is – het is glashard.

Wat mij heeft geholpen om stap 4 te zien is mijn eigen ontwikkeling op een ogenschijnlijk geheel ander terrein, het werken rondom geweld tegen vrouwen, het werken met slachtoffers en met daders. Het volgende verhaal is een ingekort verslag van de trainingen die ik gaf in Servië en Kroatië. Daar begonnen we met trainingen over hulpverlening aan slachtoffers van geweld. Maar gaandeweg werd ons duidelijk dat er minstens zoveel problemen zaten aan de kant van de daders. Juist de mannen die in de oorlog hadden gevochten hadden de meeste neiging om thuisgekomen hun vrouw te mishandelen. Dus moesten we ons bezig gaan houden met de mannen. Voor mij, als voormalig slachtoffer van geweld, was dat een grote stap.
Wat volgt zijn fragmenten. Het complete verhaal staat op mijn website, onder de titel:

Sympathie voor de duivel.

Het verhaal dat op mij die eerste training het meest indruk heeft gemaakt, en dat voor mij een kentering in mijn eigen denken markeerde, kwam van een jonge psychiater. Een knappe man, welbespraakt, een die graag liet zien dat hij bij de tijd was en de anderen graag liet merken hoe makkelijk hij met ons op kon schieten. Die man werkte vaak met vrouwelijke geweldsslachtoffers, ‘ik denk altijd, het hadden ook mijn dochters of mijn vrouw kunnen zijn die dat was overkomen’, met vrouwen kon hij goed overweg. Zijn moeilijkste patiënt was een man. Die man was bij hem op het spreekuur gekomen met alle symptomen van een klassieke post-traumatische stress stoornis, slaapstoornissen, flash backs, concentratiemoeilijkheden, depressieve buien. Wat was er gebeurd: toen zijn dochter 16 was geworden was hij ingestort. Op dat moment drong tot hem door dat het Bosnische meisje dat hij als soldaat had verkracht ook 16 was. Hij had haar paspoort meegenomen. En nu liet hem de herinnering die hij lang had verdrongen niet meer los. ‘Wat moest ik doen’, zei de psychiater. ‘Ik werk altijd met slachtoffers, en nu zat daar een dader. Ik was als verstijfd. Sprakeloos. Hij is weggegaan en niet meer terug gekomen’.
‘Wat had je gedaan wanneer je niet zijn psychiater was’, vroeg ik.
‘Dan had ik hem aan zijn ballen opgehangen op het stadsplein zodat iedereen had kunnen zien wat hij had gedaan. Maar ik zei niets, want ik was zijn psychiater’.
‘Denk je niet dat hij aan je gezicht heeft gezien wat je dacht?’
‘Misschien. Nou ja, waarschijnlijk wel. Maar wat hadden jullie dan gedaan met zo’n man?’
Het is duidelijk wat hij van ons wil, van ons feministes. Hij wil goedkeuring, dat hij het als solidaire man niet op hoeft te brengen om met een verkrachter te werken. Dat hij met zijn weigering laat zien dat hij aan de goed kant staat. Toch?

Ik verbaas me zelf over mijn eigen reactie. Dertig jaar heb ik aan de kant van de vrouwen gestaan, de slachtoffers en overlevenden van gewelddadige mannen. Mijn eigen motieven lagen voor de hand. Ik was zelf eens getrouwd met een gewelddadige man in de tijd dat je daar niet over praatte en nergens heen kon, niet naar de politie, niet naar een hulpverlener, Blijf van m’n Lijf huizen moesten we nog oprichten. Mijn partijdigheid is nooit een punt geweest, oog in oog met onrecht en mishandeling geloof ik niet in neutraliteit. Maar terwijl deze Servische psychiater zit te wachten tot ik hem gelijk geef, daders help je niet, daders sluit je op, blijkt er een diep gevoelde gedachte in mij op te komen: deze man had hij niet mogen laten lopen. Deze man, die een meisje heeft verkracht, is tegelijk een vader die van zijn dochter houdt, en niet met de gedachte kan leven wat hij de dochter van een andere vader heeft aangedaan. Deze man die iets verschrikkelijks heeft gedaan is nog niet helemaal kapot. Deze man is niet alleen maar verkrachter, dader. Er is iets met hem gebeurd dat het mogelijk maakte dat hij het lichaam van een zestienjarig meisje kon zien als vijandig gebied. En ik wil weten wat dat is. Was het de druk van de andere mannen? Had hij zoiets altijd al willen doen en kreeg hij nu de kans? Kan het waar zijn dat oorlogssituaties voor sommige mannen opwindend zijn?
Ik sta er zelf van te kijken dat dit is wat ik denk.

In Nederland, waar de zorg voor verkrachte vrouwen en de opvang van mishandelde vrouwen direct voorgekomen is uit de vrouwenbeweging heeft het lang geduurd voordat we ons ook bezig wilden houden met daders en plegers van geweld tegen vrouwen. Werken met daders vraagt een andere houding, een ander paradigma kun je zeggen, dan werken met slachtoffers. Bij de hulp aan overlevenden van geweld gaat het vooral om empathie. Niet dat dat altijd zo simpel is, want de hulpverleners die werken met slachtoffers moeten hun eigen grenzen bewaken, en veel doen aan zelfzorg om burnout en secundaire traumatisering te voorkomen. Vrouwen die niet één ervaring hebben met tegen haar gericht geweld, maar een langere geschiedenis hebben van misbruik en mishandeling kunnen soms wantrouwig zijn geworden, en soms grenzeloos veel aandacht vragen, soms zitten ze op de grens van werkelijke psychiatrische symptomen. Maar bij het werken met plegers van geweld is empathie niet voldoende. Het is koorddansen tussen begrip en afwijzing. Alleen maar begrip voor de dader- en sommige daders zijn heel goed in staat om alle snaren van medelijden en zelfmedelijden te bespelen – en er verandert niets. Maar alleen maar afkeuring maakt dat de dader ook geen motivatie heeft om te veranderen. Je moet in staat zijn om te zeggen: wat je gedaan hebt wijs ik af, maar met jou wil ik wel werken. Dat roept veel gevoelens op bij de hulpverlener. We kunnen er van uitgaan dat de meeste daders geen gelukkige mensen zijn, en vrijwel altijd zelf een geschiedenis hebben van verwaarlozing en mishandeling. Daar kun je als hulpverlener geheel in verzinken, en haast vergeten wat die man op zijn geweten heeft.

Ik heb over die balanceerakt die nodig is om dit werk te doen veel geleerd van Virginia Goldner, bij wie ik een workshop heb gevolgd. Met veel humor vertelde zij over de twee duiveltjes die altijd op haar schouders zitten als ze met gewelddadige mannen werkt. Op het moment dat ze een groot gevoel ontwikkelt voor die man die voor haar ogen een klein, verwaarloosd jongetje is geworden zegt het ene duiveltje, wacht even, wat hij gedaan heeft is wel een misdaad. Had hij dat op straat gedaan in plaats van thuis dan zat hij nu in de gevangenis in plaats van bij jou in therapie. En op het moment dat ze zich realiseert dat ze met een misdadiger werkt zegt het andere duiveltje: wacht even, die man is toch niet zo maar slecht geworden? Wat is er met hem gebeurd? Het gaat dus, in dit werk, niet om het vinden van een midden tussen twee uitersten, maar om het jongleren en naast elkaar laten bestaan van twee extremen die niet met elkaar te verzoenen zijn.

Er zijn drie dingen die we uit elkaar moeten halen als we met daders werken, heb ik van Goldner geleerd. Begrijpen is niet hetzelfde als excuseren. En begrijpen is ook niet hetzelfde als vergeven. Geweld mogen we nooit excuseren. Al heeft een man nog zo’n beroerde jeugd gehad, de hand waarmee hij slaat blijft de zijne, hij blijft verantwoordelijk voor de volle honderd procent.En vergiffenis geven is niet aan ons, hulpverleners, maar aan de slachtoffers. Als ze dat willen. Als ze dat kunnen. Maar zonder inzicht en zonder te begrijpen hoe een man er toe komt kunnen we niets veranderen, en kunnen we niet met daders werken.

Die keer waren meer mannen naar de training gekomen. Een ervan was een rechter, die aan de training wilde deelnemen omdat hij vaak te maken had met jeugdige delinquenten die hij niet alleen moest veroordelen, maar na hun straf ook moest begeleiden. De training liep. Iedereen was weer ontzettend gemotiveerd, en ondanks het feit dat de training in de lente plaats vond in een hotel aan de Adriatische zee, tussen de toeristen in die voor het eerst weer met bussen vol naar Kroatië waren gekomen, wilde iedereen liever ook ’s avonds doorwerken en was er nauwelijks animo voor pauzes om even in de zon te zitten of te zwemmen. Ondanks onze nadruk op zelfzorg en ontspanning die in dit werk nu eenmaal broodnodig zijn om het vol te kunnen houden. Toch hadden we het gevoel dat het niet zo goed ging als de eerste keer, alsof er te weinig kontakt was, te weinig energie. Halverwege stelden we dat aan de orde. Wat is er met jullie aan de hand, waar zijn jullie? Een van de cursisten kon dat precies vertellen. Waren wij de training niet begonnen met een inleiding over burnout? Nou, dat was het. Iedereen was doodop en bekaf. Door het zware werk zelf, maar ook door de omstandigheden, de slechte betaling, de zorgen, ook over hoe het verder zou moeten met Kroatië waar ondanks de dood van Tudjman en een progressievere regering nog zoveel onzekerheid heerste. En alle vluchtelingen, de werkloosheid, de werkdruk voor wie wel werk had, die eindeloze stroom van bijna niet op te lossen problemen. Hoeveel van jullie zijn echt burnt out, vroeg Jan. Acht mensen staken hun hand op. En hoeveel van jullie zitten op dit moment boordevol emoties die je niet uit? Nog meer mensen staken hun hand op. Kunnen we daar dan wat aan doen? Protest. In deze groep je gevoelens laten zien, en dat met collega’s, het is niet veilig genoeg, we willen niet, we willen niet huilen, we willen leren. Jan vroeg toestemming om een kleine demonstratie te houden hoe je met gevoelens om kunt gaan en hoe dat kan helpen om burnout te voorkomen. Was er een vrijwilliger? De rechter stak zijn hand op en kwam tussen ons in zitten. Ja, doodmoe, uitgeput. Waarom? Zijn werk. Andere rechters overspannen thuis. En hij kon de zware gevallen niet overlaten aan zijn jonge nog onervaren collega’s, dus hij werkte zich kapot en sliep bijna niet. En dan was er ook nog de oorlog.

Vertel, zei Jan. En toen kwam het verhaal. Hij wist nog exact de datum en de plaats. Het was in 1991, aan het begin van de oorlog tussen de Serven en de Kroaten, in een dorpje bij het zo zwaar bevochten en vrijwel geheel vernietigde Vukovar. Zijn munitie was op. Hij had alleen zijn bajonet nog. En daarmee heeft hij gedood. Niet één man, meerdere mannen, en hij doet het voor, het gebaar, van onder naar boven, hoe hij de bajonet in de buik van de man tegenover hem stak, zo.
En nu kun je niet slapen, nu is het elke nacht oorlog, zegt Jan.
Nee, zegt de man heel precies. Niet elke nacht. Bijna elke nacht. En hij vertelt hoe hij nauwelijks meer met zichzelf kan leven, hoe hij niet kan begrijpen hoe hij, een beschaafde man, nog in de Verenigde Staten gestudeerd, zo’n beest kon worden. Droog, haast zakelijk vertelt hij hoe hij na de oorlog thuiskwam. Zijn vrouw liet hem er niet meer in, je stinkt, zei ze, je stinkt naar de dood, het was jouw oorlog. Zijn vrouw was hij kwijt, zijn huis was hij kwijt, zijn advocatenpraktijk ook. En hij kon er met niemand over praten. “Nobody wants to talk about the fucking war”. Naast hem gezeten kan ik zijn extreme eenzaamheid voelen, en zijn pijn. Dit is een man die zichzelf niet ontziet, die geen rationalisaties zoekt of excuses, die niet zwelgt in zelfmedelijden. Niemand hoeft hem te veroordelen, hij is zelf zijn strengste rechter. Hij doet boete. Hij werkt zich kapot om jonge delinquenten op te vangen en op het rechte pad te krijgen.
Het is doodstil in de groep. De meeste mensen huilen zachtjes. De rechter lijkt verdwenen te zijn in zijn herinnering, hij dissocieert. Jan haalt hem terug. Je bent niet alleen, zegt hij. Pak mijn hand. Knijp. Kijk om je heen. Wat zie je?
Alsof hij terugkomt uit een andere wereld kijkt de man voorzichtig naar de mensen in de groep, en dan weer weg. Ze huilen, zegt hij verwonderd. En kijkt nog eens, een voor een de gezichten langs. Jan nodigt alle mensen die iets willen zeggen uit om dat te doen. Ik heb respect voor je, dat je dit vertelt, zegt de een. Ik voel: wat leven we toch in een krankzinnige wereld die maakt dat mensen dit kunnen doen, zegt een ander. En dan zegt een vrouw, die zelf gevlucht is uit Vukovar tegen hem: “ik nodig je uit, om met mij terug te gaan, om daar samen te huilen”. En dan pas rollen er twee tranen over zijn tot dan toe strakke, witte gezicht.

Zo interpreteer ik dat: deze man vraagt niet om vergiffenis. En het zijn ook niet de mensen hier die hem dat kunnen geven. Hij vraagt niet eens om begrip. Wat hij vraagt is om terug te mogen komen uit de hel, en weer bij de mensheid te mogen horen. Ondanks wat hij heeft gedaan.

Eén van de grote problemen waar landen mee om moeten gaan als de oorlog voorbij is, is niet alleen de opvang van de slachtoffers, de hulp bij de trauma’s van de vluchtelingen, al die rouw, en nog onverwerkte angst. Een minstens zo groot probleem is de traumatisering van de mannen die hebben gevochten, die niet alleen vreselijke dingen hebben meegemaakt, maar vreselijke dingen hebben gedaan. Niemand wil het daar over hebben. Maar wat gebeurt er wanneer er niets met hen gedaan wordt? We kunnen het voorspellen. We kunnen zien hoe de daders die zich slachtoffers voelen, onbegrepen, ongewaardeerd, hun rancune koesteren, en om zullen zetten in dromen van heroïsche vergelding. We kunnen zien wat voor een invloed zulke vaders zullen hebben op hun zoons. We kunnen onder onze ogen zien gebeuren hoe de volgende oorlog in de maak is.

Werken in oorlogsgebied vraagt veel van ons, niet alleen aan de hoeveelheid compassie die we op moeten kunnen brengen, maar het stelt ons ook voor grote vragen over vergelding en verzoening. Ook al is het werkterrein van Admira klein, we maken onderdeel uit van een groot vraagstuk over hoe een samenleving die verscheurd en beschadigd is weer verder kan. Mijn denken is verschoven van denken over slachtoffers naar denken over daders. Niet in plaats van, maar ook. En nu ben ik gedwongen om na te denken, niet alleen over de oorlogsslachtoffers, maar ook over degenen die de oorlog hebben gevoerd, als vrijwilliger, gestuurd, gedwongen. Wat is er met hen gebeurd, wat moet er met ze? Als voor zoveel mensen is mijn instinkt om aan de kant te staan van de slachtoffers, en zo reageren ook de meeste hulporganisaties. Het meeste geld, de meeste aandacht gaat naar degenen die het meest hebben geleden. Terecht. Maar verder?

In de training waren maar weinig vrouwen aanwezig uit feministische groepen. Over het algemeen houden die zich niet met werken met daders bezig. In de derde training was er één vrouw die ik kende als feministe. Ze werkte in een opvangcentrum voor mishandelde vrouwen.Een van de deelnemers, een man, vertelde op onze uitnodiging over een cliënt van hem, iemand die als vrijwilliger had gevochten in de oorlog, een jonge man die al voordat hij zich meldde een vreselijke voorgeschiedenis had van verwaarlozing en misbruik, en na de oorlog natuurlijk niet minder beschadigd terug kwam. ‘Maar in de oorlog heeft hij zich heel moedig gedragen’, zei de deelnemer. Waarop de feministe die tot dan toe vooral had gezwegen woedend en afkeurend tegen hem uitviel: hoe kon hij dat zeggen, ‘moedig’, die man was een fascist! En vervolgens keek ze ons trainers uitdagend aan of we haar wilden tegenspreken of gelijk zouden geven.

Het was een van die spannende en waardevolle momenten waarop je met jezelf wordt geconfronteerd. Want ja, ze had gelijk, die man was een fascist. En tegelijk dacht ik: nou en? En dan? Is het genoeg om te oordelen, je veilig aan de goede kant weten en verder niets meer met zo’n man te doen? Is dat alles wat je wilt, gelijk hebben? Het was alsof ik kijkend naar die vrouw mezelf zag zitten, twintig, dertig jaar geleden, toen we nog maar pas als feministen ons grote historische gelijk hadden ontdekt, en voorlopig niet van plan waren om dat fantastische gevoel van triomf en morele superioriteit op te geven. Er is een vraag voorbij het gelijk, een vraag die meer van ons vergt. Nee, niet een vraag die voorbij gaat aan goed en kwaad, aan wie er verantwoordelijk zijn voor de misdaden die zijn gepleegd. Ik blijf een groot voorstander van recht doen, van berechting. Maar er is nog een volgende vraag, minstens zo belangrijk, en die is: hoe moet het hier ooit nog goed komen? Hoe moeten mensen verder, slachtoffers en daders, die gedwongen zijn om met elkaar samen te leven? Hoe voorkom je de volgende oorlog? Wat kunnen we daar aan doen?

Samenhangend: over paradigma 1 en het collectieve trauma, deel 8, hier.

6 gedachten over “De paradigmastrijd (7)

  1. Anja ik word stil van je maar moet toch typen om je te laten weten hoe geweldig ik je vind. Ikzelf ben getrouwd geweest met een zoon van een vader die in Indonesie gevochten heeft. Die vader heeft vermoed ik nare dingen daar meegemaakt maar heeft bij terugkomst hier in Nederland een toppositie bereikt in de verzekeringswereld.(Verzekeringen is zaken doen op basis van angst inboezemen bij mensen). De relatie van vader en zoon was ook gebaseerd op macht en weggedrongen gevoelens. De liefde die er wel was tussen mij en mijn partner werd als bedreigend ervaren. Dit moest kapot en is ook gelukt. Het was te pijnlijk om naar gevoelens van geluk te moeten kijken. Dit is voor mij ook best een traumatische ervaring geweest omdat je dan direct met geestelijk geweld te maken krijgt. Maar de status van veel geld, huizen, auto’s zijn blijkbaar de symbolen geworden van geluk in het opbouwen van Nederland. Momenteel zit ik eigenlijk nog steeds in die situatie alhoewel de scheiding al 10 jaar geleden al heeft plaats gevonden. Het moeilijke is echter dat onze zoon (nu 17) ook meegetrokken word in deze gevoelens. Dat vind ik heel erg en zal er aan blijven werken om dit te kunnen keren, maar dat is zwaar. Je stelling dat erkenning essentieel is voor de oplossing is zo waar en dat het onrecht op moet houden. Momenteel speelt dit onrecht dus nog steeds na drie generaties. Ik ben een feminist in hard en nieren (wat voor mij alleen maar zoiets betekend als………ik ben als vrouw even waardevol als de man) en de enige manier is om er samen iets van te maken. Ja ik voel me slachtoffer van dat geweld maar heb nog meer begrip voor de situatie waar mijn schoonvader, zoon en kleinzoon in verkeren. Helaas hebben ze nog steeds geen begrip voor de situatie waarin ze me mee geprobeert hebben te zuigen en afstand was voor mij de enige oplossing.
    Ik ben ervan overtuigd dat hier in Nederland nog veel onverwerkt oorlogsverleden nog steeds van generatie op generatie doorgegeven worden. Hoe moeten we verder? Doorgaan met hardop denken via je weblog. Ik vind het werkelijk zo mooi om te zien hoe je je ook kwetsbaar opstelt. Ik zou me graag aan willen sluiten bij je netwerk om mee te denken over oplossingen en mee te werken aan al bestaande initiatieven.

  2. Beste Ninka, ik wil je er erg voor bedanken dat je je verhaal met me en met ons wilt delen. Wat je weergeeft is hoe lang geschiedenissen door kunnen werken in de relaties van mensen onderling – soms inderdaad generaties lang.
    Helaas kunnen we mensen nooit dwingen om hun eigen verleden werkelijk onder ogen te zien en te verwerken, we kunnen alleen de ruimte en het begrip aanbieden. En soms is dat nog makkelijker voor mensen die van ‘buitenaf’ komen dan voor degenen die dichtbij zijn en emotioneel erg verbonden zijn. Ik heb in mijn werk veel gemerkt hoeveel functie je kunt hebben als ‘buitenstaander’. Soms merk ik dat ik juist zoveel verhalen te horen krijg omdat ik letterlijk een buitenlander ben. Ik merk dat nu heel erg in Gaza. Maar soms is het ook heel erg pijnlijk om te merken dat je de mensen waar je het meest van houd of van gehouden hebt niet kunt bereiken.
    Wat je kunt doen voor je zoon is iets wat eigenlijk tegenstrijdig lijkt: laten weten dat je er voor hem bent, voor het moment dat hij daar klaar voor is, en tegelijk loslaten. Dat je hem zelf kan laten kiezen in loyaliteiten die tegenstrijdig zijn is de grootste daad van liefde die er is.
    Ik weet niet of dit nog te volgen is, ik ken jouw geschiedenis alleen maar van het korte stuk dat je me schreef, dus ik hoop dat het aankomt en je iets zegt, en anders leg je het maar naast je neer als goedbedoeld maar niet ter zake doend advies.
    Sterkte er mee.

  3. Geen enkel probleem want dat is precies wat ik nu doe. Hij woont nu weer een poosje bij zijn vader en ik laat dat volledig los. Als hij weer hier wil zijn is dat ook prima. En in de tussentijd heb ik mezelf niet verloren en vermaak me uitstekend…….zeker met dit geweldige weer.
    Slachtoffer voel ik me allang niet meer daar ben ik gelukkig ook teveel een “bandietje” voor 🙂

  4. Dit verhaal snijdt naar mijn mening meer hout dan wat ik tot dusver heb gezien. Natuurklijk zijn er manieren om de situatie te analyseren en te ontleden. En iedereen doet dat maar op zijn manier. Maar waar het om gaat; dat is het hier en nu en hoe men verder moet met de puinhopen van het bestaan daar op dat kruitvat.

    Ik weet; de joden aldaar zijn bepaald niet gemakkelijk en ook geen lieverdjes naar de Palestijnen. Maar de geschiedenis heeft dit volk gemaakt tot wat het nu is geworden. En daar zijn een hele hoop andere landen; van het oude Romeinse rijk tot aan Saudi-arabie mede schuldig aan.

    Tussen alle paradigma’s (zeg maar gewoon stellingen) door, moet ik denken aan de essentie van een groot engelse schrijver; die destijds de wereldmachten op de hak durfde te nemen: Jonathan Swift. Het boek, waarin Gulliver ingrijpt in een jarenlange strijd tussen de staatjes Lilliput en Blefusco; doet me erg denken aan de oog-om-oog-tand-om-tand situatie in Israel en Palestina. De VN zou als een soort Gulliver de strijdende machten moeten dwingen op te houden met die voortgaande gang van zaken. Oude wijsheid; maar mischien wel effectief; als de rest van de wereld maar de handen ineen kan slaan zonder zelf ook om te kijken naar eigen belangen in dit web van politieke spelletjes en intriges.
    De amerikanen hebben ook nog een hele hoop lessen te leren in dit gebied; dat als louteringszone is verworden voor de mensheid.

  5. Ik vindt het mooi wat je schrijft. De mensen leren niet veel van hun fouten. Je moet proberen altijd open te staan voor een ander want zelf je ben ook geen engel kijk maar in de spiegel dan zie je zelf maar tegen onrecht kan niet daar vecht tegen. Conflicten kan je soms oplossen om erover te praten als de ander ook zo is. Onrecht is je voelt aangevallen. Je wilt erkend worden. en zoals je zegt dan er misschien verzoening komen Maar als de ander partij dat niet wil dan wordt het moeilijk. Leugens daar kan ik ook niet tegen want daar kan niks mee. Je steeds bewijzen dat er gelogen wordt .

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *