De tegenstanders van Ramadan

2ram-27.jpg

In zijn boekje Een jihad van vertrouwen, een inleiding waarin Ramadan nog eens uiteenzet wat hem beweegt, heeft hij aandacht geschonken aan wie zijn tegenstanders en vijanden zijn, degenen die er zo mee bezig zijn om het wantrouwen tegen hem te versterken. Ik vat samen:

1. Heel dogmatische leken, dat wil zeggen: ‘geseculariseerden’ die met een angstbeeld leven dat de aanwezigheid van moslims een ’terugkeer van de religie’ zullen oproepen. Dat zijn, onder andere, mensen die in het land van herkomst hebben geleden onder de dogmatiek van een overheersende religie. Of mensen hier, voor wie de terugkeer van de kerk ook een schrikbeeld is. Dat zou geen probleem hoeven te zijn wanneer deze mensen begrepen dat secularisering en vrije beoefening van de islam elkaar niet in de weg staan. Stellingname van Ramadan: “Het is anti-islamitisch een vrouw te dwingen om een hoofddoek te dragen en het is een inbreuk op de mensenrechten om haar te dwingen de hoofddoek af te doen”.

2. Extreemrechts. De nieuwe aanwezigheid van moslims in Europa is als thema opgepikt door de meest nationalistische, chauvinistische (eigen volk eerst) en racistische partijen. Vroeger ging het om Italianen, Spanjaarden, zwarten, nu gaat het om vluchtelingen en migranten die samengevat kunnen worden onder het etiket ‘moslim’, al komen ze uit heel diverse culturen. Zij zouden de Grieks-Romeinse en joods-christelijke Europese cultuur in gevaar brengen.

“Het is verontrustend” zegt Ramadan, “dat wat vroeger uitsluitend door politici en intellectuelen van extreemrechts werd gezegd, tegenwoordig gemeengoed is geworden in de uitspraken van de andere, meer traditonele partijen, zowel ter linker- als ter rechterzijde. Wat wordt gezegd over immigratie en assimilatie, het ‘niet-integreerbare’ karakter van moslims, de onverenigbaarheid van waarden en culturen en het essentialisme (vaststaande, niet veranderbare eigenschappen) waarmee ‘de moslim’ wordt voorgesteld, zijn verwijzingen en cliché’s die vaak op racisme zijn gebaseerd en soms doen denken aan de donkerste perioden uit de Europese geschiedenis. Wat voeger over de joden werd gezegd (dubbelzinnige taal – het spreken met dubbele tong – , dubbele loyaliteit en duistere verbindingen met ‘de joodse internationale’, wordt nu, in nagenoeg gelijke bewoordingen over moslims gezegd: een gelijkenis die bijzonder verontrustend is”.

3. Bepaalde feministische stromingen. De nieuwe aanwezigheid en zichtbaarheid van moslims en de opvallende kleding van moslima’s die een hoofddoek dragen wakkeren de vrees aan voor terugkeer van de religie, die door vrouwen geassocieerd kan worden met een aantasting van hun rechtspositie en autonomie. We zien daarbij ook het orientalistische beeld opdoemen van de onderdrukkende seksuele moraal, die terugkomt in een karikatuur van de islam. Er heeft zich dus een splitsing voorgedaan in de Europese feministische organisaties, waarbij een deel contact legde met islamitische groepen – ook van vrouwen die vinden dat emancipatie en islam heel wel te verbinden zijn, en een ander deel dat van mening is dat alleen ‘ex-moslima’s’ geemancipeerd kunnen zijn. Elke vorm van ‘islamitisch feminisme’, van zelfbewuste vrouwen die een hoofddoek dragen, wordt gezien als bedrog, de hoofddoek is daarin per definitie een symbool van mannelijke onderdrukking, en alleen het feminisme dat door westerse feministen is ontwikkeld mag die naam dragen en is legitiem.

4. Homoseksuele organisaties. Waarin we dezelfde vrees voor de terugkeer van religie kunnen waarnemen. De meeste religies, ook het christendom, wijzen homoseksualiteit af. Volgens de homo-organisaties, is de capaciteit van moslims om te moderniseren afhankelijk van hun vermogen en wil om homoseksualiteit te aanvaarden. Het erkennen van het homohuwelijk wordt een toetssteen waarmee een moslim moet bewijzen dat hij in staat is tot volledige integratie, en elke andere opvatting is verdacht.

“Al jarenlang herhaal ik dat de islam homoseksualiteit niet aanmoedigt (en die principieel verwerpt omdat ze niet overeenkomt met het voor de mensen vastgestelde goddelijke plan). Dat verhindert me echter niet om een duidelijk standpunt in te nemen: ook al ben ik het niet eens met de opvattingen en daden van homoseksuelen wat hun seksualiteit betreft, dat weerhoudt me er niet van te respecteren wat ze zijn. Dat mag ieder van ons trouwens van zijn medemensen verwachten: respect voor je persoon, ook al heb je een andere overtuiging en verschil je van mening over gedrag. Ook al maak ik een voorbehoud betreffende het homohuwelijk en adoptie door homoseksuele paren, toch aarzel ik niet om homofobe uitlatingen en maatregelen waarvan homoseksuelen het slachtoffer kunnen worden te bestrijden en me aan hun zijde te scharen wanneer we gemene zaak kunnen maken. Sommige organisatis van homoseksuelen vinden deze opvatting nog te behoudend en gevaarlijk vanwege haar schijnbare openheid. Ze zien wat co-existentie met moslims slechts één mogelijke toekomst: de oprichting van moslimverenigingen van homoseksuelen en lesbiennes aanmoedigen en met hen een verbond te sluiten”.
Voor deze ‘maximalistische’ actievoerders is gewoon respect niet voldoende.

5. Pro-Israelische milieus. De aanwezigheid van nieuwe moslimburgers gaf aanleiding tot steeds kritischer uitlatingen over de Israëlische politiek en de behandeling van de Palestijnse bevolking. Bij een deel van de joodse organisaties, die kritiek op Israël zien als een vorm van nieuw antisemitisme ontstond dus angst voor moslims.

Ramadan verzette zich als een van de eersten openlijk tegen antisemitisme onder moslims, schrijft hij, “ik stelde dat antisemitisme in wezen anti-islamitisch is. Tegelijk besloot ik om niet mijn mond te houden en elke vorm van chantage af te wijzen: kritiek leveren op Israel en zijn politiek van voortgaand kolonisatie, annexatie en onderdrukking is geen antisemitisme”.

6. En dan zijn er sommige ex-moslims: het feit dat ze ex-moslim waren verleent hun woorden een zekere geloofwaardigheid. Sommigen van hen hadden nare ervaringen binnen islamitische samenlevingen, anderen waren vroeger radicalen of gewelddadige extremisten. Ongetwijfeld is een deel van hun kritiek relevant en gerechtvaardigd, schrijft Ramadan, er moet op worden geantwoord. Maar het is duidelijk dat er tegenwoordig misbruik gemaakt wordt van deze ‘verhalen van binnenuit’, die worden geacht te bewijzen dat de islam gevaarlijk is, dat sommige moslims dubbelhartig zijn, of dat er pogingen zijn van de islamisten die in het geheim bezig zijn met de ‘islamisering’ van de samenleving. Daaronder zijn zeker ook mensen die heel wel doorhebben welke voordelen deze positie hen oplevert, aan roem en financieel voordeel. Zij hoeven maar te herhalen wat men graag van hen wil horen, en sommigen lenen zich daar welwillend voor.

En dan zijn er nog Arabische regeringen die bang zijn voor moslims die kritiek zouden kunnen leveren op de dictatuur, en voor wie iemand als hij gevaarlijk ‘westers’ is, dan zijn er westerse regeringen die wel praten over democratie, maar die niet aarzelen om samen te werken met de ergste dictaturen als ze dat uitkomt, dan zijn er nog salafigroepen die zich erg traditioneel aan de letter houden en die zich afzijdig houden van de politiek maar wel harde uitspraken doen over hervormingsgezinde islamitische bewegingen. “Religieus gezien zullen ze wel oprecht zijn, maar politiek gezien zijn ze grenzenloos naief en gevaarlijk. Deze groepen zelf, of hun uitspraken kunnen in het Westen worden gebruikt om de andere stromingen verdacht te maken of in diskrediet te brengen”.

Nou. Veel fantasie is er niet voor nodig om de Nederlandse namen in te vullen bij al die tegenstanders van Ramadan, en voor mij is zijn verhaal glashelder en herkenbaar. We hebben gezien hoe rechts zich ogenblikkelijk meester maakte van ex-moslims. Ik zag uit de verte al de kongsies ontstaan tussen politiek rechts, opkomend islamofobie en de Israel-lobby. Ik zag de splitsing binnen de vrouwenbeweging met Cisca Dresselhuys die geen hoofddoeken op de redactie wilde en voormalig moslim Hirsi Ali als heldin binnenhaalde, ik maak nog dagelijks mee dat autochtoon blank rechts mij uitmaakt voor ‘ex-feministe’ omdat ik geen reden zie om emanciperende moslima’s voor achterlijk uit te maken. De categorieën die Ramadan noemt zijn bij elkaar opgeteld vaak dezelfde mensen die ik tegenover me heb als tegenstanders – op de homobeweging na dan. Ik blijf een warm voorstander van de homobeweging inclusief alle zaken als het homohuwelijk. Punt is wel dat nadat de eerste golf homo-emancipatie voorbij was – toen zagen we die nog als vanzelfsprekend als deel van de linkse beweging – het heel goed mogelijk bleek te zijn om homo te zijn, en rechts, en islamofoob. En daar scheiden zich dan dus weer onze wegen.

Dus hoewel ik altijd aan de kant van de homobeweging heb gestaan, en nog steeds, is het heel goed mogelijk dat de ‘maximaliseerders’ mij nu ook aan de ‘andere kant’ scharen, nu ik ondanks verschil van mening over homoseksualiteit toch echt geen zin heb om mee te doen aan een hetze tegen Ramadan, en mij in het geheel niet wens te engageren met de acties van Krol en Bolkestein om Ramadan in diskrediet te brengen. We zullen zien. Dat kan er ook nog wel bij, zou ik zeggen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *