Cohen over wetenschap en islam

aannekeiftar-27-of-1.jpg

Burgemeester Job Cohen hield gisteren een toespraak bij de opening van het nieuwe centrum voor Islamstudie in Leiden – LUCIS.
Wat kan de wetenschap bijdragen aan wat in Nederland doorgaat voor het ‘islamdebat’ (en zo vaak geen debat is)?

Twee problemen ziet Cohen, die ik (zoals de lezers van dit weblog niet zal verrassen) geheel kan onderschrijven: er wordt te vaak en te eenzijdig gekeken naar de meest radicale en orthodoxe uitingen van de islam en te weinig naar de veel grotere groepen Nederlandse moslims die hier in Nederland geheel op hun plaats zijn. En te vaak worden reële problemen als criminaliteit, overlast of gedwongen huwelijken teruggevoerd op de islam, ook als dat in het geheel niet aan de orde is.

Citaat:

Als ik het maatschappelijke debat over islam en moslims zoals het nu gevoerd wordt overzie, dan vallen mij de volgende kenmerken op.
In de eerste plaats ligt de focus vaak op radicale, fundamentalistische of streng orthodoxe varianten van de islam, op het daarmee samenhangende gevreesde terrorisme, op de geradicaliseerde jihad, op geweldpleging en geweldprediking. Zonder enige twijfel zijn dit kwesties –gegeven de gepleegde aanslagen en de angst die zij aldus doelbewust veroorzaken- waartegen de samenleving zich wil en moet wapenen en dat gebeurt ook.

Maar: geeft die focus nu een getrouw beeld van wat islam en moslimwereld voorstellen? Als niet-kenner denk ik dan: dat kan niet waar zijn. Zoals iedere grote godsdienst moet òòk de islam vele kamers kennen – en, ik herhaal het nog maar een keer, een boek als van Esposito en Mogahed geeft veel voedsel voor die laatste stelling.

In de tweede plaats constateer ik dat er in de discussie nogal eens sprake is van een vermenging van islam en kwesties als criminaliteit, overlast en sociale misstanden. Interessant voorbeeld hiervan was een vraag die mij in het programma Pauw en Witteman van 23 september jl. werd voorgelegd. Het programma zou gaan over mijn zojuist gepubliceerde boek “Binden”, waarin lezingen die ik de afgelopen jaren heb gehouden, zijn gebundeld, waaronder enkele over de plaats van religie in het publieke domein.

Daarover, zo werd de vraag ingeleid, zou het gaan – waarna een filmpje werd vertoond, waarin ik zei dat problemen die ambulancepersoneel bij hun werk ondervonden, vaak te maken hadden met Amsterdammers van Marokkaanse afkomst. Dat had dus helemaal niets met religie, en zeker niet met islam of moslims te maken, zoals, Paul Witteman na enige discussie snel toegaf. Maar die vermenging zat dus voorin zijn bewustzijn.

Het boek waar Cohen het over heeft is John Esposito en Dalia Mogahed – Wie spreekt er namens de islam – wat een miljard moslims werkelijk vinden, een grootscheeps onderzoek waaruit blijkt wat mensen die genoeg moslims kennen ook allang zelf hebben geconstateerd: er zijn niet zulke grote verschillen tussen islamitische en andere Nederlanders (of westerlingen), en zoals Tariq Ramadan niet ophield te betogen: er is niets in de islam dat moslims er van zou weerhouden om gewone, goedfunctionerende burgers van een democratie te zijn.

Ik volg veel van het onderzoek en de uitspraken die door de werkelijke islamkenners worden gedaan – en ik bedoel de echte wetenschappers want Nederland lijkt tegenwoordig uit honderdduizenden amateur islamoloogjes te bestaan die allemaal wel eens een paar lelijke korancitaten van het internet hebben geplukt en daaraan een grote deskundigheid denken te ontlenen – en mij valt op dat de werkelijke deskundigen zelden in de media terug te vinden zijn. Te bescheiden of vinden de media mensen die hun inzichten niet weten te vertalen in een ferme en extreme soundbyte van enige seconden niet interessant? Hoe het ook zij, Cohen pleit er voor dat de wetenschappers meer van zich laten horen, op de volgende issues:

Wat kan de wetenschap bijvoorbeeld zeggen over de juistheid van de volgende beelden die hier van islam en moslimgemeenschappen bestaan?
– De islam is een gewelddadige religie,
– Nederland islamiseert, wat betekent dat precies? Is het waar? Zo ja, wat zijn de consequenties daarvan? Levert het gevaren op? Of kan het bijdragen aan de ontwikkeling van onze samenleving?
– Is het waar dat (ook internationaal) de extremistische varianten van de islam oprukken?
– Is de islam onveranderlijk en dus een “achterlijke” godsdienst, een godsdienst die niet past in de ontwikkelingen die de afgelopen eeuwen in het westen hebben plaats gevonden? En zou daarom ook ‘de’ moslimwereld – of grote delen daarvan – als onveranderlijk, of achterlijk zijn te beschouwen?
– Verdraagt de islam zich met een westerse democratische rechtstaat, of ruimer: kan een moslimland democratisch zijn?

Daarnaast zijn er twee andere vragen die ik graag voorleg.

De eerste sluit aan op het boek van Esposito en Mogahed: wat willen moslims in Nederland als het gaat om hun participatie en integratie in de Nederlandse samenleving? Want wat weten wij daarvan? De stem van ‘gewone’ moslims (de gewone hardwerkende moslim, om in het jargon te blijven) komt in het maatschappelijke debat weinig voor het voetlicht. Wij horen nogal eens radicale uitspraken, en er wordt veel gesproken over moslims, maar biedt dat nu een goed inzicht in wat er in doorsnee onder moslims in onze samenleving leeft?

De tweede vraag neemt als uitgangspunt dat Nederland een flink aantal migranten heeft uit landen met grote moslimgemeenschappen zoals Marokko, Turkije en Suriname; dat geldt in ieder geval voor de grote steden. Zijn er in die landen van herkomst belangrijke trends op het gebied van de islam waarmee wij in Nederland rekening moeten houden?

Nu denk ik dat ik als belangstellende leek met tamelijk veel ervaring en veel gelezen zo al wat antwoorden kan bedenken op de vragen van Cohen, en ik neem eigenlijk aan Cohen zelf ook wel, maar laten we het zien aan een opdracht aan het LUCIS in Leiden: laat van je horen en doe iets aan de beeldvorming over de islam en over moslims hier in Nederland, want die is nogal beroerd, en laat veel te veel ruimte voor de rechtse politiek om op vooroordelen stemmen te kunnen werven en stemming te kunnen maken.

De complete lezing van Cohen: hier.

7 gedachten over “Cohen over wetenschap en islam

  1. Dat zou fantastisch zijn, als er serieuze en wetenschappelijk breed onderbouwde antwoorden op de boven geformuleerde vragen zou komen. Sommige vragen zijn denk ik wetenschapprlijk niet eenduidig te beantwoorden: zoals de vraag of islam een gewelddadige religie zou zijn. Je kan dit zowel bevestigend als ontkennend beargumenteren. Zoals ook voor het christendom geldt, overigens.

    Zodra je het echter eens bent over een definitie van “islamisering” kun je vrij objectief vaststellen of dit proces in Nederland gaande is. Ik vermoed trouwens van niet.
    En het breed geschetste beeld van “de oprukkende islam” zou door goed onderzoek denk ik flink worden genuanceerd. Zo las ik laatst dat er op de aarde nog altijd meer katholieken ( dus niet christenen maar zelfs alleen katholieken) dan moslims leven. En dat het christendom als geheel wereldwijd harder groeit dan de islam. En niemand spreekt over wereldwijde “kerstening”

    Hoe democratisch een moslimland kan zijn, of, breder, hoe een officiële c.q. staatsreligie zioch verhoudt tot een pluriforme democratie is zeer interessant om te onderzoeken.

    Vaak veroorzaakt grondig wetenschappelijk onderzoek angst bij manipulerende machthebbers en stelt het angstige burgers gerust.
    Onderzoeken dus maar….

  2. De moslim bestaat niet! De Islam daarentegen wel. Wie denkt de hardwerkende Nederlander te begrijpen en te verwoorden is net zo dom en gevaarlijk bezig om de hardwerkende moslim te begrijpen en te verstaan. Deze veralgemeniseringen zijn op zich zelf al ongewenst te noemen.

  3. Pingback: C L O S E R » Blog Archive » LUCIS & Cohen: Onderzoek, islam en moslims

  4. Ja, ik vind de reactie van Lenie Brouwer ook prima, want Cohen noemt een rijtje vragen op waar ik eerlijk gezegd ondertussen ook wel antwoord op zou kunnen geven, en ik geloof niet dat Cohen zo stom is. Ik denk dat het meer tactiek is: laat de wetenschap zich meer inzetten om antwoorden te geven op het denken van doorsnee tamelijk homofobe islamofobe en niet zo erg op de hoogte zijnde burgers. En ik denk dat het niet zozeer een kwestie is van steeds maar meer nieuw onderzoek, maar meer van de vraag, hoe krijgen we wat al onderzocht is bij die mensen, in een vorm die aankomt. Absoluut geen makkelijke vraag, en ik denk dat Cohen, en Martijn, en Lenie en ik en waarschijnlijk jij elkaar op die vraag zo zouden vinden.

  5. @ Anja (5):

    Hoezo “tamelijk homofobe” burgers? Je bedoelt, neem ik aan, “islamofobe” burgers?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *