De Nakba niet vergeten

“Volgend jaar in een vrij Jeruzalem”, zei Benji de Levie van het Palestina Komitee na afloop. Er werd gelachen. Het ziet ernaar uit dat we het volgend jaar wederom een niet erg vrolijk stemmende Nakba-herdenking zullen houden, en dat alle Nederlandse Palestijnen, de mensen die zich inzetten voor de rechten van Palestijnen en de paar Israël-verdedigers die ook traditioneel even ter verhoging van de feestvreugde een paar van hun vaste nummers af komen draaien weer bij elkaar zullen komen.


(Jaber Suleiman)

De Balie, 19 mei 2012. 64 jaar Nakba. Een belangrijke gast was de Palestijn Jaber Suleiman, uit Libanon. Hij begon zijn verhaal met een citaat van Mahmoud Darwish:

I came from there
I have learned and dismantled all words
to construct a simple one: HOME.

De feiten over het verdwijnen van het Palestijnse thuis nog eens op een rij, en ons er nog eens aan herinnerend dat in het verdelingsplan van de VN dat door Israël werd geaccepteerd voorwaarden gesteld werden, waar Israël nooit aan heeft voldaan. De belangrijkste was dat de verdreven Palestijnen het recht hadden, en nog hebben, om terug te keren naar hun land en huis. Een besluit dat vele keren door de VN werd bevestigd. Een oude zionistische voorspelling was dat als Israël maar niets zou doen, het probleem vanzelf wel over zou gaan, “de ouderen gaan dood, de jongeren zullen het vergeten”. Het tegendeel is waar. De Nakba, rondom 1948 begonnen, is daarom nog steeds niet afgelopen.


(Dries van Agt)

De andere zeer gewaardeerde gast was Dries van Agt, die zich verontschuldigde dat hij niet veel nieuws te zeggen had, en dat hij aannam dat de meeste mensen in de zaal wel aardig op de hoogte zouden zijn – en daar had hij gelijk in. Maar zijn diepe verontwaardiging is heel inspirerend, en dus precies wat we nodig hebben op zo’n dag dat we voor de zoveelste keer herdenken wat de Palestijnen toen is aangedaan, terwijl er nog helemaal niets in het vooruitzicht ligt dat de naam ‘oplossing’ zou kunnen verdienen. Van Agt stal de show ook nog omdat hij zei ‘naakt’ voor ons te staan omdat hij zijn Palestijnensjaal thuis had laten liggen, waarop een orthodoxe jood, ik neem aan van de groep Naturei Karta die vanuit hun geloof tegen het stichten van een joodse staat zijn en Israël dan ook niet erkennen, hem de zijne even kwam lenen.

Van Agt vertelde ook nog dat zijn staf eens even precies had uitgezocht hoeveel van de Westoever voor Palestijnen onbewoonbaar en ontoegankelijk is geworden door de bezetting, en dat is bepaald niet de 2% die Netanyahu ons bij zijn bezoekje wijs wilde maken, maar 43%, wanneer je alles meetelt dat als gevolg van de kolonisatie niet meer toegankelijk is voor de Palestijnse bevolking. Behalve nog dat het land dat nog over is is gefragmenteerd, in heel eenvoudig van elkaar af te sluiten enclaves, “bantoestans”. Wat hem betreft mag er dus een einde komen aan het gezwets over een tweestaatsoplossing, dat verhaal is uit, maar de politici zwetsen voort.


(Abdelkader Benali)

De mooie verrassing was voor mij de voordracht van Abdelkader Benali, die vertelde over zijn twee bezoeken aan Gaza, in 2009, de eerste vlak na de oorlog. Ook wat hij zei was voor mij, al zolang werkzaam in Gaza, niet nieuw. Maar hoe hij het zei, dat het in Gaza onmogelijk is om niet met de dood kennis te maken.

Wie Gaza dan eindelijk mag ingaan, voelt meteen een bepaalde spanning. Dit is niet de eerste de beste plek. Door de lucht vliegen F16’s. De tunnelgravers graven onbekommerd door alsof al die vliegtuigen er voor de sier zijn. Tussen twee granaatinslagen door halen ze diep adem. Ze weten dat F16’s geen kinderspel zijn, want ze hebben veel doden geteld onder hun familieleden. Bij aankomst in Rafah sprak ik met de tunnelgravers. Ze stonden bij een gapend gat waar heel in de diepte een man bezig was. Het eerste wat ze me lieten zien was hun mobiele telefoon waar ze de foto’s van hun doden bewaarden. Het is niet gebruikelijk dat je een bezoeker confronteert met de dood. Maar in Gaza voelen de levenden zich verplicht om ook de doden een plek te geven in hun leven. De doden worden gedeeld waardoor hij minder dood wordt en als hij met genoeg anderen wordt gedeeld zal hij op ene dag verdwijnen. Het verschil tussen Gaza en hier bij ons is dat we onze omgang met de doden zoveel mogelijk privé houden, in Gaza zijn de doden onderdeel van de publieke ruimte. Ze steken als stopborden in het verkeer om de zoveel kilometer de kop op. Je moet stoppen. Daarna doorrijden.

En ook hij citeerde de grote Palestijnse volksdichter Darwish:

Wanneer de vliegtuigen verdwijnen, vliegen de duiven op,
Wit, zo wit. Ze wassen de wang van de hemel
Met hun vrije vluegels, geven de hemel en het spel
Hun pracht en heerlijkheid terug. Hoger en hoger vliegen
De duiven, wit, zo wit. Was de hemel
Maar echt (zei een voorbijganger me tussen twee granaten door)


(Gharib)

Gharib speelde op zijn oud en zong, en er waren Palestijnen in de zaal die graag met hem meezongen – het was bij elkaar geen vrolijke maar wel een mooie en bemoedigende bijeenkomst.