Gaza – dag 2

Vandaag is het Jan zijn beurt. Een maand geleden was hij de enige van ons die Gaza inkwam, en hij heeft toen een stevige training met de mensen van het NCCR gedaan over de onderlinge samenwerking. Hij vroeg ze wat hen het meest belemmerde om individueel en als groep goed te functioneren, en het antwoord was: de roddelcultuur. Er wordt te veel gepraat over elkaar en achter elkaars rug, het maakt dat mensen zich onveilig voelen, en hun nek niet uit durven steken.

Met de mensen maakte Jan een plan, iedereen bedacht een opdracht voor zichzelf wat ze zelf zouden kunnen doen om de werksfeer te verbeteren. En nu gaat Jan met ze werken aan wat de resultaten zijn. En dan heeft hij nog een ronde met hoe je elkaar openlijk feedback kunt geven, zowel de waardering als wat je denkt dat iemand kan verbeteren. De ‘hot chair’.


(Dr. Wael op de hot chair. Zowaar: hij lacht.)

Jaren geleden heeft hij dat ook een keer met ze gedaan, en het werkt als een trein. Om te beginnen omdat er geen cultuur is van elkaar waardering te geven, en je ziet hoe ze ervan opknappen om gewoon eens te horen wat ze goed doen. Want het zijn enorm hardwerkende en betrokken mensen, die zelden aan zichzelf denken. En verder is het een geweldige oefening hoe je iemand kan vertellen wat die beter zou kunnen doen, zonder dat het meteen aankomt als kritiek.

De oefeningen geven ook aanleiding voor veel hilariteit – het is heerlijk om iedereen zo uitbundig te zien lachen – niets bevrijdenders dan dat.

Een deel van de workshop is door Mark gefilmd en geeft een idee.

Ik bleef bij de workshop, Mark ging intussen met Sarhan op stap om iets te filmen van de verwoestingen van de laatste oorlog tegen Gaza en kwam wat pips om zijn neus terug. Het gaat je niet in je kouwe kleren zitten om te zien hoe er opnieuw een grote rotzooi gemaakt wordt van Gaza: een ministerie in de puin en waarom eigenlijk? Het woonhuis van de familie waar elf mensen in een keer omkwamen. Dit is waar de mensen in Gaza op rekenen: als ze de rotzooi net weer een beetje opgeruimd hebben, en voor zover dat mogelijk is opnieuw opgebouwd, komt er wel weer een nieuwe aanval. Dit lijkt de bedoeling: om Gaza kunstmatig afhankelijk te houden van hulp.

We horen ook de verhalen van Fatma’s familie, die op een extra gevaarlijke plek woont, vlakbij een gebouw van de security, en dichtbij een open veld dat vaak gebruikt wordt door de groepen die raketten afschieten – een bekend doelwit dus voor de Israëli’s. Meteen toen de aanval begon haalden ze de ramen uit de sponningen – ramen zijn hartstikke duur omdat het moeilijk is om in Gaza aan glas te komen, ze raapten wat dekens bij elkaar en vertrokken naar het kantoor van de NCCR en overnachtten daar, vader, moeder en de zes kinderen. Elke dag vrezend dat hun huis geraakt zou worden. Wat op een paar barsten in de muren na gelukkig niet is gebeurd.

Met Mark ga ik de man van Fatma, ook een Khaled, interviewen. Vroeger was hij de eigenaar van een eigen bedrijf, met naaimachines. Op het industrieterrein vlak bij Erez zetten ze voor de Israëli’s kleding in elkaar. Het gaf een goed inkomen. Maar de Israëli’s sloten de boel, en roofden de machines. Al hun bezittingen waren daarmee weg. Al hun spaargeld dat erin had gezeten. Na vier jaar werkloosheid heeft Khaled weer werk gevonden, hij distribueert spullen voor de markt. En verdient een redelijk salaris, al is het niet wat het is geweest. Gelukkig dus dat Fatma een baan heeft bij het NCCR, want ze moeten behalve die zes kinderen van wie er nu een stel naar de universiteit gaan ook nog hun bejaarde ouders onderhouden, en de weduwe van een broer die bij een van de aanvallen is omgekomen, plus nog de familie van een broer die zijn werk kwijt is. Zo werkt het in Gaza: de grote familie zorgt voor iedereen die erbij hoort, maar het betekent ook dat het geld snel op is. Ramadan vertelde ons dat ook: hij heeft als audioloog die werkt bij een door het buitenland gesubsidieerd doveninstituut een heel behoorlijk salaris, maar hij heeft ook drie werkloze broers, met vrouwen en kinderen, dus veel houdt zijn gezin niet over.

Hier is het interview met Khaled al Ghussain op film:

We lopen nog even rond op de markt van Beach Camp, of Shati, een van de nog steeds bestaande vluchtelingenkampen. Dan gaan we naar het terras van het Al Deira hotel, om Walaa en Walid te interviewen. Twee van de intelligente jonge mensen die voor het eerst van zich laten horen. Ik kom daar nog op, want ik was aardig onder de indruk van wat ze me duidelijk maakten.

We moeten ons haasten, want we gaan op huisbezoek. We hadden graag het gezin bezocht waarvan de vader is gedood tijdens de laatste Israëlische aanval, en de moeder en dochter gewond zijn, en gehandicapt – maar we horen dat ze naar Egypte zijn voor een operatie daar. We komen terecht bij een man die politieagent is geweest, en door een ongeluk – nu eens niet Israël – gewond is en een dwarslaesie heeft. Dat betekent nooit meer lopen, baan kwijt, en hij somt het onsentimenteel op: geen controle over plassen en poepen en geen erecties meer. Dus ook geen kinderen. Behalve dat vier dagen na het ongeluk zijn eerste en dus ook laatste zoontje werd geboren. Het gaat redelijk goed met hem. Hij doet zijn oefeningen, zijn familie staat hem bij, hij is blij met zijn kind. Hij moet afvallen, maar is daar ook mee bezig. De psychologe vertelt dat dat niet altijd zo was. Toen ze voor het eerst bij hem kwamen was hij zo depressief dat hij alleen maar sliep en niets meer wilde. Nu heeft het leven weer zin. Hij is blij als de mensen van het NCCR langskomen, hij kan goed met ze opschieten. En hoopt dat hij ondanks zijn rolstoel weer aan het werk kan. Moeilijk, in Gaza. Maar wie weet.

De werkdag zit er op. Khaled en Fatma komen ons bezoeken in de flat, met plastic tassen vol voedsel, kip en humoes, en gevulde druivenbladeren en vegetarische pizza voor Mark, en we nemen nog wat interne zaken door. En dan praten we nog met elkaar, en als gewoonlijk kost het me moeite om nog een beetje op tijd naar bed te gaan, waar ik als een blok in slaap val.