Racisme voor beginners (1)

Racisme voor beginners (1)
Een cursus.

Dit is er gaande in Nederland: de discussie over Zwarte Piet die al jaren smeulde heeft nu het kookpunt bereikt. Voor veel witte Nederlanders lijkt het er vooral om te gaan dat ze a. Zwarte Piet willen behouden als ‘kinderfeest’ en essentieel deel van de Nederlandse traditie, en b. ze intussen absoluut niet beschuldigd wensen te worden van racisme, en daar furieus op reageren. Er lijkt, in psychologische termen, sprake van een cognitieve dissonantie. Daarmee bedoel ik, in psychologische termen: een tegenstrijdigheid tussen zelfbeeld en de informatie die daar niet mee lijkt te kloppen. Het zelfbeeld, als land en als individu, is dat van tolerantie, progressiviteit en liberalisme, bij de wet geregelde gelijkheid, superioriteit ten opzichte van achterlijke landen waar vrouwen en homo’s worden onderdrukt. ‘Bij ‘ons’ doen we dat niet zo’. Dat beeld wordt verstoord door de voorhoede van de zwarte minderheid in Nederland, zoals Surinamers, Antillianen, Afrikanen in de diaspora, plus andere mensen die het doelwit kunnen zijn van racisme en uitsluiting, die vinden dat de figuur van Zwarte Piet in elk ander land gezien zou worden als wat het is: als een racistische karikatuur.

Bij een cognitieve dissonantie kunnen mensen twee kanten op: ze kunnen hun zelfbeeld of het beeld van ons land bijstellen en toegeven dat ze het vroeger niet zagen wat ze nu wel kunnen zien. Een kwestie van voortschrijdend inzicht. Of ze kunnen in verzet gaan tegen deze vermeende aanval op hun onschuld. Dat laatste gebeurt nu op grote schaal, met een keur aan non-argumenten die dagelijks langs komen, en ritueel worden herhaald. Zelfs als toegegeven moet worden dat sommige reacties op de mensen die hun nek uitstaken zoals Anouk en Quinsey Gario onmiskenbaar racistisch zijn, dan nog moet ontkend worden dat dit gewoon het topje van de ijsberg is, en dat Nederland nog lang niet klaar is met het racisme. Nog steeds is er weinig oog voor ons koloniaal verleden en de gevolgen daarvan die nu nog steeds terug te vinden zijn in een structurele ongelijkheid tussen de blanke inheemse bevolking en de mensen die gezien worden als ‘de anderen’, zwarten, vluchtelingen, moslims, migranten, Sinti en Roma, en andere bruine representanten van ge-dekoloniseerde landen.

Wanneer is iets racisme?

Over ‘wit in de weerstand’ en hoe we dat kunnen herkennen kom ik later nog te spreken. Ik wil graag beginnen met de verwarring die er is over de gebruikte begrippen. Wanneer is iets racisme? Is racisme alleen racisme wanneer een persoon zich openlijk en bewust negatief uitlaat over mensen met een niet-witte huidskleur of met donker krulhaar? Mag je dan op niemand die een donkere huid hebt kritiek hebben? Is een grap over afhaalchinezen – sambal bij? – erg? Hebben Surinamers niet erg lange tenen wanneer ze het niet leuk vinden als iemand een Surinaams accent nadoet? Is het nou echt zo erg als kinderen spontaan in een Sinterklaasliedje uitbarsten als ze iemand tegenkomen die bruin is? Moet een witte Nederlander die er niet bij was zich schuldig voelen over de slavernij van vroeger? Wanneer is een mening een vooroordeel, en is het niet zo dat iedereen vooroordelen heeft, ‘roetmoppen’ net zo goed als ‘kaaskoppen’? Heb je niet overal racisme en discriminatie? Zijn er geen ergere problemen?

Hier een oprechte verontruste reactie, die ik ergens van het web afplukte, van een witte vrouw.

“Ik vind het eng dat alles nu op rascisme word gegooid en dat het altijd de blanke is die discrimineert. Als ik door een b.v. surinamer voor ‘ blanke trut’ wordt uitgemaakt zegt dat dan niet dat hij een rascist is? Waarom hij niet en een blanke die zwarte trut zegt wel? Rascisme zit in ieder mens, welke kleur dan ook!”

Deze vrouw trekt het zich aan dat zij als witte per definitie aan de verkeerde kant zou staan, en vraagt zich af of iemand die zwart is haar wel mag beledigen, zonder dat we dat racisme noemen, Want zit die neiging tot discrimineren niet in iedereen? Waarom zijn dat alleen de witten fout?

Laten we beginnen met het helder krijgen van de begrippen. Racisme, vooroordelen, discriminatie. Ik grijp daarbij terug naar de boeken uit de jaren tachtig, ‘Alledaags racisme’van Philomena Essed uit 1984, en mijn eigen boek over seksisme, racisme en ‘klassisme’, getiteld De ziekte bestrijden, niet de patiënt, uit 1986.

Vooroordelen

Wanneer hebben we het over vooroordelen? Een vooroordeel is een negatieve houding tegenover een bepaalde groep of individuele leden van die groep op basis van enkele kenmerken. Dat kan huidskleur zijn, vermeende culturele of etnische eigenschappen, of geloof. We kunnen ditzelfde verschijnsel ook zien ten opzichte van vrouwen (kunnen niet autorijden, zijn altijd zo emotioneel) of homo’s (moeten die daar nou zo mee te koop lopen), we zien het terug in het neerkijken op mensen met minder opleiding of een ander accent (klassisme). Vooroordelen kunnen wederzijds zijn. Ook moslims kunnen negatieve oordelen hebben over de niet-gelovigen in Nederland (allemaal losbandig) en Belgen en Nederlanders hebben ook zo hun ideeën over de mensen aan de andere kant van de grens. Feministes hadden niet altijd erg vriendelijke meningen over mannen in het algemeen. Je kunt zelfs positief klinkende oordelen naast de negatieve zien: die Surinamers kunnen zo leuk dansen. Daarmee zijn ze natuurlijk minder geschikt voor de functie van directeur. Waar het met vooroordelen om gaat: het is vaak een irrationeel gevoel waar we niet eens meer van weten hoe we daar op kwamen. Het is een gevoel dat altijd makkelijk bevestigd wordt, bij de eerste vrouw die fout in parkeert, of het volgende Marokkaanse joch dat hoerrr! roept tegen een witte vrouw is alles weer zoals we toch al dachten dat het was. Maar vooroordelen zijn in het algemeen niet terechte generalisaties en daarmee onjuiste beelden over een gehele groep en alle mensen die daar in zitten, op grond van een enkel kenmerk. De vraag is nu wanneer die vooroordelen kwaadaardig worden, en wanneer we die racisme kunnen noemen.

Nu is het duidelijk dat er zonder vooroordelen geen racisme zou zijn. Ze vormen wel de basis voor het onderscheid maken in ‘wij’ en ‘zij’, maar we kunnen ook constateren dat het van de context afhankelijk is hoeveel kwaad ze kunnen. Het punt is wel dat het niet degene is met de vooroordelen die kan bepalen hoe kwetsend die zijn voor degene over wie ze gaan. De mededeling dat ze ‘niet kwetsend zijn bedoeld’ helpt daar weinig bij. Zo is het niet Gordon zelf die kan bepalen of zijn afhaalchineesgrapjes onschuldig zijn, al blijft hij ervan overtuigd dat hij niks kwaads bedoelde. Het zijn in de eerste plaats de mensen met een Aziatische achtergrond die ons nu vertellen hoe vaak ze zich al hebben gestoord aan al die zogenaamde grapjes over spleetogen en het nadoen van accenten die kunnen vertellen dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met die ongein. Daar kom ik ook nog op: de rol van ‘humor’.

Discriminatie

We spreken over discriminatie wanneer vooroordelen in handelingen worden omgezet, waarbij de groep die als ‘anders’ werd weggezet slechter wordt behandeld. Wanneer iemand met een Marokkaanse of Turkse achternaam minder kans krijgt op een bepaalde baan, of jongeren met een donkere huid of met zwarte krullen niet worden toegelaten in een club, waar blonde mensen wel welkom zijn, bijvoorbeeld. Discriminatie is niet altijd makkelijk aan te tonen, vooral omdat het meestal zal worden ontkend. Het is voor een individu in zijn of haar eentje moeilijk te bepalen of ze je niet willen hebben omdat je bruin bent of een hoofddoek draagt. Daar is onderzoek voor nodig. Maar die is er (kom ik op een ander moment op terug) en we weten nu zonder twijfel dat er nog steeds wordt gediscrimineerd in Nederland. Ook door mensen die zelf helemaal niet door hebben dat ze nog vooroordelen hebben, het oordeel dat de ene kandidaat, toevallig een witte, beter geschikt is dan die met een bruine huid is lang niet altijd bewust. Soms zie je het patroon pas wanneer je al die beslissingen bij elkaar optelt. In plaats van meteen te protesteren dat jij niet discrimineert, zou het veel beter zijn om er rekening mee te houden dat je ook ‘besmet’ bent door de gangbare oordelen en eens een beetje aan zelfonderzoek te doen. Maar om nu terug te komen op de opmerking van de vrouw die zegt: is een Surinamer die mij uitmaakt voor ‘witte trut’ dan niet aan het discrimineren? Die doet in ieder geval iets dat niet door de beugel kan. Het kan zijn dat de onderdrukte woede over wie weet hoe lange die slechte behandeling al heeft geduurd nu eens wordt omgedraaid tegen die verdomde blanke. Even wraak. Maar er zit behalve de mogelijkheid om iemand op dat moment persoonlijk te kwetsen weinig macht achter. Het is net als met de vooroordelen in principe mogelijk dat zwarten ook witten kunnen discrimineren. Het punt waar het nu om gaat is dat zwarten niet vaak in een positie zitten waarin ze witte mensen een baan kunnen weigeren, of niet toelaten in een club.

En daarmee komen we op een belangrijk punt: dat racisme veel meer is dan de individuele houding van mensen tegenover mensen uit een andere groep, maar deel uitmaakt van een structureel systeem van ongelijkheid. Hetzelfde geldt als het gaat om mannen en vrouwen, en ook om klasseverschillen. Die ongelijkheid maakt dat vooroordelen en discriminatie veel kwaadaardiger kunnen worden dan ze misschien zelfs zijn bedoeld.

Racisme = structurele ongelijkheid

Racisme is een complex geheel van vooroordelen en discriminatie gebaseerd op een ideologie van ongelijkheid. De ene groep wordt structureel hoger aangeslagen dan de andere. Dat uit zich op vele niveau’s van ongelijkheid: het inkomen, de maatschappelijke positie, de politieke macht, de representatie (hoeveel zwarte mensen zie je in de media, en in welke posities?), en het uit zich dus ook in wat we ‘cultureel racisme’ kunnen noemen. We hebben een lange geschiedenis van beeldvorming waarbij de blanken beschaafd zijn en de zwarten primitief, wild, niet ontwikkeld en kinderlijk. Die beeldvorming is wel degelijke aan het veranderen, al hebben we nog steeds die kinderlijke zwarte piet die het knechtje is van een beschaafde blanke man, maar daarnaast zie je nog steeds weinig zwarte mensen die als vanzelfsprekend vanuit een deskundigheid spreken op de tv. Het zij dan dat het onderwerp ‘allochtonen’ is, of zoals nu, zwarte piet.

Ook hierbij zijn er paralellen met andere ongelijkheden. Hoewel vrouwen geen minderheid zijn, nemen ze cultureel gezien wel nog steeds een minderheidspositie in. Vrouwen komen vaker in beeld wanneer er behoefte is aan een vriendelijke en aantrekkelijke presentator, dan wanneer het gaat om deskundigheid op een bepaald vlak. Zo heeft elke vorm van structurele ongelijkheid een eigen geschiedenis en een eigen pakket aan vooroordelen. En om het nog ingewikkelder te maken lopen die ongelijkheden ook nog eens door elkaar heen. Ook daar kom ik nog op terug.

Er is niet één vorm van racisme. Philomena Essed zei het al jaren geleden: wie racisme alleen maar opvat als een expliciete mening dat zwarte mensen een minder soort zijn kan wellicht concluderen dat het met het racisme in Nederland wel meevalt. Maar jaren later komen er achter dat we nog steeds te maken hebben met een klimaat waarin de witte bevolking privileges heeft waarvan de mensen zich meestal niet eens bewust zijn, maar wel furieus kunnen reageren wanneer ze het gevoel hebben dat die vanzelfsprekende voorrechten hen kunnen worden afgepakt. En ook woedend kunnen worden wanneer ze het gevoel hebben als ‘racist’ te worden weggezet. Ook daarover meer later.

Deel 2: hier