Zionisme deel 3

Deel 3 van zionisme, het verhaal van een slecht idee


(Palestijnse vluchtelingen)

De holocaust

Het derde argument, de holocaust, is veel doorslaggevender. Stel dat Israël er al was geweest toen de nazi’s begonnen met de uitroeiing van de joden, hoeveel meer hadden er dan gered kunnen worden? En stel dat zoiets weer gebeurt, is het dan niet belangrijk dat die joodse staat er is, die op elk moment dat het nodig mocht zijn de grenzen kan openen? Ook joden die er niet voor kiezen er te gaan wonen zien Israël vaak in dat licht: als blanco cheque, voor als het nodig is. Een reservetehuis, naast het huidige, voor tijden van nood.

Toch is de volgende vraag legitiem, zegt filosoof Michael Neumann in het controversiële boek The Case against Israel: is een joodse staat wel het antwoord, niet alleen op het antisemitisme, zoals Herzl het zich voorstelde, maar op de mogelijkheid van een nieuwe poging tot uitroeiing? Vooral gezien dit ene cruciale feit: dat er in dat land al mensen woonden?102 Om te beginnen is er de morele vraag, stelt Michael Neumann: ‘Mag ik jouw land opeisen omdat iemand anders mij verrot geslagen heeft? Als iemand mijn familie in Duitsland vermoordt, geeft mij dat dan het recht op jouw huis in Boston, of geeft het “mijn volk” het recht op jouw land?’103

Alle joden die Hitler probeerden te ontvluchten hadden recht op een veilig onderkomen. We kunnen ervan uitgaan dat de hele wereld verplicht was om dat onderkomen te verschaffen, inclusief de Palestijnen. Het drama is dat veel landen de grenzen sloten voor vluchtelingen, en dat daarom nog meer mensen zijn omgekomen. Het probleem met vluchten naar Palestina was niet dat de Palestijnen geen joodse vluchtelingen op wilden nemen – er waren in de loop van de eeuwen niet veel maar wel enkele duizenden joden naar het land getrokken, en er zonder problemen gaan wonen –, het probleem was het zionisme, dat om zeer begrijpelijke redenen op grote weerstand stuitte bij de Palestijnen. De Britten bleven aarzelen tussen steun aan de zionisten en vasthouden aan de belofte dat de Palestijnen onder hun mandaat recht hadden op zelfbeschikking, en door dat laatste kwamen ze ertoe te proberen de toestroom van joodse vluchtelingen te beperken. De vraag is dus, zegt Neumann, of het zionisme niet een reden was dat er mínder joden zijn gered dan mogelijk was geweest. Zonder het verzet van de Palestijnen, niet tegen joden, maar tegen zionisten die naar hun land kwamen om er een eigen staat te vestigen, was er veel minder reden geweest om de immigratie aan banden te leggen.104

Maar ging het de zionisten wel in de eerste plaats om het redden van joden? In dat geval zouden ze ook meegeholpen hebben om joden naar een land van hun keuze te laten gaan, en niet alleen naar Palestina, waar ze nodig waren om de joodse staat te vestigen. Zie bijvoorbeeld een onthullend incident dat David Hirst beschrijft in The Gun and the Olive Branch: Morris Ernst, een joodse advocaat, werd door de zionisten onder vuur genomen omdat hij de Amerikanen probeerde over te halen meer joodse vluchtelingen op te nemen; dat was niet in het belang van het zionistische project, was de kritiek. ‘Alsof ik een verrader was,’ zei Morris.105

Hoewel achteraf de holocaust een grote rol is gaan spelen in de rechtvaardiging van het bestaan van een joodse staat is het pijnlijk duidelijk geworden dat het redden van joden ondergeschikt werd gemaakt aan het stichten van een joodse staat. In The Seventh Million beschrijft de journalist-historicus Tom Segev de ingewikkelde verhouding van de zionisten ten aanzien van de holocaust. Want het eerste doel van de zionisten was niet om zo veel mogelijk joden te redden, maar om een joodse staat te stichten. In een bekend geworden citaat zegt Ben Goerion: ‘Als ik wist dat het mogelijk was om alle kinderen in Duitsland te redden door ze over te brengen naar Engeland, of de helft van hen door ze over te brengen naar Palestina, dan koos ik voor het laatste want we hebben niet alleen rekening te houden met die kinderen, we hebben een historische plicht aan het gehele joodse volk.’106 In 1933 had het Joodse Agentschap een overeenkomst gesloten met de nazi’s om joden met medeneming van duizend pond het land te laten verlaten – het al genoemde Ha’avara Abkommen – en daarbij was duidelijk dat het alleen maar ging om de mogelijkheden om joden naar Palestina te sturen – en niet naar een ander land, hoewel veel joden de voorkeur gaven aan de vs boven Palestina.107

En de volgende vraag is of het uiteindelijk de veiligheid van de joden wel hielp om ze allemaal bij elkaar te brengen in een nieuwe staat, die geplaatst werd in het midden van een Arabisch continent dat daar, om het zacht uit te drukken, niet op zat te wachten. Al die joden bij elkaar, zegt Michael Neumann cynisch: een prachtig doelwit voor wie hun kwaad wil doen.108 En dit is wel duidelijk: na meer dan zestig jaar leeft de staat Israël nog steeds in een situatie die door henzelf beschreven wordt als een van permanente dreiging en waakzaamheid. Is dit de winst van het zionisme, dat in plaats van individuele joden nu de joodse staat door velen als vijand wordt gezien? Was het niet de bedoeling van Herzl dat de joodse staat een land zou worden als elk ander, en er daarmee een eind zou komen aan de bedreiging?

Er hadden meer joden gered kunnen worden, wanneer meer landen hun grenzen hadden geopend, en wanneer die vluchtelingen ook zonder belemmeringen Palestina binnen hadden kunnen komen. En zeker hadden er meer joden gered kunnen worden als er toen al een joodse staat was geweest die de vluchtelingen had opgenomen. Maar nadat de nazi’s waren verslagen werd dat een andere zaak. Na 1945 was er geen reden meer om aan te nemen dat de joden een automatisch recht hadden om naar Palestina te komen, laat staan om daar een eigen staat te stichten. Ook vanuit het oogpunt bekeken dat de joden die nog leefden ternauwernood aan een verschrikkelijke ramp waren ontkomen, en het verdienden met liefde opgevangen te worden, is het niet te verantwoorden dat daarvoor gekozen werd voor een koloniaal project waarvoor een ander volk verdreven moest worden.

Geen van de andere argumenten en rechtvaardigingen die worden aangedragen zijn geldig, zegt Neumann. Niet dat de joden zo geleden hadden, niet dat ze vrede wilden – wie wil dat niet? Niet dat ze een deel van het land opgekocht hadden (dat was nooit meer dan 5 à 6 procent), niet dat de nieuwe Israëli’s geweldige prestaties leverde en ‘de woestijn tot bloei brachten’ – dat iemand in staat is mooie dingen met een land te doen is geen rechtvaardiging om dat land te bezetten. Het doet er niet toe of dat land wel of niet arm en verwaarloosd was – ook dat is geen reden om de bewoners eruit te gooien. Het doet er ook niet toe of de Palestijnen bereid waren om ‘vrede’ te sluiten – de Israëli’s hebben hun nooit een aanbod gedaan dat ze redelijkerwijs aan hadden moeten nemen.109 Ook dat er vervolgens duizenden joden uit Arabische landen naar Israël kwamen doet er niet toe, zelfs niet als je ervan uitgaat dat ze in die Arabische landen onrechtvaardig zouden zijn behandeld.110 Ook als de reactie op een onrechtmatige daad – de stichting van de joodse staat – disproportioneel zou zijn geweest, dan nog rechtvaardigt dat de daad niet.

Verder, zegt Neumann, hadden de Israëli’s in de loop van hun geschiedenis de mogelijkheid om afstand te nemen van de zionistische ideologie en een andere richting in te slaan – ze hadden, bijvoorbeeld, vast kunnen houden aan het deel van het land dat hun volgens het verdelingsplan toekwam en niet meer in te nemen dan dat. Of dat in 1948 vrede had kunnen brengen is zeer de vraag, maar een feit is dat Israël op geen enkel moment een serieuze poging heeft gedaan om twee staten naast elkaar te laten bestaan. We vergeten nogal eens dat er nooit een serieus aanbod van de zionisten, en later van de staat Israël, is geweest om het land te delen. Het verdelingsplan kwam van de vn, en Israël hield zich niet aan de aangegeven grenzen, maar ging meteen aan de gang om meer land te veroveren dan hun was toegekend. En daarna kwam een volgend jaar waarin Israël een verschil had kunnen maken en een andere richting in had kunnen slaan, 1967, toen het een bezettende mogendheid werd – ik kom daar nog op terug.

Het eindoordeel van Neumann is hard: het zionistische project was vanaf het begin niet te rechtvaardigen, en er zijn geen pogingen geweest om nadat de staat eenmaal was gevestigd met de wandaden tegenover de Palestijnen in het reine te komen, en te kijken wat er nog recht te zetten en goed te maken viel. Dat is waarom de schuld voor het conflict voor het overgrote deel op de zionistische schouders rust, en het niet mogelijk is om de Palestijnen in die schuld te laten delen.

Nee, zegt Neumann, dat betekent niet dat Israël moet ophouden te bestaan, het bestaat, net als andere staten die op onrecht zijn gebouwd – we zouden ook niet zeggen dat Amerika maar moet ophouden te bestaan. Maar aan het zionisme moet een einde komen.111

Een land zonder volk voor een volk zonder land

Het was een mooie, tot de verbeelding sprekende slogan – van Israel Zangwill – die in 1901 de wereld in ging; het zionistische project, dat ging over ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’. Het punt is alleen dat het geen land was zonder volk. En dat wisten de zionisten heel goed.112 Zeker de eerste zionisten die sinds 1882 naar Palestina gingen en daar dagelijks geconfronteerd werden met de plaatselijke bevolking.

In 1897 stuurden de Weense rabbijnen die na het congres in Bazel Herzls ideeën wilden onderzoeken, twee vertegenwoordigers naar Palestina. Hun opdracht was om te zien hoe de zaken ervoor stonden, en of het land geschikt was voor de joden. Het resulteerde in een telegram uit Palestina waarin de beide rabbijnen schreven: ‘De bruid is mooi, maar ze is al getrouwd met een andere man.’113

Palestina was al lang een land dat op een handelsroute lag en daarom zelf ook handel dreef. Er kwamen ook veel gelovigen op bedevaart, of om er te studeren, zoals Lucas Grollenberg, die er in 1970 een opmerkelijk boek over schreef: Voor een Israël zonder grenzen. Zeker was het geen westers land, en een groot deel van de bevolking leefde van het land, waar de traditionele agrarische verhoudingen bewaard waren gebleven. Maar er waren steden, Jeruzalem, Nablus, Nazareth, Akko, Jaffa, Jericho, Ramlah, Hebron, Haifa. Er waren mensen die hadden gestudeerd, er waren Palestijnen die in huizen woonden met boekenkasten en piano’s. Er waren kranten en politieke partijen. In de Baedeker van 1891 (een reisgids) werd de bevolking geschat op 15.000 mensen, waarvan twee derde moslim, 3000 christenen en 2500 joden. Er werd geëxporteerd, onder andere zeep, maïs, sesam, sinaasappels en andere vruchten, en ook wijn. De Jaffa-sinaasappel was voor 1948 al beroemd en een belangrijk exportproduct. In een Brits rapport was er sprake van de oogst van 1880 bestaande uit 36 miljoen sinaasappels.114

Ook was Palestina geen geïsoleerde samenleving. Er ontstonden protestante landbouwkolonies, er kwamen joodse immigranten uit Oost-Europa – met name als gevolg van de vervolgingen in Roemenië en Rusland. Toen stond Palestina nog met Syrië onder Turkse heerschappij, maar die was al aan het afbrokkelen. Ook was in die tijd al een begin te zien van het Arabische nationalisme. En in 1905 werd het gevaar van de zionistische overheersing al gezien: Grollenberg citeert een Palestijnse nationalist, Azuri, die een boek schreef onder de titel De wederopstanding van de Arabische natie.115 Lees, voor de geschiedenis van Palestina voor 1948 bijvoorbeeld de boeken van Rashid Khalidi, lees Tom Segev, One Palestine, Complete, lees het boek van Tineke Bennema. Ook al was Palestina nog geen onafhankelijke staat en lagen de grenzen nog niet vast: iedereen wist in die tijd waar Palestina lag en vond het normaal dat de bewoners ervan zichzelf zagen als Palestijnen, inclusief de Britten, die hun een Brits-Palestijns paspoort gaven.116 Palestina was niet veel anders dan de andere Arabische staten in wording, die zich los moesten maken van de koloniale mogendheden, en die aarzelden tussen het nationalisme van een eigen land, of het pan-Arabisme. Was er na de Britse overheersing geen zionistische overheersing gekomen, dan zou Palestina zeer waarschijnlijk een staat zijn geworden net als Syrië, Jordanië, Libanon – al is daarmee niet gezegd waar de grenzen van de nieuwe staat exact zouden hebben gelegen. Maar er is geen twijfel over dat er al sprake was van een Palestijns zelfbewustzijn, al is het ook duidelijk dat het Palestijnse nationalisme een enorme drive heeft gekregen door het verzet tegen weer een nieuwe overheersing.

De eerste aliyah, het ‘opgaan’ van zionistische joden naar Palestina vond plaats in 1882, zowel als een reactie op de Russische pogroms als om de zionistische idealen in werkelijkheid om te zetten. Ook de pioniers maakten dus kennis met de plaatselijke bevolking. Ook zij wisten dus dat Palestina niet ‘leeg’ was. Maar ondanks het feit dat de joden die naar Palestina kwamen het zelf konden waarnemen werd de mythe dat Palestina leeg en verwaarloosd was door zionisten lang gekoesterd en verspreid. In 1970 schreef Shimon Peres nog: ‘Het land bestond voornamelijk uit dorre woestijn, met maar een paar kleine eilandjes waar Arabieren zich hadden gevestigd, en het huidige gecultiveerde Israëlische land is redeemed (verlost, bevrijd) van het moeras en de woestenij.’117 De werkelijkheid is dat tegen 1930 vrijwel al het land dat vruchtbaar genoeg was al was ontgonnen en verbouwd. Het waren de Palestijnen zelf die ‘de woestijn tot bloei hadden gebracht’.

Het is niet zo dat de zionisten en hun niet-joodse tijdgenoten niet wisten dat er in Palestina geen mensen woonden – er gingen regelmatig christenen heen, er bestaan meerdere reisgidsen uit de 19de eeuw waarin de bevolking van het land Palestina werd beschreven, en er waren vele reisverhalen geschreven, maar het punt is, zegt Edward Said, dat ze er niet toe deden.118 Zoals de inboorlingen in andere niet-westerse landen er niet toe deden. En het pijnlijke punt, achteraf gezien, is dat ook de Europese joden, op een paar uitzonderingen na, ondanks die eigen ervaring van gezien worden als untermenschen niet zagen dat zij op hun beurt hetzelfde deden met de inwoners van Palestina, maar hen behandelden als niet relevant. Als storende aanwezigheid, maar niet als mensen die net als zij recht op zelfbeschikking behoorden te hebben, of een stem mochten hebben in hun eigen toekomst.119 Dat men in meerderheid eenvoudig niet wenste waar te nemen dat er in Palestina mensen woonden die ertoe deden, die rechten hadden, die gehecht waren aan het land waar ze woonden, is niet specifiek een zionistische eigenschap. In die tijd werd er in alle koloniale mogendheden zo gedacht: de inboorlingen, die zijn irrelevant.

Imperialisme was de theorie, kolonialisme de praktijk waarmee die nutteloze, niet bezette gebieden in de wereld konden worden veranderd in nuttige nieuwe versies van de Europese stedelijke samenleving, schrijft Said in ‘Zionism from the standpoint of its victims’.120 Zo ontstonden er overal in de wereld kleine reproducties van Europa, in Zuid-Afrika en Rhodesië, met als laatste in de reeks: Israël. Het slechte geweten kon altijd gesust worden met de bekende koloniale gedachte dat de cultuur van de inheemse bevolking vergaand minderwaardig was aan de westerse beschaving, en dat de Palestijnen zouden profiteren van de welvaart en de moderniteit die de zionisten kwamen brengen. En dat was geenszins alleen een zionistische manier van denken. In zijn artikel neemt Said een hele reeks Britse beschrijvingen van de inheemse bevolking over, waarin de fellahin, de Palestijnse boeren, beschreven worden als immoreel, dom, achterlijk, fanatiek en leugenachtig. Er is geen Arabische beschaving schreef de een, we hoeven over hen net zo min romantisch te doen als over de indianen en de maori’s, schreef een ander, het zijn weerzinwekkende wilden, en ik ben blij als ik terug kan naar die sluwe Egyptenaren.121

Die blik, die zionisten deelden met de Britten – en andere Europeanen –, maakte het mogelijk om het gebied dat bevolkt was toch ideologisch tot ‘onbewoond’ en ‘leeg’ te verklaren. De mensen die er woonden deden er eenvoudig niet toe, werden niet als volk erkend, voor zover ze bestonden maakten ze deel uit van een geweldige massa Arabieren, en als ze toch bestonden als Palestijnen, dan hadden ze van dat land niet veel gemaakt.122 Ondanks het feit dat Palestina al een bloeiende export van Jaffa-sinaasappels naar Europa kende, blijven de zionisten en Israëlapologeten volhouden dat het daar maar niks was. Blij moesten ze zijn dat de zionistische joden daar een mooi land van gingen maken.

Leon de Winter, schrijver en Israëlapologeet, herhaalde dat nog even in 2006, toen hij het had over de reizigers van toen die een kaal, arm, leeg gebied aantroffen, ‘bewoond door arme boeren, met een stad, Jeruzalem, met open riolen, melaatsen, bedelaars, kreupelen. De rijkdom van Israël is het gevolg van de joodse inzet in dat land, en is niet gestolen.’ Dat laatste is evident onwaar: er is voor miljarden geroofd en geplunderd. Maar zelfs als het land armer was en niet dezelfde geavanceerde landbouw en industrie kende als Europa: is dat dan een excuus om de bevolking minderwaardig te verklaren en ze onder de voet te lopen? Bedelaars en kreupelen, mag je die verdrijven? Was dat de westerse beschaving? De Winter heeft de zionistische ideologie een stap verder gebracht dan in de begintijd van de koloniale beweging: toen werd de joodse staat nog aangeprezen als een front tegen de Aziatische barbarij. De Winter heeft het over een frontstaat in de oorlog tegen het islamitische fascisme.123 De koloniale rechtvaardigingen voor de overheersing van een inheemse bevolking raakten sleets, het woord koloniaal werd geschrapt uit de ideologie, maar na 9/11 raakte er een nieuwe methode in zwang om de Palestijnen weg te zetten als minderwaardig en dus als rechteloos: het zijn moslims. En dus: jodenhaters, fascisten en vanzelfsprekend en van nature terroristen.124

Deel 4, hier.