Kerk en staat (2)

De islamdiscussie

Laten we eerlijk zijn: dat religie opeens weer midden in vele publieke discussies staat komt door de met migranten meegenomen islam. Niet dat we er nooit problemen mee hadden: na de ontzuiling die gelijk op gegaan is met de periode van de grote sociale bewegingen, hebben we het nogal eens over wat de progressieven ervaren als het achtergebleven gebied in eigen land: een christelijke partij die geen vrouwen in het parlement wil, en homo’s liever weert, katholieken die formeel gezien nog steeds onder de voogdij van de paus staan, en die paus is bijvoorbeeld tegen abortus en tegen homoseksualiteit, dat zien we meer als resten van vroeger waar we ons niet geweldig druk over maken – zolang we er maar geen last van hebben. Anders dan in Israel, om een voorbeeld te noemen, waarin de orthodoxen niet alleen de vrijheid hebben om zich zelf aan de religieuze wetten te houden, maar ook de seculieren willen dwingen met Pasen geen gegist brood en geen bier te kopen, waar de EL AL op zaterdag niet vliegt, en mensen die een burgerlijk huwelijk wensen uit moeten wijken naar Cyprus. Tot grote ergernis van de seculieren, die graag wat meer scheiding tussen ‘staat en kerk’ zouden willen.

De heftigheid van de nieuwe discussies zegt vooral iets over de angst van een deel van de autochtone bevolking voor wat de ‘islamisering’ van de maatschappij is gaan heten, en dat leidt tot afkeuring van het feit dat je op straat hoofddoeken ziet tot en met de angst voor een islamitische coup waarmee hier straks, als ‘ze’ eenmaal de meerderheid hebben, de sharia wordt ingevoerd en alle vrouwen een hoofddoek om zouden moeten doen. Om het nog maar niet over ergere zaken te hebben als afgehakte handen, gestenigde overspelige vrouwen en van het dak afgegooide homo’s.

Olivier Roy stelt in zijn boekje De islam en de scheiding van kerk en staat deze vraag: “Is de islam zo bedreigend of verkeert de Franse identiteit in een zodanige crisis dat een paar honderd meisjes met hoofddoeken en een paar bebaarde predikers de bijl aan de wortel kunnen zetten?” Of ligt het er aan dat de islam de godsdienst van immigranten is? Of treft ons hier de schaduw van de conflicten in het Midden-Oosten? Er is behoefte aan ontwarring. “Laten zien dat er een lange traditie van islamitische aanwezigheid en contacten met de islam bestaat zal aan de huidige perceptie van het probleem niet veel veranderen. Maar als dat het probleem is, de immigratie of het Midden-Oosten, laten we dat dan duidelijk zeggen en ophouden ons te vermoeien met koranverzen. En als het ‘alleen maar’ om de islam gaat, laten we dan ophouden over de islam te denken als over immigrantenwijken en over de immigrantenwijken als over de islam.”

Of om dat een beetje meer naar de Nederlandse situatie te vertalen – wij hebben hier andere problemen dan de opstandige jeugd in de banlieus – laten we proberen te onderscheiden waar het om gaat, ook al loopt dat in de praktijk in elkaar over: in Nederland is de grootste groep moslim tegelijk ook migrant, en een groot gedeelte van de migranten tegelijk ook moslim, en hoe zij door ‘ons’, de ontvangende samenleving worden behandeld, heeft weer invloed op hoe zij zichzelf zullen definieren of opstellen. Ik denk dat we te maken hebben met twee posities, die in beide gevallen, te absoluut gezien, leiden tot blinde vlekken.

In de hulpverlening (waar ik twintig jaar in les heb gegeven) hadden we het over de omgang met ‘allochtonen’, mensen met een etnisch andere achtergrond. Twee basisfouten kon je als hulpverlener maken: alleen verschil zien (de maximaliseerders) of helemaal geen verschil zien (de minimaliseerders). In het eerste geval dachten hulpverleners bij voorbaat dat ze wel niets zouden snappen van iemand met een andere achtergrond, en vergaten te bedenken dat we allemaal mensen zijn, in het tweede geval dacht een hulpverlener: we zijn toch allemaal gewoon mensen, en had er geen oog voor dat verschillen er wel toe doen. De wijsheid was om die twee zaken nooit uit het oog te verliezen: het gemeenschappelijke zowel als de verschillen.

Migranten of moslims?

We zien nu, en met name in de politiek, een dergelijke neiging om op een van twee polen te gaan zitten. De eerste is de neiging om alles wat met migranten (lees migranten van Turkse en Marokkaanse afkomst) te maken heeft als ‘islam’ te zien en geen aandacht te hebben voor de sociaal-economische aspecten van migratie. Dan kom je er bijvoorbeeld toe om te denken dat een handjevol vrouwen in burka of een paar imams die vrouwen geen hand willen geven het werkelijke probleem zijn van de ‘integratie’. Dan zie je niet dat veel problemen die er zijn met een eerste en tweede generatie migranten om in dit land hun plek te vinden er meer mee te maken hebben dat ze vaak afkomstig zijn uit arme streken, aanvankelijk weinig opleiding hebben, vaak traditionele opvattingen meenemen over vrouwen en mannen. Dat ze vaak nog geen onderscheid maken tussen traditie en geloof, dat was in hun thuisland niet nodig, en dus zelf niet altijd weten dat gedwongen huwelijken een tribale en geen islamitische gewoonte zijn. We nemen waar dat migranten aanvankelijk vaker in wijken terecht komen waar de problemen zich opstapelen, dat er een scheiding dreigt tussen zwarte en witte scholen, dat de kans dat migranten niet doorstoten naar de arbeidsmarkt groter is dan voor autochtonen, en dat er spanningen kunnen ontstaan tussen eerste en tweede generaties. We kunnen waarnemen dat een deel van de jongeren hun draai niet kunnen vinden en overlast bezorgen. We zien tegelijk dat een groot deel van de migranten heel snel bezig is om hun plek te vinden, en dat de emancipatie van vrouwen gelijk oploopt met hun emancipatie als migranten. Het belangrijkste punt: veel van wat er met de migranten gebeurt zou óók gebeuren als ze niet toevallig ook moslim waren. Je kunt dus besluiten om het feit dat het ondertussen ook moslims zijn te negeren, en te zeggen: daar gaat het helemaal niet om.

Maar dan komen we bij het andere uiterste: inplaats van alle problemen te ‘islamiseren’ doen we alsof religie er helemaal niets meer mee te maken heeft. En ook dat geeft blinde vlekken. Want de migranten verwachten terecht dat ze in een land wonen waarin vrijheid van godsdienst heerst, en waarin ze dus de gelegenheid krijgen die op eigen manier uit te oefenen. Dat betekent dus de bouw van moskeeën, en de vrijheid om ook in het openbaar als moslim zichtbaar te zijn. En dat botst dan weer op de angst en weerstanden van autochtonen, die het gevoel hebben dat hun wereld onherkenbaar verandert – wat die uiteraard ook doet, ook zonder islam – en juist door de afkeuring eerder een golf van bewustwording met name onder de tweede generatie stimuleert die opnieuw bezig zijn om hun religie te herontdekken. In alle gradaties, van vrijwel seculier – we ontmoeten nu de eerste seculiere moslims zoals we ook joden kennen die zich als jood identificeren maar niet religieus zijn – tot en met fundamentalistische groepen die terug willen keren naar de ‘zuivere islam’ die deze samenleving als vijandig ervaren en zich afkeren.

De paradox is dat we door de angst voor islamisering die islamisering eerder oproepen. Voor veel migranten is het moslim-zijn een deel van hun identiteit, die ze zich niet af laten pakken. Het is dus feitelijk niet mogelijk om te zeggen: we zien je alleen als migrant, moslim ben je maar thuis. Zeker niet omdat de conflicten nu juist vaak gaan over het gebruik van de openbare ruimte, de vraag of specifieke instellingen als eigen hulpverlening en scholen zijn toegestaan, en de mate waarin moslims mogen vragen om aanpassingen zoals gescheiden zitplaatsen, gescheiden zwemmen, eigen begraafriten of vrij te krijgen op de islamitische feestdagen. Maar mijn vraag is ook waarom we dat zouden willen: vergeten dat veel migranten ook moslim zijn.

Ik ben er dus ontzettend voor om vooral niet te vergeten dat het bij integratie – ik zeg liever participatie – van met name Marokkaanse en Turkse Nederlanders gaat om migranten, en ons met name te richten op de sociaal-economische zaken als opleiding, werk, wonen, en op te houden om alles alleen maar als een zaak van de islam te zien. Maar we houden ook blinde vlekken als we net doen alsof dat alles helemaal niets meer met religie te maken heeft. Al was het maar omdat we ons er toe hebben te verhouden dat er veel angst is voor de islam bij een flink deel van de autochtone bevolking, die makkelijk gemanipuleerd kan worden door populistische politici – ‘stem op mij, ik krijg die moslims wel weg’.

Ik zal in het nu volgende stuk vooral ingaan op religie, want dus niet betekent dat ik vergeet dat we het in wezen, als het gaat om integratie en migratie, ook en vooral hebben over sociaal-economische vraagstukken.

Migranten als moslims

Het zijn ook de moslims zelf, die ons niet toe staan te vergeten dat ze moslims zijn, niet alleen doordat veel vrouwen een hoofddoek dragen, maar ook omdat ze zich niet langer weg laten poetsen. Zo zegt Olivier het: “de moslims in Frankrijk zijn gaan praten als moslims. De gastarbeider van de jaren zeventig zweeg: er werd voor hem gesproken. De jonge Arabieren in de voorsteden in de jaren tachtig wilden het alleen hebben over integratie: ze waren vooral anti-racistisch. Daarna, in de jaren negentig, is er een islamitische manier van spreken gekomen die in twee figuren een spreekbuis vindt: de salafistische prediker, in djellaba, met baard en een sterk Arabisch accent, uit het Oosten ingevlogen, en de tot in de puntjes geklede intellectueel die accentloos Frans spreekt”. Aha, daar hebben we Tariq Ramadan, om wie de controverse in Frankrijk vijf jaar geleden op zijn hoogtepunt was – en te oordelen naar het stof die hij deed opwaaien, en vijf jaar later ook hier, is de tweede figuur degene die hier het meeste onbehagen oproept.

Is het de islam die zelf het probleem is of is het de godsdienst en het geloven in het algemeen die het probleem is, vraagt Oliver zich af. Of maken we nu met de islam mee wat een eeuw geleden met het katholicisme gebeurde: gewoon een kwestie van inkaderen en onderhandelen, waardoor er een moderne, liberale, Europese islam ontstaat? Wat je de islam in ieder geval niet kunt verwijten, zegt Oliver, is dat ze vinden dat er een waarheid is die boven alle mensen uitgaat, en dat er religieuze regels zijn – die gelden voor alle monotheistische openbaringsgodsdiensten. Het gaat er maar om hoe de gelovigen hun geloof een plaats willen geven in de maatschappij. En het gaat daarbij vooral om gedrag en minder om dogma, (het christelijke gebod ‘gij zult niet begeren uws naasten vrouw’ heeft nooit een einde gemaakt aan overspel, hoewel het misschien wel invloed heeft gehad om de seksuele moraal, zegt Olivier). Je kunt bovendien wel religie en cultuur van elkaar onderscheiden in theorie, maar in de realiteit wordt religie ook gedragen door een als etnisch ervaren cultuur. En de grote vraag is dus of de islam in te passen is in een westerse, democratische, tamelijk seculiere samenleving waarin de zuilen bijna zijn verdwenen.

Die vraag zou je heel praktisch kunnen beantwoorden, in plaats van een koranexegese waarbij vooral gezocht wordt naar de passages die moeilijkheden op zouden kunnen leveren, die over ‘ongelovigen’ en ‘afvalligen’ bijvoorbeeld. Kijk om je heen. We hebben inmiddels politici die niet verbergen dat ze moslim zijn, we hebben een burgemeester van een grote stad zoals die van een andere grote stad een jood is – kennelijk kan dat dus.

Welke islam?

Want dat leidt naar de volgende vraag: over welke islam hebben we het? Zeker zal elke gelovige zeggen dat er maar één islam is, en tegelijk valt het niet te ontkennen dat er sprake is van grote diversiteit. Diversiteit naar het land waar iemand vandaan komt, tussen generaties, in verschillende ideologieën, verschillen tussen traditioneel geloof en vernieuwd geloof, gradaties in intensiteit – zoals we ook christenen hebben die een keer per jaar naar de kerk gaan, op Kerstmis, en verder alleen naar de Mattheüs Passion luisteren, hebben we moslims die zeggen moslim te zijn maar zelden of nooit in een moskee komen.

Er is sprake van een fundamentalistische minderheid – niet meegenomen maar hoofdzakelijk nu juist hier ontstaan – we spreken hier dan van ‘radicalisering’ die in feite het spiegelbeeld vormt van wat de islamofoben vrezen: die zich niet in willen passen in deze samenleving, maar zich afscheiden, afzonderen. Ook dat hoeft op zich nog geen probleem te zijn: we kennen ook gemeenschappen van joden die nooit zijn geassimileerd – in Belgie sterker dan hier – die hun eigen kleding blijven dragen en zich niet mengen met de meerderheid. Alleen een nog kleinere minderheid van de minderheid van de moslims dreigt met geweld. We zijn ons in Nederland sinds de moord op Van Gogh zeer bewust van die mogelijkheid die veel angst oproept, tegelijk zien we dat het nog steeds gaat om een miniem aantal mensen.

Er is dus een breed scala aan mogelijkheden waarop moslims vorm geven aan hun geloof. Niet in de eerste plaats geleid door denkers en theologen, maar gewoon in de concrete geloofspraktijk. Er zijn verschillende modellen voor, die belichaamd worden in verschillende leidende figuren. Een model wordt aangevoerd door de steeds maar weer als ‘omstreden’ omschreven intellectueel Tariq Ramadan. Hij verschaft gelovigen ‘de woorden om het te zeggen’, schrijft Olivier, formuleringen waar concreet mee geleefd kan worden en waarmee een ‘echte gelovige’ zich kan handhaven in een geseculariseerde wereld. “Zulke formuleringen zijn per definitie dubbelzinnig, maar die dubbelzinnigheid is niet kwaad bedoeld: de dubbele tong is de erkenning van twee ruimtes, die van religie en die van de wereldorde”, zegt Olivier. Voorbeeld van wat Ramadan voorstaat: hij roept op tot een moratorium op het opleggen van hudud – lijfstraffen die in de sharia zijn bedoeld voor specifieke ‘fouten tegen God’. In wezen stelt hij dus: 1. de wet van God valt niet te veranderen, 2. in het wereldlijk leven geldt de wet van de staat. Lijfstraffen worden dus niet afgeschaft maar niet uitgevoerd. Een uitstekend compromis, stelt Olivier, omdat het de vrijheid te geloven wat je wilt intact laat, en tegelijk stelt dat we ons moeten houden aan de regels van de staat waarin we leven. Iets dergelijks geldt ook voor zijn stellingname tegenover homoseksualiteit, in de wet van God wordt homoseksualiteit niet goedgekeurd en dus zeker niet aangemoedigd, maar in de praktijk mogen homoseksuelen niet worden gediscrimineerd en hebben ze rechten net als elke andere burger.

De criminalisering van meningen

Olivier noemt het moratorium een beetje hypocriet, “maar welke godsdienst is dat niet wanneer die te maken krijgt met aardse politieke zaken”. Maar natuurlijk zien de tegenstanders in deze bewuste dubbelzinnigheid een bewijs van Ramadans onbetrouwbaarheid en ‘dubbele tong’. Want eigenlijk, zeggen die, zou hij wel degelijk vrouwen willen stenigen en homoseksuelen van het dak af willen gooien – als het mocht. Daar zijn nog twee opmerkingen over te maken.

Ten eerste: als we zo gaan redeneren dan hebben we nog meer werk aan de winkel. Dan gaan we ook opruimen in het christendom en het jodendom. Dan mogen we het priesterschap voor vrouwen eisen, ook al zijn we zelf niet katholiek, en dan eisen we dat de hel wordt afgeschaft, want die discrimineert tegen ongelovigen. Het vagevuur mag blijven, grapt Olivier, want dat is dan net zo iets als het moratorium dat Ramadan voorstaat. En dan eisen we ook dat de joden het idee van het ‘uitverkoren volk’ laten schieten, want ook dat is discriminerend, zegt Olivier.

Ten tweede: met de eis aan Ramadan dat hij verder gaat dan zeggen dat lijfstraffen niet moeten worden uitgevoerd en homoseksuelen niet mogen worden bestraft of gediscrimineerd, begeven we ons op het terrein waarbij mensen worden beoordeeld niet op wat ze doen maar op wat ze denken. We zien nu een tendens om meningen te criminaliseren, zegt Olivier, en daarmee overschrijden we een grens. Een pastoor mag vanaf de kansel wel abortus veroordelen, maar hij mag geen aanslag op een abortuskliniek aanmoedigen – daarmee is hij strafbaar. Dat onderscheid is een wezenlijk en belangrijk kenmerk van onze seculiere rechtsstaat. Overschrijden we die, dan komen we terecht in een vorm van McCarthyisme, waarin comité’s mogen oordelen over de strafbaarheid van ‘onnederlandse activiteiten en gedachten’.

(wordt vervolgd: hier)

6 gedachten over “Kerk en staat (2)

  1. Duidelijk.

    Volgens mij was het Karen Armstrong die een paar jaar geleden godsdienst vergeleek met seks. Seks is teder, nuttig, lekker. Maar ook onderdrukking, geweld. Ligt er maar aan wat een persoon in de zin heeft met seks.

    Slechte mensen gebruiken religie als een instrument voor het slechte. Goede mensen gebruiken religie als een instrument voor het goede.

  2. Anja, maar als dan sommige wetten vergeven zijn van zaken die vanuit een geloof daarin zijn terecht gekomen dan moeten we niet raar opkijken als een gelovige van een ander geloof of een ongelovige daardoor gedwongen wordt daartegen een levenlang als dit nodig is in verzet te blijven gaan. Om een voorbeeld te noemen waar gebeurd. Door het toepassen van een wet als de WWB als een soort van liefdadigheidsinstantie waardoor mensen zodanig in de problemen komen dat zij naar de voedselbank moeten om niet de hongerdood te sterven, kan het gebeuren dat in het wekelijkse voedselpakketje van doordraaivoedsel een bijbel meegeleverd wordt, vergezeld van een zalig uiteinde en een nieuw begin nieuwjaarsgelukwenskaartje. Ik kan je vertellen dat toen mij dit overkwam bij mij de stoppen doorsloegen. Dit soort van achtebaksch getreiter lijkt wel nooit op te houden als het niet benoemd wordt en in de openbaarheid aangepakt. De voorbeelden zijn toch legio in alle onderdelen van de samenleving waar de werkeloze mee te maken krijgt. In wat voor k!tland moet ik tegenwoordig leven, alleen maar doordat mensen die politiek bedrijven wel aan een soort van functiebeperking lijden, maar evengoed toch als een savant woordenbreien kunnen produceren waar geen discussie meer mee mogelijk is. Waar hap snap uit aangehaald wordt wat opertuun is. Die vaak ook al de nederlandse kant nog wal raken doordat zij buitenlandse problemen, issues en conflicten importeren als waren die van ons en waar niemand op zit te wachten, maar ook wel weer juist wel voor weer andere politiekbedrijvers, maar die toch te dwingend zijn om niet niet in de discussie mee te nemen. Die zaken moeten ook worden gescheiden van de scheiding tussen kerk en moskee en synagoge en staat. Je zou wensen dat die politiekbedrijvers aan het werk gezet werden dan scheidt zich alles vanzelf, maar helaas hebben zij wat dit betreft ook al een functiebeperking en is wat zij dan wel doen een bezigheidstherapie die zich uit in van alle walletjes mee eten, wat dan dus ook van alle niet functiebeperkten verwacht wordt die met een kotsvolle maag nog maar kleine beetjes tot zich kunnen nemen.
    Moest helaas worden vervolgd. Heb eigenlijk wel wat beters te doen.

  3. Lees The God Delusion van Richard Dawkins eens Anja. Daarna neem je de Ramadan’s van deze wereld (en jezelf) nooit meer serieus. En hoef je jezelf ook niet meer in allerlei bochten te wringen om recht te praten wat krom is. Er bestaat geen woord van God. Er is niet zoiets als ‘de wet van God die niet te veranderen valt’. Het zijn allemaal verzinsels. Maar goed. Welbezien ben jij een dubbele gelovige, niet alleen als christen maar ook nog eens als socialist. Er zit zo veel mist in je hoofd dat we niet meer kunnen verwachten dat die ooit nog eens optrekt.

  4. Dank je wel voor deze geweldige bijdrage, Pol. Het laat in ieder geval nog eens zien dat agressief dogmatisme en intolerantie geen specifieke eigenschappen zijn van alleen fundamentalistische gelovigen maar dat sommige atheïsten er ook wat van kunnen.

    Ik ken Dawkins, ik ben er totaal niet van onder de indruk. Het is alsof iemand me uit komt leggen dat elektriciteit niet bestaat omdat je dat niet kunt zien. Of een kleurenblinde die me komt vertellen dat al die onzin over kleuren maar verzonnen is, want de werkelijkheid, weet hij heel zeker, is zwart-wit.

    En ik heb dat al eens eerder uit de doeken gedaan: de waarden die ik meekrijg in mijn kerk zijn dezelfde als van het socialisme – ik ben dus niet dubbelvoudig gelovig maar heel simpel enkelvoudig. Niet dat dat voor jou iets uit zal maken.

  5. Van Dawkins ben ik ook niet onder de indruk. Maar Anja, naar elektriciteit en kleuren kunnen we wetenschappelijk onderzoek doen, en naar God (nog) niet.

  6. Maakt ook al geen verschil, Gert. Ik zoek naar een alsof-vergelijking voor de doven en de blinden, het maakt mij namelijk geen ene moer uit of het bestaan van God bewezen kan worden of niet. Het maakt me zelfs niet uit of IE bestaat, maar dat zal voor een atheïst al wel helemaal onbegrijpelijk zijn. Ik verwijs daarvoor nog even naar Een klein verhaal over geloof, hier, en dan wil ik het hier graag weer hebben over het eigenlijke onderwerp, de scheiding tussen kerk en staat en de islam.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *