Kristallnachtherdenking 2011 (1)


(Marjan Sax)

Gisteravond Kristallnachtherdenking bij het mooie kleine monument voor het joods verzet bij het Stadhuis. Ik kom er nog op terug, maar eerst de speech die Marjan Sax hield.
Ik ken Marjan al heel lang, vrouwenbeweging, praatgroepen, Bloemenhovekliniekbezetting, en het doet mij plezier haar samen met andere vrouwen van toen nu actief te zien in het werk voor vluchtelingen. Net als ik is ze er na de hoogtijdagen van de vrouwenbeweging niet bij gaan zitten. In die tijd hadden we het er eigenlijk nooit over wat het voor haar betekende om kind van joodse Duitse vluchtelingen te zijn, zoals ik het er niet over had wat het was om kind te zijn van een familie die tijdens de bezetting joodse kinderen in veiligheid bracht. Maar alsof het er nu tijd voor is, juist omdat we in tijden leven waarin we opnieuw waakzaam moeten zijn, komen die verhalen weer naar boven. Nu er opnieuw vluchtelingen worden geweigerd, en opnieuw mensen nodig zijn die het daar niet bij laten. Marjan Sax was een van de spreeksters gisteren. De rest komt nog: dit was haar verhaal:

Toen niet, nu niet, nooit meer!

Ik ben een kind van vluchtelingen. Mijn ouders waren joden, die, samen met mijn grootouders, in 1938 uit Duitsland wegvluchtten. Dat was niet eenvoudig, want de Nederlandse grens was gesloten voor joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland. Duitse joden waren ongewenste vreemdelingen die ons land niet in mochten. Dankzij het feit dat mijn vader hier werk had gevonden, mochten ze Nederland in. Een geluk dat slechts voor weinig Duitse joden was weggelegd. Met alle gevolgen van dien.

Mijn grootouders hadden in Düsseldorf een kledingwarenhuis, dames, heren en kinderkleding. Bij de familiefoto’s is één foto van hun winkel na de Kristallnacht: op die foto zie je dat de etalages allemaal kapot zijn geslagen. Op de gevel was een bord gehangen met de tekst: Koopt niet bij Joden! Voor de deur stond een SA’er geposteerd die klanten verhinderde dit ‘Juden-geschaeft’ binnen te gaan.

Mijn ouders en grootouders hebben tijdens de oorlog twee jaar ondergedoken gezeten en hebben zo de oorlog overleefd. Over de jaren ’30 in Duitsland en over het oprukkend antisemitisme in die tijd, werd thuis niet gesproken. Wij keken vooruit, niet achteruit.

Humaniteit, respect voor andersdenkenden, mensen steunen die hulp nodig hebben, zijn basiswaarden die ik in mijn opvoeding heb meegekregen.

De Kristallnacht in Duitsland was de eerste openlijke geweldsuitbarsting tegen de joden. Maar aan de Kristallnacht was een hele periode voorafgegaan van treiterijen, uitsluiting en antisemitische wetgeving. Het Duitse volk was geleidelijk aan geïndoctrineerd met antisemitische artikelen en toespraken waarin ‘de jood’ of ‘joden’ werden afgeschilderd als onbetrouwbare en gevaarlijke mensen. De nazi’s waarschuwden voor een joods complot dat bezig was de wereld over te nemen.

Wij leven nu – weer – in een tijd van overgang, een tussentijd: het oude economische en politieke systeem werkt niet meer, nieuwe systemen zijn in ontwikkeling, maar nog lang niet gevestigd. Het is een tijd van onzekerheid, van angst, waarin mensen op zoek gaan naar houvast: houvast aan traditionele waarden, houvast aan de ‘eigen nationale cultuur’ En, men gaat op zoek naar ‘zondebokken’, zondebokken op wie de onlust geprojecteerd kan worden. Dat overkwam de joden in de jaren dertig in Duitsland, en dat gebeurt nu met moslims in Nederland en West-Europa.

Natuurlijk is de situatie anders, hier zijn geen knokploegen en er vallen geen doden. Maar er zijn wel parallellen te trekken en die zijn verontrustend.

Maar al te vaak worden moslims over één kam geschoren. Het gedrag van enkelen wordt aan een hele bevolkingsgroep toegedicht. Moslims zijn geen groep, je hebt leuke en minder leuke moslims, rechtse en linkse moslims, net zo goed als je leuke en minder leuke joden hebt, rechtse en linkse joden of leuke of minder leuke Nederlanders, rechts of links

Het is verontrustend dat met name door onze ministers ‘buitenlanders’ en ‘migranten en asielzoekers’ stelselmatig worden gedemoniseerd en er zo een voedingsbodem wordt gecreëerd voor vooroordelen en discriminatie.

We hebben de inmiddels beruchte rede van vice-premier Maxime Verhagen op een CDA-partijbijeenkomst, waarin hij de vrees van Nederlanders voor buitenlandse invloeden “begrijpelijk” en “terecht” vindt.

Minister Leers van Integratie en Asiel spreekt in een interview in het programma Buitenhof stelselmatig over ‘kansarme migranten’. Die wil hij namelijk niet meer. Kansarme migranten halen andere kansarme migranten binnen. Daar is hij tegen, deze mensen zijn niet welkom, want ze komen alleen maar om te profiteren. Die migranten die hij bedoelt zijn niet-Westerse allochtonen, en merendeels mensen van Marokkaanse of Turkse afkomst.

Maar, en dat zegt hij er niet bij, het merendeel van de migranten die om gezinshereniging vragen, zijn ook Nederlandse staatsburgers, met een vaste baan en een minimum inkomen. Dat zijn namelijk de eisen die aan het over laten komen van familie worden gesteld. Zij hebben dezelfde rechten als alle andere Nederlandse burgers. Zo creëert de minister van Integratie en Asiel een beeld van Marokkanen en Turken als profiteurs en klaplopers van de samenleving.

Het migratie- en asielbeleid van deze regering heeft als uitgangspunt: ‘ombuiging, beheersing en vermindering’. Ik ga u een paar cijfers geven, zodat u weet waar het dan over gaat: als het over migratie gaat, blijkt dat het aantal migranten naar ons land vooral komt uit de Europese Unie, de grootste groep migranten bestaat uit Polen. In de eerste helft van dit jaar is het aantal aanvragen voor een verblijfsvergunning ruim 27.000, het gaat vooral om kennis-, arbeids- en studiemigranten. Mensen die we goed kunnen gebruiken.

Maar belangrijk bij het bekijken van migratiecijfers is ook om in de gaten te houden dat, terwijl er mensen binnenkomen, ook veel mensen uit Nederland weggaan, emigreren. Het verschil tussen het aantal mensen dat binnenkomt en vertrekt was vorig jaar 8000 mensen meer: dat is op een bevolking van ruim 16 miljoen niet echt een percentage om over naar huis te schrijven en zeker geen vloedgolf.

Het aantal vluchtelingen dat asiel aanvraagt was in de eerste helft van dit jaar 7.120, 170 mensen minder dan het jaar ervoor. Van die vluchtelingen is 30% gelijk afgewezen, 1.660 vluchtelingen werden toegelaten en 3.230 aanvragen worden in een langere procedure beoordeeld. Als we ervanuit gaan dat daar nog de helft van wordt toegekend, spreken we over ongeveer 3200 vluchtelingen die asiel hebben gekregen in 2011. 3200 vluchtelingen! Waar gaat het over??! Op een geschat aantal vluchtelingen en ontheemden in de wereld van naar schatting 40 miljoen. In vergelijking met andere EU-landen heeft Nederland slechts 5% van alle asielaanvragen in Europa te verwerken.

Mijn conclusie is dan ook dat we te maken hebben met een puur ideologisch thema, als afleiding van de economische en politieke problemen waar Nederland mee worstelt. Maar wel met echte slachtoffers.

Nog even terug naar mijn ouders. Mijn ouders waren Nederland dankbaar. Dankbaar dat ze de oorlog hadden kunnen overleven dankzij de hulp van zoveel dappere en goede Nederlanders. En ze waren dankbaar voor het feit dat zij in 1947, een week voor mijn geboorte, de Nederlandse nationaliteit kregen, waardoor ik niet statenloos maar als een Nederlands kindje ter wereld kwam.

Niemand heeft ooit tegen mijn ouders gezegd dat ze weer terug moesten naar Duitsland, omdat het daar nu weer veilig was. Dat was ondenkbaar. Maar dat gebeurt nu wel met vluchtelingen uit Iran, Irak, of Afghanistan. Vluchtelingen die dan in veel gevallen al een halfjaar of soms een heel jaar ‘in detentie’ hebben gezeten – dat is een strenger regime dan de gevangenis – omdat ze ‘niet meewerken aan hun uitzetting’. Ze zitten in de gevangenis met kleine kinderen die hier in veel gevallen geboren zijn en die hier al 6, 8, soms 10 jaar wonen. Een schandelijke situatie, die ingaat tegen alle gevoel van rechtvaardigheid en waar Nederland herhaaldelijk op is aangesproken door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Dit is de situatie in Nederland anno nu. Soms sluipende en steeds vaker openlijke discriminatie en vreemdelingenhaat, aangewakkerd door onze overheid.

Daar is maar één antwoord op mogelijk: tegengas. Solidariteit tonen, je mond open doen. Erover praten met vrienden en kennissen, petities ondertekenen, gemeenteraadsleden, Kamerleden en ministers bestoken en welke actiemiddelen we verder nog kunnen gebruiken.

Want, zoals het motto is van deze herdenking: toen niet, nu niet, nooit meer!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *