Vreemdeling in Nederland – de terugkeer

Het was zondag in De Nieuwe Liefde, waar Geeske Hovingh een serie programma’s voorzit over de vreemdelingen in Nederland. De vluchtelingen, asielzoekers, de mensen zonder papieren, de tot illegaal gemaakten. Deze keer ging het over de terugkeer, en het was gelukt om iemand uit te nodigen van DT&V, de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken – zie hier de website, nu nog versierd met de kop van een vrolijk lachende minister Leers.

Het is te prijzen dat Hans Faber het aandurfde om naar het hol van de leeuw te komen, want hij kon erop rekenen dat de zaal vol zou zitten met mensen die voor vluchtelingen opkomen, en alle ellendeverhalen ook over de mensen die dreigen te worden uitgezet van zeer nabij kennen. Maar eerlijk gezegd werd ik diep sjagerijnig van die vrolijke toon van Faber, en die ‘niets aan de hand’-antwoorden op de vragen van Geeske. En moest Rajae el Mouhandiz erg mooi zingen om bij mij de kou er een beetje uit te krijgen.


(Hans Faber)

Trouw aan de uitgangspunten van de serie bijeenkomsten, dat we niet over vluchtelingen gaan praten zonder henzelf aan het woord te laten, waren ook twee mensen uitgenodigd, Gualbert uit Niger, en Karim uit Afghanistan. Gualbert vertelde over de redenen waarom hij eens was vertrokken, de religieuze intolerantie in zijn land, het militaire regime, en dan het feit dat hij als ambtenaar voor het ministerie van onderwijs geen werk meer had, maar wel een gezin dat moest eten. Karim was veertien, we moesten, zei hij, het was helemaal geen keuze. Dit werd nog eens duidelijk gemaakt: niemand verlaat zijn land zomaar, niemand vertrekt naar een moeizame toekomst vol gevaar en onzekerheid alleen maar om ‘het geluk te zoeken’.

De discussie is niet eenvoudig, zei Geeske vooraf. Die speelt zich af tussen de twee polen van de mensen die vinden dat er helemaal geen grenzen zouden mogen zijn aan de ene, en de mensen die vinden dat Nederland van de kaaskoppen is en iedereen met een kleurtje er maar uit moet aan de andere kant. En ’terugkeer’ heeft ook vele facetten: mensen die er onder dwang uitgegooid worden en mensen die vrijwillig vertrekken. Maar aan die terugkeer gaan altijd nog iets vooraf. De reden waarom mensen hier zijn. En vooral gaat het ook om de procedure hier, de afhankelijkheid van de instanties die de beslissingen nemen, de regels voor het verblijf ondertussen, de jaren dat mensen soms moeten wachten, de beslissing dat ze niet mogen blijven, maar wat dan – want vele mensen blijken niet uitzetbaar te zijn, en hangen hier dan tussen wal en schip.

Er waren cijfers. Over om hoeveel mensen het nu eigenlijk gaat. In 2011 zijn er ruim tienduizend mensen vertrokken, waarvan maar ruim zesduizend mensen aantoonbaar zijn vertrokken. Of die anderen zijn ondergedoken, hier illegaal verblijven, of naar een ander land zijn gegaan weten we niet. En van die zesduizend zijn er ruim tweeduizend ‘vrijwillig’ vertrokken, en een dikke drieduizend gedwongen.

Faber vertelt hoe dat gaat, de mensen die geconfronteerd worden met een negatieve beslissing krijgen een casemanager, en natuurlijk wordt er geprobeerd om de mensen goedschiks terug te krijgen naar het land van herkomst. Dat is maatwerk. Daartoe moet Faber ook regelmatig overleggen met de autoriteiten in die landen. Sommige landen werken mee, andere willen ‘hun’ mensen niet meer terugnemen als ze gedwongen worden uitgezet. Het is een probleem waar geen simpele oplossingen voor zijn, zegt Faber, het is een enorm probleem – in de huidige tijd ziet het ernaar uit dat een op de tien wereldbewoners een migrant wordt. Maar boeiend, wel, zijn baan, dynamisch en complex.

Er wordt een kort fragment vertoond uit een documentaire over een gesprek tussen zo’n casemanager en een man die uitgezet gaat worden. Hij zal vrouw en kind achter moeten laten. En die man begrijpt dat niet. De casemanager blijft maar herhalen dat er niets aan te doen is, de politie zal hem ophalen en uitzetten. Vraag aan Faber wat hij vindt van dat gesprek. ‘Slecht gesprek’ zegt hij, want het escaleerde. Maar of er ook iets mis was met het feit dat een gezin uit elkaar gehaald werd, daar had hij kennelijk geen last van, want tja, zo zijn de regels. Die beslissingen worden op een ander niveau genomen, daar gaat hij niet over. En nee, dat is ook niet zo erg afhankelijk van wie er op dat moment in de regering zitten, het uitzetbeleid was onder Albayrak nauwelijks anders dan nu. We kunnen het ook aan de cijfers zien. In 2010 werden er iets meer mensen uitgezet dan in 2011 – tot ergernis van de PVV, het is uiteindelijk het IND dat de beslissing neemt wie mag blijven en wie niet.

Er zijn nog meer ’terugkeerdeskundigen’, Angelina van Kampen van Vluchtelingenwerk, Jente Schirm van het IOM (Internationale Organisatie voor Migratie) en Lenie van Goor (Maatwerk bij Terugkeer) die hun best doen om mensen die teruggaan of terug moeten te begeleiden. Het aantal mensen dat vrijwillig vertrekt is een beetje gestegen, maar echt vrijwillig is het natuurlijk zelden. Er wordt gekeken naar de opvang in het land van herkomst, het helpt mensen al als er een sociaal netwerk aanwezig is. Lenie van Goor vertelt dat ze in het begin principieel alleen werkten met mensen die vrijwillig uitgezet werden, maar erop gewezen werden dat mensen die gedwongen uitgezet werden dubbel bestraft werden, uitgezet, en ook nog geen hulp in het land van herkomst. Dus experimenteren ze nu met zorg voor de mensen die gedwongen worden uitgezet. Een dilemma, want de mensen in de steek laten is niet wat ze willen, maar werk je nu niet mee aan het uitzetbeleid van de overheid?

De groep werkelijke ‘onuitzetbaren’ is klein, maar de problemen voor henzelf zijn groot. Ze belanden vaak in de detentie, voor maanden en soms een jaar, worden daar dan weer uitgezet maar zijn nog steeds illegaal, en als het een beetje tegenzit worden ze opnieuw opgepakt. De illegalencarroussel. En om het even over de kosten te hebben: een jaar detentie kost 80.000 euro. En zijn daar nou geen alternatieven voor? Faber schudt de vraag een beetje af, zoals alle vragen die te veel in de richting komen van de werking van zijn eigen geweten. Er is niets aan te doen, een hek blijft een hek, je kunt het alleen hebben over hoe het daarbinnen is. En in Rotterdam is de detentie al een stuk vriendelijker. Van binnen. Want het blijft natuurlijk detentie. Zegt een van de aanwezigen: luister, je kunt toch niet beweren dat 8000 mensen per jaar in detentie maatwerk is? Faber kan er ook niks aan doen, elk van die mensen is individueel getoetst door de rechter.

En hij is het ermee eens dat detentie verre van ideaal is, maar je zit nu eenmaal met ‘beheersbaarheidsproblemen’, maatregelen om escalaties te voorkomen.

Veel vragen uit de zaal: is er wel werkelijke belangstelling voor de vraag waarom iemand zich met hand en tand verzet tegen uitzetting, dat is toch niet zomaar? Weten ze daar wel genoeg van? Nou, nee, er is geen sprake van wetenschappelijk onderzoek, maar dat is ook moeilijk, want is zo iemand wel bereid om alle feiten op tafel te leggen? En is het werkelijk goed onderzocht of mensen die terug moeten keren geen gevaar lopen? We weten over het geval van de man die niet terug wilde keren naar Afghanistan en vermoord werd. We weten over Iraanse mensen die bij terugkeer opgepakt en mishandeld werden.

Ja, dat is een heikel punt, geeft Faber toe, de Nederlandse overheid doet zelf niet aan monitoren, we beroepen ons op de rapporten van het UNHCR en Amnesty welke landen veilig genoeg zijn. Op grond daarvan besluiten we op dit moment bijvoorbeeld dat Eritrea niet veilig genoeg is.

Nog een poging uit de zaal, zijn er dan geen schrijnende gevallen waar Fabers geweten opspeelt, waar is de grens van wat hij uit wil voeren, is er wel zo’n grens? Ja er was een keer een Chinees meisje, haar gezicht was al half opgevreten door de kanker en toch moest ze terug, want er was besloten dat ze in China ook wel behandeld kon worden. Dan heeft hij als ambtenaar de mogelijkheid dat nog eens voor te leggen aan het IND, maar als die nee zeggen moet je je erbij neerleggen dat het bijzonder hard is, maar als ambtenaar heb je dan wel de ruimte gehad.

De mensen in de zaal lijken het op te geven. Het is alsof je een andere taal spreekt, op een andere planeet leeft. Mensen in wanhoop gereduceerd tot een ‘beheersbaarheidsprobleem’. Dan komt er nog één hartstochtelijk pleidooi uit de zaal, over de mensen die soms duizenden kilometers onderweg zijn geweest, die te voet zijn gegaan, die zowat zijn verdronken, en die dan hier worden ontvangen, niet alsof ze een probleem hebben maar alsof ze een probleem zijn. Dat zijn mensen met moed en met doorzettingsvermogen, en waarom moet alle steun aan die mensen van goedwillende vrijwilligers komen?

Faber blijft nog steeds vriendelijk en beleefd: de keuzes worden gemaakt door het beleid. Ja en dat roept bij sommige mensen gevoelens op. Maar het werkelijke probleem ligt bij de kloof tussen arm en rijk, en dat kun je met lokaal beleid niet oplossen. Dus moeten we ons houden aan de geëigende procedures. We kunnen niet anders dan de ‘irreguliere migratie’ te beheersen, en we mogen het ‘migratie-instrument niet bot maken’.

Grommend vertrek ik, met mijn buurvrouw die ook al niet vrolijk is. Ik heb erg veel zin om iemands migratie-instrument een beetje bot te gaan maken, maar ik hou me in. Eerst een nieuwe regering.