Over interreligieus bruggen bouwen


(Zainab Al-Suwaij)

Avond in de Nieuwe Liefde. Gast Zainab Al-Suwaij geeft een lezing. Manuela Kalsku leidt haar in. Al-Suwaij is de oprichtster van de American Islamic Congress, een organisatie die zich bezighoudt met geweldloos protest en mensenrechten. Eens zei ze: ‘je kunt niet kiezen waar je vandaan komt, maar we kunnen wel kiezen wat voor een leven we willen leiden, we kunnen ons lot in eigen handen nemen’. Kalsky noemt haar een echte bruggenbouwer.

Al-Suwaij maakte eens deel uit van een opstand tegen Sadam Hussein die mislukte, ze werd gewond, ze kon vluchten, en begon een nieuw leven, als moslima, in de Verenigde Staten. Of het daar voor moslims toen moeilijk was? Ach, af en toe vroeg iemand of het nou niet erg warm was, zo’n hoofddoek, en sommige mensen suggereerden dat ze er wel toe gedwongen was om een hoofddoek te dragen, want dat hadden ze gehoord. Maar er veranderde pas echt iets met 9/11, met de aanval op de Twin Towers. Opeens begonnen mensen zich er druk over te maken dat er moslims woonden in hun land, en dat ze die eigenlijk niet kenden. Zainab vertelt zelf hoe ze de volgende dag op kantoor kwam en dat alle vrouwen een hoofddoek droegen uit solidariteit met haar, en hoe geroerd ze daardoor was. Maar ze begreep ook meteen, de werkelijke dialoog is nu begonnen.

Dit is het punt: waarom zouden het religies moeten zijn die ons mensen van elkaar scheiden? Er zijn zoveel issues die ons verenigen. Iedereen in Amerika, met uitzondering van de Native Americans, de ‘indianen’, komt ergens anders vandaan, waarom zouden we zo ingewikkeld doen over onze verschillen? Mijn twee kinderen verschillen van elkaar, zouden ze elkaar daarom naar het leven moeten staan?

Wij geloven niet in geweld, we geloven niet dat mensen met een ander geloof onze vijanden zijn, we geloven niet in extremisme en radicale ideeën die ons worden opgedrongen, en dat maakt dat wij, die elkaar de vrijheid gunnen, in één club kunnen.

Werkelijke dialoog, zegt ze, is niet dat je kunt zeggen o zo interessant, vandaag heb ik met een moslim gesproken, waar werkelijke dialoog over gaat is dat je samen wat gaat doen, samenwerkt, een doel hebt. Maak tastbaar, maak zichtbaar, hoe je bij wilt dragen aan een land waar we allemaal in vrijheid kunnen leven.

Na 9/11 voelde ook ik me bedreigd, als Amerikaans burger, ik dacht aan mijn kinderen, aan hun toekomst. Ik wil dat ze moslim kunnen zijn in vrijheid. Als ik in een moskee een imam iets negatiefs hoor zeggen over mensen van een ander geloof, dan ga ik na hem toe en zeg er wat van, en als hij het dan nog eens doet geef ik hem aan.

In Irak was ik al gewend met heel verschillende mensen om te gaan, mensen denken hier: dat zijn allemaal moslims, maar er zijn zoveel verschillen. Ook christenen. Pas in de VS maakte ik voor het eerst kennis met joden, wij hadden in Irak nog wel een joodse wijk, maar de joden waren vertrokken. Toen ik studeerde kreeg ik een opdracht een werkstuk te maken samen met een joodse studente. Ik had veel slechte dingen gehoord over Israël en over joden, en ik had het er in het begin moeilijk mee. We verschilden erg van mening, we kregen ruzie, maar uiteindelijk raakten we toch bevriend.

Waar ik toen vooral genoeg van kreeg was van het slachtoffergedrag van moslims. Mensen die altijd zaten te klagen dat ze slecht behandeld werden. Ik zei, luister, je komt uit een land waar je je mond niet open mocht doen, waar je niet vrij was om je godsdienst op je eigen manier te beleven, en hier in Amerika ben je vrij! Dus klaag niet! Natuurlijk zijn er dingen die je niet bevallen, maar doe er wat aan. Daarom ben ik ook de AIC begonnen, om wat te doen. Mijn man vond het eerst niks, wil je soms dood, vroeg hij. Wij zijn als moslims opgevoed met sabr, met de gedachte dat je geduldig moest zijn, geen aandacht moest trekken. Maar ik was al een keer bijna dood, toen er op me was geschoten. Als ik dan toch dood moet, zei ik tegen mijn man, dan maar voor iets goeds.

Er kwam een vrouw naar me toe, nadat het was gebeurd. Haar zoon was omgekomen in de aanval op de Twin Towers. Hij liet drie kleine kinderen na. Die moeder zei: ik wil je helpen, ik wil niet dat mijn zoon voor niks is dood gegaan, en ik wil jou als moslim niet haten.

Zo begon het. Ik stond er eens alleen voor. Nu hebben we meer dan 100 mensen en zes afdelingen. De mensen die bij ons werken zijn niet per se moslim, want dat denkt iedereen meteen, je werkt voor een islamitische organisatie? O dan ben je moslim. Maar ik neem de mensen aan die ik goed vind, ongeacht hun geloof of helemaal geen geloof. Ik discrimineer niet. En ik vind het mooi, dat niet-moslims voor een islamitische organisatie willen werken, ik vind dat rijkdom. Mensen raken er van in de war, en dat is prima. Dus krijg ik ook wel eens boze mensen die denken dat ze de baan krijgen alleen omdat ze moslim zijn.

Zainab gaat in gesprek met Naima Azough, ook moslim. Een interessante vraag van Naima: waarom zouden wij als moslims ons altijd moeten verantwoorden als er ergens een moslim iets ergs gedaan heeft. Waarom zou ik als progressieve, feministische, islamitische, geweldloze vrouw me moeten verantwoorden voor wat ergens een moslimman doet? Ik vraag toch ook niet aan elke ouwe blanke man dat hij zich verontschuldigt voor wat een stelletje blanke vandalen hebben uitgespookt?

Zainab ziet dat anders. We moeten ons distantiëren van wat moslims verkeerd doen, niet omdat wij moslims zijn maar omdat we burgers zijn, en als burger hebben we de plicht om ons te verzetten tegen wat mensen verkeerd doen. Bovendien, zegt ons geloof het niet ook? Als we kwaad zien moeten we er wat van zeggen. Dat is beter dan de andere kant opkijken en doen alsof het ons niet aangaat.

Eigenlijk is het met die interreligieuze dialoog niet eens zo moeilijk, zegt Zainab, eigenlijk hebben we het binnen ons geloof veel moeilijker met onze onderlinge verschillen. En geldt dat niet ook voor de andere religies? Je krijgt veel vaker dat mensen elkaar afkatten, vinden dat jij geen echte moslim bent. Dit is wat er werkelijk aan de hand is, dat de vrijzinnigen elkaar over de verschillen van hun geloof heen vinden, en soms de ultra-orthodoxen ook. Ik bedenk, zittend in de zaal, hoe ik in Jeruzalem meemaakte dat de orthodoxe joden en de orthodoxe moslims, normaal elkaars politieke doodsvijanden, elkaar vinden in hun gedeelde haat tegen homo’s.

Een jonge vrouw uit het publiek, oorspronkelijk uit Afghanistan, beaamt dat er veel interne strijd is in haar land. Ze zegt: ik geloof dat de islam over vrede gaat, ik denk dat de islam goed is voor vrouwen, maar nu hoor ik om me heen beweren dat de islam onderdrukkend is voor vrouwen.

Waar het om gaat, zegt Zainab, is dat ook moslims niet altijd zoveel weten van de islam. Zelfs mensen die zelf Arabisch kunnen lezen hebben allerlei ideeën opgepikt die veel meer met traditie dan met geloof te maken hebben. Ik kom veel in andere landen, ik kom daar mensen tegen die bij hoog en bij laag beweren dat iets echt islamitisch is, en ik herken het niet eens. Ik vind het heel belangrijk dat we de islam niet overlaten aan anderen, ik wil dat mijn kinderen niet alleen leren hoe ze bidden kunnen, ik wil vooral dat ze leren hoe ze met andere mensen samen kunnen leven. Ik wil boven alles dat ze kritisch en zelfstandig leren denken – zodat ze zich verweren kunnen tegen dogmatisme en extremisme – alle geloven kennen stromingen waarbinnen het normaal wordt gevonden dat je doodt voor je geloof, zeker niet alleen de islam.

Is het niet interessant, vraagt Naima, dat bij de verschillende geloven het altijd de fundamentalisten, de extremisten zijn die vooral de vrouwen moeten hebben? Al die regels, al die verboden! En Zainab zegt tegen de jonge vrouw uit Afghanistan: onthou, als jou wordt verteld dat iets haram is, fout volgens het geloof, als ze datzelfde niet zeggen over mannen weet jij dat het verkeerd is. Want dit staat in de koran, dat vrouwen en mannen als gelijken zijn geschapen. Dus jij en ik hoeven niets minder te accepteren dan gelijkheid.

En als iemand tegen je zegt, ik heb medelijden met je, want jij bent moslim, en die komen niet in de hemel? Dan zeg ik, heb jij de sleutel van de hemel? Nou ik ook niet. Wij zijn in de eerste plaats als mens geschapen, niet in de eerste plaats als moslim.

Naima heeft het gesprek liefdevol gevoerd, wat Zainab ertoe bracht om ook haar persoonlijke verhaal te vertellen over hoe ze uit Irak weg is gekomen, met hoeveel angst voor haar leven. Het was muisstil in de zaal, en ik heb het niet opgeschreven, het zou zijn alsof ik haar allerpersoonlijkste verhaal zou stelen. Naima geeft ons nog huiswerk mee. Drie dingen, zegt ze:
1. Probeer een echte dialoog aan te gaan, niet dat je alleen maar met elkaar praat, maar dat je samenwerkt.
2. Probeer echt meer te weten te komen over je eigen geloof, leer je eigen kinderen over je geloof en laat dat niet over aan de imam om de hoek.
3. En neem je lot in eigen handen. Je maakt zelf je eigen leven, je kunt niet kiezen waar je vandaan komt en wie je ouders zijn en of je een man of een vrouw bent, maar je kunt kiezen wat je ermee doet.
O jee, zegt ze, ik geloof dat ik een soort van preek heb gehouden.

Dat deed ze, en dat deed ze zo mooi dat ik niet meer zei wat ik wel toe had willen voegen, dat mooie citaat van de joodse filosoof Isaac Deutscher, die eens zei: “Bomen hebben wortels, mensen hebben benen”.