Dieren eten

Op pagina 37 staat een recept voor gestoofde hond. Ja, waarom niet? Jaarlijks wordt er in de VS een massa honden en katten afgemaakt die niemand wil hebben. Veel van die honden en katten worden weer verwerkt in dierenvoer. Dat eten dan de beesten die wij weer eten. Kunnen we net zo goed meteen hond eten, zegt Jonathan Safran Foer, in Dieren eten.

Het komt aan, het komt hard aan. Ik ben nog maar op pagina 53 en ik ben in de ban. Van hoe hij denkt, hoe hij schrijft. Neem dit prachtige verhaal over zijn joodse grootmoeder die bijna omkwam van de honger in het toenmalige Rusland en dit gesprek voert met haar kleinzoon:

‘Tegen het einde was het het ergst. Veel mensen stierven vlak voor het einde, en ik wist nooit of ik de volgende dag zou halen. Een boer, een Rus, God zegene hem, zag hoe ik eraan toe was. Hij ging zijn huis binnen en kwam naar buiten met een stuk vlees voor me.’
‘Hij redde je leven.’
‘Ik heb het niet opgegeten.’
‘Niet?’
‘Het was varkensvlees. Ik at geen varkensvlees.’
‘Waarom niet?’
‘Hoezo “waarom niet?”‘
‘Omdat het niet koosjer was?’
‘Natuurlijk.’
‘Zelfs niet om te overleven?’
‘Als niets er meer toe doet, is er niets meer om voor te leven.’

Ik begon aan dat boek omdat ik aan het onderzoeken ben hoe ik eten wil, en bij De Planteneter terecht ben gekomen waar ik gratis een week in de leer ben over de principes van het plantaardig eten (nog een stapje verder dan vegetarisch, want behalve geen vlees en vis ook geen zuivel en geen eieren). Elke dag een lesbrief en een recept om het uit te proberen. En Boele Ytsma, de planteneter zelf, vond dat ik dat boek over Dieren eten maar eens moest lezen. (zie hier)

Ik had het natuurlijk al zien liggen en wou niet. De redenen daarvoor waren wel helder:

1. Ik dacht: ik weet toch al wat hij gaat zeggen. Eet geen beest. En ik heb al een vegetarische vriendin die me jaren geleden probeerde van het vlees eten af te krijgen. Zij zei eens: “Als jij eens in een abattoir gaat kijken eet je daarna nooit vlees meer.” Ik geloofde haar zo. Ik ging dus nooit in een abattoir kijken. En was niet van plan om dat boek te gaan lezen.

2. Want er zijn dingen, als je die eenmaal weet dan hang je. Zo begrijp ik best dat er mensen zijn die niet willen weten wat er in Palestina gebeurt, want het heeft consequenties als je dat weet. Dan kun je niet meer de andere kant opkijken zonder jezelf een harteloze schoft te vinden. Dan heb je geen smoes meer om te doen alsof het jou niet aangaat.

3. En ik weet niet of ik er al aan toe ben om een nieuwe kwestie in mijn leven toe te laten. Niet alleen of ik nog vlees wil eten – ik ben al een hele tijd behoorlijk aan het minderen – maar of ik bereid ben om daar voor uit te komen, en dat moet wel als je ergens gaat eten. Ik was als feministe al zo’n wandelend geweten, mannen barstten uit in verklaringen hoe vaak zij de afwas deden ‘voor mijn vrouw’ nog voor ik mijn mond open had gedaan. En dan de Palestijnse kwestie – kost me ook nogal wat in het imago dat ik met me mee tors. En dan ben ik ook al uitgekomen als blije geheelonthouder. Dat levert me nogal eens op dat mensen me zeggen: “O ik wist niet dat jij zo’n drankprobleem had.” Niets zo effectief om je het etiket alcoholist op de nek te halen dan te laten weten dat je geen druppel meer drinkt. En dan ook nog veganist? Jeetje mikkie. Ziet straks iemand mij nog door al die etiketten heen? Moet ik aan het uitleggen blijven? Kan ik mijn eigen principes nog aan?

Oké, natuurlijk begon ik dus pas aan dat boek toen ik al half ‘om’ was en niet eerder. We zullen zien. Ik beloof nog niks. Maar het boek kan ik van harte aanbevelen, want het is op zijn minst prachtig geschreven en dwingt tot nadenken. We voeren een oorlog tegen dieren, zegt Foer. En hij is erg overtuigend. Je bent gewaarschuwd.

(Het boek kost maar 7.50 euro. Twee hamburgers.)