Voeding (4) Eten met de leesbril op

Leuk boekje: Food Rules. Een handleiding voor eten. Hebben we daar dan een handleiding voor nodig? Ja toch wel. De grondregels zijn heel erg simpel: Eat food. Mostly plants. Not too much. Daar kun je het eigenlijk wel bij laten. Behalve dat het misschien toch wel handig is om even uit te leggen wat er onder voedsel wordt verstaan, denkt schrijver Michael Pollan, want daar zijn misverstanden over. Er zijn mensen die denken dat al dat verpakte spul dat je bij Dirk of bij Appie kan kopen voedsel is, en daar heeft Pollan andere ideeën over. Hij noemt dat ‘eetbare substanties die op voedsel lijken’. Je kunt het in je mond stoppen. Je kunt het lekker vinden. Er zitten zeker calorieën in. Je kunt er hartstikke dik van worden. En het is niet aan te raden. Herinner je je regel drie van De Planteneter? Eet zo min mogelijk bewerkt voedsel. Bewerkt door de voedingsindustrie dus.

Van de 64 regels die Pollan heeft opgesteld is er dan ook een: kook. Zelf. Of laat voor je koken. Door mensen. Koken, niet opwarmen dus. Eet niks dat niet door mensen is gekookt met als voeding herkenbare ingrediënten. Eet niks dat je grootmoeder niet zou herkennen als voedsel. Eet niks dat uit meer dan vijf ingrediënten bestaat, eet niks waar ingrediënten inzitten die een schoolkind niet uit kan spreken, eet niks waar dingen in zitten die je zelf niet in je keuken zou hebben.

Hoe kiezen we als we de supermarkt instappen wat we eten willen? Het allereerste criterium van de meeste mensen, bewust of niet bewust, is: is het lekker. Heb ik er zin in. Of: lusten de kinderen dat. En dan is er tegenwoordig wel degelijk ook een soort besef dat het niet al te ongezond moet zijn. Dus grijpen we misschien makkelijker naar pakken ontbijtgraan waar met chocoladeletters op staat dat er veel vezels inzitten, en kiezen we niet voor volle maar voor halfvolle melk waar calcium aan toegevoegd is, en vinden we het een aanbeveling als er op sapjes staat dat er puur natuur inzit, ‘geen suiker toegevoegd’. Of chips waarop staat ’30% minder vet’. En wie neemt de leesbril mee naar de Appie om de kleine lettertjes en cijfertjes op de achterkant van het pak te lezen? Ik deed het een keer. Een minionderzoekje.

En ik las een boek van Michael Moss, Salt Sugar Fat, die jarenlang nauwgezet onderzoek deed naar de Amerikaanse voedingsindustrie, en vele onderzoekers en managers die daarin werkzaam zijn interviewde. Ook als je het wel een beetje dacht te weten is het een tamelijk onthutsend boek. Het is niet voor niets dat vele van de in de voedingsbranche werkzame hotshots zelf geen van de producten eten die ze de bevolking proberen aan te smeren – ze kijken wel uit. Ze blijven liever slank en gezond en leven graag langer. Moss komt ook mensen tegen die langzamerhand gewetenswroeging kregen en van binnen uit probeerden wat te veranderen. Al was het maar omdat ze graag willen voorkomen dat hen zou gebeuren wat de tabaksindustrie overkwam toen de relatie tussen roken en longkanker niet langer te ontkennen viel, en ze op allerlei wijzen aan banden werden gelegd. Dat kon je beter voor zijn, dachten een paar van die Amerikaanse bobo’s. Maar veranderen van binnen uit in een systeem waarin de marktwerking overheerst blijkt vrijwel ondoenlijk. Het zelfreinigend vermogen van organisaties die zich afhankelijk hebben gemaakt van winst en aandeelhouders is beperkt, daar zien we ook hier veel voorbeelden van.

In de jaren tachtig begon langzaam duidelijk te worden dat het westerse eetpatroon moordend is. Terwijl we aan de ene kant een gezondheidszorg hebben, met geavanceerde behandelingen en medicijnen die mensen langer in leven kunnen houden, en de gemiddelde levensverwachting enorm is verhoogd doordat er lang niet meer zoveel zuigelingen sterven, zeker niet van de honger, ondermijnen we de gezondheidswinst met een nieuw voedingspatroon dat een ware epidemie aan obesitas veroorzaakt, met de bijbehorende ziektes als hart- en vaatziekten, diabetes, moeilijkheden met de gewrichten, en meer kanker. Waarschijnlijk komt vrijwel de gehele epidemie aan veel te dikke mensen op het conto van het moderne westerse dieet, plus de toegenomen diabetes type 2, 80% van de hart-en vaatziekten, en meer dan een derde van de verschillende soorten kanker. Zo is er zeer waarschijnlijk een relatie tussen het gebruik van zuivel (melk, kaas en ja, ook yoghurt) en het voorkomen van borst en prostaatkanker. En komt er in landen waar de mensen geen melk drinken nauwelijks osteoporose voor (botontkalking) terwijl we nou juist dachten dat we melk dronken voor onze botten. Er gaan inmiddels, wereldwijd, meer mensen dood aan te veel eten dan aan de honger.

In 1999 was meer dan de helft van de Amerikaanse volwassenen te dik, een kwart was medisch gezien gevaarlijk te dik: obees. Er werden twee keer zoveel dikke kinderen geteld als in 1980, en het aantal steeg. In 2003 steeg het percentage van de volwassenen die ‘obees’ worden genoemd nog verder naar een op de drie, en een op de vijf kinderen valt daar ook al onder. Uit medische onderzoeken blijken sommige kinderen nu al dichtslibbende vaten te hebben of een beginnende diabetes die je vroeger alleen bij ouderen aan zou treffen.

Waar ligt dat aan, en wie zijn de boosdoeners? Als we ons er makkelijk van af willen maken zeggen we gewoon dat dat de stomme schuld is van de mensen zelf, die te veel, te zoet en te vet en te zout eten. Maar hoe makkelijk is het tegenwoordig om te weten wat je wel eten kunt om niet ziek te worden, waar vind je dat voedsel, is dat te betalen, hoeveel tijd kost het om dat klaar te maken? Hoe weet je door het bos van alle verhalen wat er niet goed is, zit er weer paardenvlees in de lasagna, nog de bomen te vinden van wat je wel kunt eten? Is je jarenlang wijs gemaakt dat melk goed is voor elk, en dan komt er weer iemand vertellen dat melk bedoeld is voor kalfjes en niet voor mensen, wie moet je dan nog geloven? Wat moet je als zelfs producten die speciaal bedoeld zijn om af te vallen, met weinig vet en suiker, vol met zout zitten om ze toch nog ‘smaakvol’ te maken en je misschien wel even dunner wordt maar wel met te hoge bloeddruk?

Mensen in het westen hebben (in verhouding) meer geld om eten te kopen, en weinig tijd om het klaar te maken, zeker nu meer vrouwen buitenshuis zijn gaan werken. De voedingindustrie is er handig op ingesprongen met een steeds grotere hoeveelheid kant-en-klaar producten, die je zo uit het pak kunt eten of alleen maar op hoeft te warmen of bij elkaar hoeft te gooien. Maar, wordt ook heel erg duidelijk uit het boek van Moss, die industrie, bestaande uit giganten als Kraft, Nestlé, Unilever, Mars, CocaCola, Philip Morris (die stuk voor stuk heel erg veel meer producten op de markt zetten dan hun naam zou doen denken) hebben niet het voornaamste belang om mensen gezond te houden, maar om winst te maken. De consumenten zijn zeker niet zonder macht, want als wij iets niet meer kopen is het afgelopen, maar de voornaamste belanghebbers zijn nog steeds de aandeelhouders. Wat is de rol van de industrie in het ontstaan van een buitengewoon ongezond voedingspatroon in het westen? Vier redenen waarom de voedingsindustrie ons niet alleen maar een dienst bewijst:

1. Voeding die bestemd is voor de supermarkten moet zo lang mogelijk houdbaar zijn. Het moet bij voorkeur maanden op de plank kunnen staan voor het bederft. Er is dus zoveel mogelijk alles uitgehaald dat kan gaan rotten – en dat is een belangrijk deel van de werkelijke voeding die we nodig hebben, en er is van alles aan toegevoegd om de houdbaarheid te verlengen en ook als het geen gif is, gezonder worden we er ook niet van. Absoluut mogen we blij zijn met moderne methoden om groentes in potjes en diepvriespakken te stoppen, zodat ze ook bij ons thuis een tijdje in het diepvriesvak of de keukenkast kunnen, maar intussen zouden we wel een beetje op kunnen letten wat we nog meer naar binnen krijgen met al die soep uit pakken die een mooi kleurtje moet hebben, want we eten ook met onze ogen. Vandaar dat Pollan zegt: eet alleen voedsel dat bederft. Wat niet kan rotten is niet goed want dat is al dood. Op honing na.

2. Hoe krijg je mensen zover dat ze meer eten dan ze nodig hebben? De industrie heeft er belang bij dat we zoveel mogelijk eten en drinken. Er is jaren op gestudeerd en miljoenen uitgegeven aan onderzoek, om te bedenken wat er allemaal met die zogenaamde voeding gedaan kan worden om te maken dat we doorgaan met bikken. Dat gebeurt onder andere door een maximum toevoeging aan suiker, aan vet, aan zout en aan andere smaakmakers als aroma’s. We hebben er nog nauwelijks woorden voor wat dat met mensen doet, maar het komt dicht in de buurt van verslaving. Craving is een moeilijk vertaalbaar woord – het gaat om hunkering, er niet af kunnen blijven, en dat is wat de voedingsindustrie graag wil. Op het pak chips staat in Amerika netjes aangegeven hoeveel calorieën er in een ‘portie’ zitten, maar bijna niemand eet een portie. Chips hebben precies de meest uitgekiende hoeveelheid vet en zout, en de beste ‘crunch’ die maakt dat we die hele zak tot de bodem leegeten. En als de verpakking flink groot is eten we tot dertig procent meer. Zo zei een meneer dat het eten van een roomijsje echt niet slechter was dan het drinken van een glas melk – er zat ook nog calcium in ook, en beter dan het eten van chocola. Het punt is alleen dat roomijs wordt verkocht in bekers en emmers. Hoeveel mensen laten het bij één portie? Suiker is op die manier zwaar verslavend, en het is handig om kinderen al vroeg te wennen aan heel veel suiker. Babies houden al van zoet, zout moeten ze nog leren, dus dat is makkelijk. Ik pakte een paar potjes Olvarit uit het schap, de eerste hapjes na de moedermelk, 11% suiker, 13% suiker. Tegen de tijd dat ze een kleuter zijn jengelen de kinderen om Snickers en dan denken de moeders dat een Kinder Bueno gezonder is want daar staat ‘18% melk!’ op als aanbeveling. Leesbril op, kleine letters: 41,3% suiker, 37,3% vet. Een inmiddels bekend probleem zijn alle suikerhoudende dranken als Cola, met 29% suiker. Eens bedoeld als traktatie voor af en toe, hebben nu veel mensen, zeker in de VS, altijd literflessen cola in de ijskast staan. Het is normaal geworden om bij dorst altijd iets te drinken met suiker erin – en dit is de extra moeilijkheid: het lichaam registreert de calorieën die we vloeibaar binnen krijgen niet als ‘voeding’. Mensen kunnen hun dagbehoefte aan calorieën al op hebben, en moeten dan nog gaan eten. Suiker in drankjes heeft geen invloed op het hongergevoel. En de voedselgiganten die dat heel goed weten, vergroten constant de bekers tot emmers, waardoor een halve liter cola met een rietje meegenomen bij de film al heel gewoon is. Hoe groter de verpakkingen, hoe groter de kans dat we die ook nog leegdrinken. De consumptie van suikerhoudende ‘frisdranken’ is in de VS de laatste tien jaar verdubbeld.

3. Het snackmoment. Vervolgens heeft de voedselindustrie er alle belang bij – niet alleen om mensen voedsel te laten kopen voor hun maaltijden, maar om ze aan het ‘snacken’ te krijgen tussendoor. Zo erg als in de VS waar er al volksstammen zijn die niet meer weten wat een maaltijd is – behalve die met de kalkoen op Thanksgiving, en die de hele dag door ‘snacken’ is het hier nog niet, maar het schiet al lekker op. Het is al ongewoon om niet iets te drinken en te snoepen bij de tv ‘s avonds. Het ‘tussendoortje’ is al een begrip, en de rekken van de Appie liggen vol met tussendoortjes. Mensen eten in de auto, soms van verveling, ze eten al lopende over straat. Alsof we echt van de honger omvallen als we tussen de maaltijden niet ook nog mueslirepen gaan eten moeten er steeds meer ‘snackmomenten’ worden bedacht. De campagne om ons om vier uur aan een kop nepsoep te zetten omdat we anders onze hersens vanwege voedselgebrek er niet bij kunnen houden was ook heel succesvol. En vooral is ook het aantal verkooppunten van snacks enorm toegenomen – in de buurt van elke school, en elk tankstation, elk treinstation biedt een keur aan happen aan, met veel suiker, vet en zout vooral, zodat op weg naar huis dat dramatische gevoel voorkomen kan worden dat we zoiets voelen als trek waar niet meteen iets aan gedaan wordt.

4. En dan de vlees- en zuivelindustrie. Die wordt in de VS zwaar gesubsidieerd door de staat, zodat er veel goedkoop vlees op de markt kan worden gebracht. En er zoveel melk werd geproduceerd dat mensen die niet meer op kunnen. (Ik herinner me dat wij ook eens zaten met een boterberg). Dus wordt er van alles bedacht om mensen aan meer vlees te krijgen, en wordt van de melk kaas gemaakt die ook in veel producten kan worden verwerkt. Het is al de kunst hoeveel kaas je in een diepvriespizza kunt verwerken, en het summum is natuurlijk de Double Cheeseburger, vlees èn kaas, met frietjes en cola als package deal in de goedkope ‘happy meal’. Zo goedkoop dat je die voor die prijs nooit zelf zou kunnen maken.

(wordt vervolgd, hier)