Brief van Clara

Clara te gast:

Ronald Plasterk gaf vrijdag in de Volkskrant een intrigerende analyse van de heersende verwarring. Afgezet op drie ‘assen’ (hij noemt de as van de inkomensverdeling, de as religieus – seculier en de as populisme – post-materialisme) blijken mensen zich tegelijkertijd nu eens links op de ene en dan weer rechts op de andere as te bevinden. Daardoor klopt hun vertrouwde perceptie van de wereld en hun beeld van zichzelf en hun ‘asgenoten’ niet (meer). Inderdaad, dat is verwarrend.

Zonder slimmer te willen zijn dan hij, heb ik behoefte aan deze analyse een extra laag toe te voegen – namelijk die van wat ik maar noem de emotionele context. Hoe ervaart ‘men’ de wereld en zichzelf? Wat verwacht ‘men’ van de wereld en zichzelf? Ik constateer de laatste dagen bij mezelf, dat mijn verwondering over mijn eigen reacties en die van anderen alleen maar toeneemt. Dat puzzelt me.

Als ik naar mezelf kijk, dus puur individueel, dan maken bepaalde ervaringen in mijn leven dat ik direct geneigd ben, op een rustige afstand naar elke vorm van commotie te kijken en al heel snel te relativeren. Jongens, jongens, wind je niet zo op, maak niet zoveel stuk, zet niet zoveel op scherp, gebruik niet zulke idioot grote woorden. Tegelijk ben ik verwarrend jaloers op mensen die zo emotioneel kunnen reageren, want ikzelf kan dat niet (meer). Ik kijk dan ook met verbazing naar al die dagelijks exploderende emoties. Terwijl mijn eigen rationele reacties anderen soms tot mijn verbazing hevig blijken te storen. Raakt het je dan niet, Claar? Ja nou, het raakt mij net zo diep, maar mijn emoties voegen vast niets toe aan de discussie. Emoties verblinden het zicht.

Zo bevindt zich ieder individu ergens op de schaal emotie – ratio. Afhankelijk van leeftijd, ervaringen, opleiding, intelligentie, mate van angst – en ook afhankelijk van functie. Ik was vast niet de enige die zich kwaad maakt, bijvoorbeeld, over die eindeloze stortvloed aan private meningen van opinisten en verantwoordelijke politici – en aan de media die het nodig vinden daar zo royaal ruimte aan te geven. Juist zij zijn degenen die geacht worden feiten nuchter te interpreteren en in de chaos stuur en richting te geven. Ik heb maar een paar politici dat de eerste dagen daadwerkelijk zien doen – en nauwelijks ruimte krijgen in de media. En ik heb te veel politici verdacht van ordinaire politieke zieltjeswinnerij.

Want wie niet blind is, ziet dat er nu dan toch echt een nieuwe vorm van politiek-correct denken bovengronds is gekomen: je mag niet meer praten over het belang van de (voorheen politiek-correcte) ‘zachte krachten’; het is vanaf nu juist helemaal politiek-correct tegemoet te komen aan de roep van ‘het volk’. De roep om veiligheid, de roep om repressie, de roep om straffe leiding, de roep om verwijderen van wat ‘men’ niet bevalt, de roep om zonder meer te mogen zeggen wat je denkt (want dat is vrijheid van meningsuiting).
In het politieke spectrum wordt dit het gevecht om de ‘ruimte op rechts’ genoemd. De stelling van Jan Marijnissen eerder deze week vond ik een voorbeeld van flirten met dit nieuwe politiek-correcte denken. Het debat van de kamer met de bewindslieden donderdagavond droop ervan. Verontrustend.

Het leidt onherroepelijk tot de actuele vraag, hoe realistisch die roep om veiligheid, harde aanpak, sterke leiding, eliminatie, uitsluiting, individualiteit is. Ik heb er niet voor doorgestudeerd, maar mijn boerenverstand zegt, dat we elkaar hier dag in dag uit grotelijks lopen te belazeren. De wens is daarbij de vader van de gedachten.

Het is een illusie te denken, dat het terrorisme uitgebannen kan worden en dat heftige en afschuwelijke gebeurtenissen als de slachting van Theo van Gogh altijd voorkomen kunnen worden. Daarvoor zijn de wortels van het terrorisme of de sociale onvrede te complex, zijn de politieke, economische, sociale en religieuze verhoudingen mondiaal te zeer verstoord, is de corruptie te groot, zijn de middelen ontoereikend en is de sociale cohesie te gering. Dat weten we best. Van bewindslieden absolute veiligheid eisen, is dus kletsonzin. Wat je mag eisen, is dat het gevaar reëel wordt ingeschat (daar kunnen we nu niet meer omheen); dat het bewakingssysteem deugdelijker en efficiënter wordt dan het nu is; dat er landelijk en internationaal tussen diensten en regeringen nou eindelijk eens beter gecommuniceerd wordt; dat maatregelen waar nodig worden aangescherpt; en dat mensen hun eigen positie minder belangrijk gaan vinden dan het werk dat ze geacht worden te doen.
Maar dat alles dan wel binnen onze eigen proporties.

En laten we daarbij alsjeblieft ook naar onszelf blijven kijken.
Hoe kan het bijvoorbeeld in godsnaam mogelijk zijn dat twee topjournalisten, een minister, een hoofdinspecteur van onderwijs en een van oorsprong Marokkaanse journaliste vrijdag een uur lang rondjes praten over onderwijs, integratie en de (m.i. misplaatste) suggestie dat docenten een antennefunctie hebben en het dus zouden moeten melden als ze sporen van radicalisme signaleren bij hun islamitische leerlingen –
maar dat HELEMAAL NIEMAND van het illustere gezelschap op de gedachte komt, dat het in dat geval ook zeer gewenst zou zijn, precies hetzelfde te doen met de talloze radicaliserende extremistische skinheadjongeren van eigen teelt? Hoe bestaat het?

Razend ben ik. Over de constant dooretterende suggestie, dat afgedwongen integratie en het weren van extremisme dezelfde doelstelling dienen. Nee! Dat zijn twee heel verschillende doelen! En door deze twee zo te verknopen, geef je als kabinet aan de burgers continu het signaal af, dat niet voldoende geïntegreerde medeburgers collectief een potentieel gevaar vormen voor de samenleving.
Razend ben ik. Over allochtone jongeren die steevast ‘criminelen’ worden genoemd, terwijl autochtone jongeren ‘boefjes’ zijn. Maar ik durf te wedden dat iedereen in Uden je (anoniem natuurlijk) kan vertellen, wie die school in de hens heeft gestoken. Maar oppakken en vervolgen? Ik heb er nog niets van gezien. Jij?

Maar wat we vooral mogen verwachten, wat we mogen eisen, is dat er eindelijk wordt uitgegaan van de kaders van de samenleving die we willen behouden en uitbouwen. Ik hoorde donderdag in Nova een voormalig adviseur van de Duitse regering woorden geven aan wat ik zelf ook voel: welke zin heeft het in godsnaam, je privacy en vrijheid in te leveren, juist omdat je die wilt beschermen? Laten we gewoon accepteren dat er een grens is aan beheersbaarheid. Regel dat dan beter en denk als regering eerst beter na over de soort samenleving die je wilt behouden en beschermen. “Zo gaan we niet met elkaar om”, zegt Jan Peter Balkenende als je op zijn premierknopje drukt. Nee, maar hoe dan wel, beste jongen? Geef nou eens richting, laat je niet zo slaafs leiden door de angstige primaire emoties van de mensen die nu het hardst staan te roepen. Doe niet zo krampachtig wat je denkt dat er van je verwacht wordt. Toon gewoon aan en erken dat de Wildersen ons heilloze sprookjes willen verkopen. Toon nou eens echt visie, laat ons nou eens je echte toekomstdromen zien.
En erken ook dat vrijheid een heel relatief begrip is. Mijn vrijheid bestaat bij de gratie van die van de ander. Wat koop ik anders voor vrijheid?
En dan nog – hoe vrij zijn we eigenlijk? Maar dat is een ander verhaal.

Er is nog een verborgen as waar te nemen, waarover we het volgens mij te weinig hebben. De as waarop verwachtingen van mensen aan de ene kant en het geloof in maakbaarheid van de samenleving aan de andere kant voor doorzeurende misverstanden zorgen.
We worden dagelijks overstroomd met beelden en reclameboodschappen die ons ongegeneerd voorliegen, dat we ons tegen van alles volledig kunnen verzekeren. Om een voorbeeld te noemen: de grenzen van de medische mogelijkheden worden steeds verder opgerekt, en hoe groter de mogelijkheden zijn, hoe minder we ons kunnen en willen neerleggen bij (angst voor) ziekte en dood. Zo zijn er duizend voorbeelden te noemen die ons de valse illusie geven, dat we van wieg tot graf veilig zijn en ons leven zeker. En wat we niet hebben, kunnen we maken of simpelweg kopen – denken we hier in het rijke westen. Uit dat schijngevoel komt ook onze onmogelijke eis van absolute veiligheid voort.

Het eerste misverstand is, dat de huidige regering probeert aan deze verwachtingen tegemoet te komen, door ze te voeden. Maar daarmee voedt ze ook de angst. Ik vind dat niet alleen onverstandig, maar ook kortzichtig. Natuurlijk, reële bedreigingen beantwoorden met directe en harde actie is nodig, binnen onze mogelijkheden en proporties. Maar nogmaals, er zijn domweg grenzen aan veiligheid, zekerheid en welvaart, hoe treurig en misschien angstig dat ook is. Dat moet de regeringsboodschap zijn, er helpt geen lievemoederen aan.
Maar daartegenover zou dan wel een sterk beeld, een sterke droom moeten staan, van alles wat we willen beschermen, behouden en verbeteren. Een sterk ideaal, uitgedragen door de mensen die we democratisch gekozen hebben om het zaakje richting te geven. Dat ideaal ontbreekt. Ja, we krijgen het ingeprent – u dient zelf meer verantwoordelijkheid te nemen omwille van de generaties die na u komen. Maar het effect is, dat de overheid zich op essentiële terreinen terugtrekt, burgers zich verlaten voelen en nog almaar zitten te wachten op het zoet dat ons na het zuur werd beloofd.
Wat mij betreft is het ideaal een zo eerlijke en open mogelijke samenleving, waarin polarisatie wordt vermeden. Waar mensen zich zo prettig voelen dat men bereid is, op te komen voor het gezamenlijk belang en daarvoor zelfs een/de prijs te betalen. Wat nodig is: een regering die ons dat belang weer leert zien. Een regering die niet bang is en mensen leert niet bang te zijn.

Repressie, harde aanpak, kop indrukken, ja, dat zijn de middelen waar je in crisis als eerste naar grijpt. Maar laten we eerlijk zijn: er zijn ook grenzen aan repressie en harde aanpak. Niet alleen capaciteitsgrenzen. Straffen heeft nou eenmaal een eigen didactiek, maar die is allang ver te zoeken. Waar wettelijke kaders overschreden worden en rechten geschonden, daar straf je. Onmiddellijk en eerlijk, zonder aanzien des persoons. Punt uit. Maar dat is maar de helft van het verhaal. Eenzijdige repressie zonder belonen, waarderen, complimenteren, support, werkt averechts. Dat kan elke opvoeder je vertellen.

De regering probeert wel van alles, ik ben best bereid te geloven in de goede, maar paternalistische bedoelingen van Balkenende c.s.
Maar hier is volgens mij sprake van een tweede misverstand: het rotsvaste steile geloof van Balkenende in de maakbaarheid van “hoe we hier met elkaar moeten omgaan”.
Om te beginnen is dat gewoon geen kerntaak van een regering. Een regering schept de condities voor en bewaakt wettelijk de grenzen van hoe wij met elkaar omgaan. Die manieren van hogerhand bepalen en willen afdwingen behoort domweg niet tot een regeringsopdracht.
Bovendien heeft de regering daarvoor zelf een zo specifiek kader, dat je niet van een volk dat zo divers is, kunt verwachten dat dit kader wordt begrepen en aanvaard. Kerk en staat zijn hier godzijdank gescheiden. Natuurlijk regeert een democratisch gekozen CDA-kabinet op christelijke grondslag. Maar wie het volk zo eenrichting-verkeerd de bijbehorende normen en zeden wil opleggen, kan rekenen op weerstand en onbegrip. En op het (mogelijk onbewust) aanjagen van een religieus conflict. Ik kan niet anders dan constateren, dat dit zich nu voor onze ogen afspeelt.

5 gedachten over “Brief van Clara

  1. Binnen de Rotterdamse SP waren wij heel aardig op streek met het formuleren van een effectiever ‘integratiebeleid’ – geen makkelijke klus vooral omdat de SP-visie zo’n beetje haaks staat op de Leefbaar Rotterdam-moraal, maar in hun praktische aanpak weer wél veel te waarderen valt. (Bijvoorbeeld als je wethouder Pastors plotseling resoluut hoort zeggen dat hij ‘het notariaat’ wil aanpakken omdat het anders nooit wat wordt met de bestrijding van de criminele verhuurders = ‘huisjesmelkers’.)
    Maar toch. Het zal niemand verbazen dat de recente ontwikkelingen ons noopten tot ‘reflectie’, bezinning.

    Omdat ik, eerlijk gezegd, een beetje afknap op de positie die de Socialistische Partij momenteel lijkt in te nemen en die elke inspanning om in een stad als Rotterdam tot praktische resultaten te komen op het integratievlak behoorlijk belemmert, schreef ik een briefje. Dat was tamelijk intern maar nu neem ik maar de stap om mijn zorgen hier wat breder onder de aandacht te brengen.

    Mijn briefje van vrijdagmiddag 12 nov.:

    *** Beste vrienden

    Buiten beeld schijnt koningin Beatrix vanmorgen in Amsterdam te hebben gezegd (NOS-journaal) “dat de gelijkwaardigheid van alle Nederlanders voorop staat”. Dat is een mooi SP-standpunt. In de praktijk denken veel mensen daar anders over. Theo van Gogh was een van degenen die – zonder politieke verantwoordelijkheid – uiting gaf aan het sentiment dat wat afwijkt hier niet hoort. De bijval die hij kreeg was na zijn dood massief: de condoleanceregisters barsten van de vreemdelingenangst, haat en minachting. Weer iemand dood die zei wat wij denken.

    De cineast en tv-regisseur Van Gogh volg ik al enkele tientallen jaren, met waardering. Als publiek persoon met duidelijke opvattingen heb ik hem in zijn anti-semitische tijd (hij is hiervoor veroordeeld) al gauw terzijde geschoven. Gevaarlijk vond ik zijn uitingen in de Fortuyn-periode en daarna. Openlijke bestrijding van zijn provocaties leek averechts te werken. Dat is nogal onderschat. Wie, na zijn opmerkingen niet zo zeer over ‘de islam’, maar over ‘moslims’, naar de rechter was gestapt had een redelijke kans gehad in het gelijk te worden gesteld. Remco Campert was de eerste die – Volkskrant-voorpagina –schreef wat meer verstandige mensen voelden: hoe Van Gogh de geschiedenis zal ingaan, toch niet als vertegenwoordiger van ‘het vrije woord’. Hij gaf voeding aan het wereldbeeld van mensen die het vrije woord en het vrije denken juist als een bedreiging ervaren. Aan heel eng rechts dus.

    Ik ben me dus een ongeluk geschrokken toen Jan Marijnissen hem een topgozer noemde. En van de bijval op zijn weblog. Een uitglijder, dacht ik. Zijn ‘stelling’ maakte het er niet beter op. In het Kamerdebat werd helaas geen andere toon gezet: “ruwe bolster, blanke pit”. Dat beeld klopt niet. (Zoals het idee over Mohammed B. en zijn maten, “blanke bolster, ruwe pit” ook gevaarlijk simpel is. Ik pleit niet voor begrip, maar voor interesse. Nieuwsgierigheid is de belangrijkste menselijke eigenschap. Als je kijkt naar de discussieprogramma’s op de Duitse en Belgische tv-zenders zie je daar dat praten en luisteren heel wat constructiever is dan schreeuwen en vooroordelen.)
    “Politiek correct is momenteel rechts,” constateerde vorige week NRC-redacteur Hans Nijenhuis en dat lijkt me niet teveel gezegd. Voor links is er wel een taak. Vrij abstract misschien zou je kunnen zeggen dat die hieruit bestaat: duidelijk uitspreken dat de samenleving waarin je nu leeft geen droom is waar je uit kan ontwaken, maar een – harde – realiteit. En dat de Nederlandse overheid, de politiek deze situatie niet langer als een Probleem, maar als een Uitgangspunt zou moeten gaan hanteren.

    Tenslotte: voor de vrijheid van het woord ga je de straat op als artikel 7 van de grondwet in het geding zou zijn. En tegen geweld zijn wij allemaal en altijd geweest. Als mensen worden vermoord om wat zij zeggen (een wereldwijde gewoonte maar in Nederland zeldzaam) is het zaak de straat op te gaan voor handhaving of versterking van de rechtsstaat. Nóg praktischer plaats om dit te bepleiten – en ‘waakzaam’ te zijn – is het parlement.
    Dit alles neemt dus niet weg dat ook ik tegen elke vorm van extremisme ben en vóór het analyseren en wegnemen van de grondslagen daarvoor. Buiten de praktische maatregelen (gisteren in de Kamer aangedragen) heeft de SP voor een geïntegreerde maatschappij al heel lang een rijtje instrumenten op papier staan. Misschien ís beter onderwijs wel het beste terreurbestrijdingsmiddel. En, op welke manier dan ook, een echte aanpak van discriminatie (en ik reken tot die discriminatie naast opmerkingen als die van Van Gogh óók – dat heb ik vaker gezegd – de gedachten van Verdonk omtrent gedwongen inburgering). Begin dit jaar heb ik de hoop -de eis eigenlijk – uitgesproken dat de SP landelijk hierover met een geactualiseerde visie zou komen, met een signaal aan de achterban dat groter worden van de kloof op termijn voor iedereen rampzalig zal zijn. Dat is niet gebeurd.
    Het mag duidelijk zijn dat ik het met SP & integratie even gehad heb.
    Hartelijke groet, Harry Kuiper ***

    Er is nu een nieuw Rotterdams initiatiefje:

    http://www.komnietaanmijnburen.nl

  2. Kom je naar het debat donderdag Harry, in Plan C?

    Want je kan ‘het hebben gehad met de SP en integratie’ en je kan je ook afvragen hoe we de Rotterdamse integratievoorstellen breder onder de aandacht krijgen.
    Het is – geef ik toe – nog wat zoeken tussen de blogbijdragen, aan de andere kant ontwaar ik steeds meer de behoefte aan genuanceerdere opvattingen/debat. We doen een bescheiden poging daartoe.

  3. Erg verdrietig werd ik van de ‘Brief van Clara’. Ik vind ’t in rationele zin wel ’n prachtig relaas, waarin ik het op veel punten met haar eens ben, rationeel, maar het gaat mij uiteindelijk toch te gemakkelijk voorbij aan juist die alles overheersende motivatie van het menselijk verkeer: emotie.

    Of die motor van mijn handelen het wel verdient om de ratio te regeren, doet m.i. niet ter zake. Iedere rationele denker zal toe moeten geven dat hij niet kan weten of, aan de uiterste grens van zijn existentie, bij de directe confrontatie met zijn eindigheid, zijn ratio het nog wint van zijn emotie.

    Komt ik niet pas tot de essentie van mijn beleving aan die uiterste grens? Die onvoorspelbaarheid alleen al zou mij steeds van twijfel moeten vervullen over de onfeilbaarheid van mijn rationele beschouwingen.
    In diezelfde denktrant wordt ook de aanname, dat zoiets als “het vrije denken” zou kunnen bestaan, niet meer dan de illusie die ik voor mijzelf schep om mijn bestaan (al dan niet) te dragen.

    Geen mens kan geheel los komen van de unieke ‘blauwdruk’ die zijn beleving van zijn ervaringen van hem heeft gemaakt, denk ik, al was het alleen maar omdat die vorming al ontstaat, voordat de ratio er vat op kan hebben. Iemand die z’n gevoel opzij zet, in plaats van te zoeken naar de balans tussen rationeel denken en intuitief voelen, gaat derhalve voorbij aan de essentie van zijn functioneren, namelijk de illusie die hij voor zichzelf en van zichzelf schept.

    Die illusie bestaat in constante spanning met ’n absolute realiteit, als die al bestaat en niet ’n soort algemene deler is van onze collectief verzamelde illusies. Is dat dan misschien niet die veranderlijkheid van onze wereld? Want natuurlijk past mijn illusie zich aan in de confrontatie met de haalbaarheid ervan in het licht van de mij omringende illusies.
    Wanneer die dat niet doet, heb ik als schepper van mijn illusie pas echt ’n probleem, denk ik, en word ik potentieel extremist, fundamentalist, moordenaar, dictator, terrorist, etc.

    Als mijn lijn van redeneren ook maar enigszins bij ’n waarheid komt, dan leidt hij m.i. logischerwijze terug naar het belang van ’n collectief bewustzijn. Omdat de mens doorgaans daarin bestaat als individu. Ik zoek de bevestiging, de legalisering, de rationalisering ook, van mijn illusie mede in de getuigenis ervan door ’n ander. Daarin zet ik mij af tegen, of sluit ik mij aan bij de collectiviteit.

    Maar juist die collectiviteit gaat per definitie dan uiterst onbehoedzaam om met de illusie van het individu. Want hoe meer die collectieve illusie zich heeft vastgebeten in (schijn)zekerheden, in dogma’s, hoe minder de individuele illusie er de ruimte krijgt.
    Geloof, per definitie van dat woord alleen al, kan nooit meer zijn dan ’n schijnzekerheid, of het nu Christelijk, Joods of Islamitisch, of wat dan ook is. En hoe dogmatischer daarmee wordt omgegaan, hoe minder ruimte er is voor individuele interpretatie.

    Hoe onbehoedzaam kunnen wij in onze collectiviteit omgaan met de vrijheid van het individu om zijn eigen illusie te scheppen, als wij hem dwingen zich te conformeren aan welke collectiviteit dan ook? Waarom toch is de mens zo slecht in staat om zich individueel overeind te houden in ’n collectief van solidariteit met ieder ander individu?

    Ik denk dat ik daarbij aan de essentiele vraag toekom: waarom sluiten wij ’n individu uit van ons collectief?
    Naar mijn stellige overtuiging is dat de vraag die wij ons steeds weer, bij ieder individu moeten stellen. Omdat alleen het antwoord daarop ons het inzicht kan verschaffen om onze angsten, vooroordelen, schijnzekerheden en dogma’s te herkennen voor wat ze zijn: de muur tussen mij en mijn naaste; ik tegen de wereld en de wereld tegen mij; Wij en ‘zij’.

    Om die muur te slechten, zal ik mij eerst moeten afvragen wat, in mijn illusie, mij daarvan kan weerhouden, om dat dan te herzien. In dat proces zal ik onherroepelijk de confrontatie moeten aangaan met mijn onzekerheden en angsten, met gevoelens van onveiligheid en kwetsbaarheid, met de eenzaamheid van mij als uniek individu, met de pijn van het opgeven ervan aan het collectief, met twijfel. In dat proces kom ik de haalbaarheid van de illusie van mijn bestaan absoluut tegen. En met die eeuwige twijfel, maar ook met de moed om alle risico te lopen, maak ik mij vrij; vrij om te zijn tot mijn uiterste grenzen en daarmee het middel, een zandkorrel op het pad naar de vrijheid voor ieder ander.

    Ik moet dan accepteren dat ook mijn visie van goddelijkheid onderdeel is van mijn illusie. Of ik dat nou zelf ben, of niet, of dat het welke ondefinieerbare entiteit dan ook is, God, Allah, Boeddha, Jehovah… Daarmee wordt die visie dan ook wel terreur, als ik die een ander opleg. Die mag dan alleen bestaan bij de gratie van mijn illusie ervan.
    Die logica moet m.i. toch zo klaar zijn als kristal? Met welk recht verklaren wij onze (collectieve?) God tot de almachtige en ontzeggen wij in dezelfde adem dat recht aan hen met ’n mogelijk nog wraakzuchtiger, of liefdevoller godheid?

    Is dat dan ook niet de reden dat (politieke) democratie de scheiding aanbrengt tussen de kerk en de staat?
    Bedoelt die daarmee niet “de scheiding tussen het publieke domein en het prive-domein”? Tussen de collectieve en de individuele beleving? Dat, wat wel en niet deelbaar is?
    Zijn wij daar niet al eeuwenlang wel erg onbehoedzaam en gedoogzuchtig mee omgegaan? Is het niet dat, waarmee wij nu zo meedogenloos worden geconfronteerd?

  4. 2de reactie: anders geformuleerd.

    Hoezeer ik mij de “Brief van Clara” ook kan voorstellen en hoezeer ik het ook eens kan zijn met veel van wat zij daarin schrijft, hoe komt het dat ik mij er zo verdrietig door voel? Vindt dat z’n origine in dezelfde grond waaruit ik vaak zo’n boosheid voel na de commentaren van dhr. Plasterk?

    Net zo min als ik in “vrij denken” geloof, geloof ik in ratio zonder gevoel. Geen “vrij denker” kan zeker zijn dat hij, op de grens van zijn stoffelijke of geestelijke existentie, zijn ratio nog beheerst en die niet, overmant door emotie, zal laten varen, denk ik. Ik denk dat ook de motivatie van mijn rationele denken voortkomt uit mijn emoties. Per slot van rekening is de vorming daarvan al ontstaan nog voordat de ratio daar vat op kon krijgen.

    Ik denk dat al mijn handelen a-priori het resultaat is van mijn voelen en dat mijn ratio daar altijd mank achteraan hobbelt. Dat ik altijd uiterst wantrouwig moet staan tegenover mijn rationele beschouwingen, terwijl ik juist moet vertrouwen op het gevoel dat ik erbij heb.

    Ik denk dat ik de illusie van mijn bestaan heb geschapen uit de schaduwen van mijn emoties in het licht van de verklaringen die ik ervoor vond. Mijn angsten en vooroordelen, mijn lusten en lasten, mijn (schijn)zekerheden en onzekerheden, mijn mogelijkheden en onmogelijkheden zijn het web van mijn illusie en mijn ratio kan mij dat slechts in mindere of meerdere mate helpen te duiden. Illusie blijft het, denk ik.

    Onderdeel van mijn illusie is ook mijn gevoelen van goddelijkheid, of ik die nu binnen of buiten mijzelf zoek of vind; of ik die nu in de intimiteit van mijn illusie beleef, of in de gezamelijkheid van ’n meer collectief gedefinieerde entiteit als de bijbelse God, Allah, Boeddha, Jehova… Illusie blijft het, denk ik.

    Maar de illusie van mijn bestaan, die (schijn)wereld die ik heb geschapen voor die illusie die ik heb van wie en wat ik ben, bestaat al dan niet bij gratie van alle illusie om mij heen. De collectieve illusie van onze samenleving. Ik zet mij daar tegen af, of sluit mij erbij aan, maar in die interactie moet ik mijn illusie hoe dan ook aanpassen, veranderen.
    De emoties die ik daarbij ervaar, zullen allesbepalend zijn voor mijn functioneren als individu in die collectiviteit. Zij zullen ook de voedingsbodem zijn voor de rationele verklaring die ik daarvoor zoek. Afhankelijk van de bevestigingen of tekorten die ik in dat proces oploop, word ik (potentieel) deelnemer of tegenstander, maar ook extremist, fundamentalist, dictator, terrorist…

    Hoe meer de collectieve illusie zich heeft vastgebeten in (schijn)zekerheden en dogma, deste minder ruimte is er voor een individuele illusie om er zich vrij in te vormen. Of voor ’n illusie met een afwijkend dogma.

    En met welke pretentie plaats ik mijn illusie boven die van ’n ander? En als het mij niet lukt om ’n ander deelgenoot te maken van die ideologie, timmer ik het de ander dan in, of ruim ik die ander dan uit de weg? Hoezeer heeft het collectief mij dan in het nauw gebracht? Of was het slechts mijn illusie die dat deed?

    Het gaat juist over emotie! Het gaat juist over ‘wij’ en ‘zij’; ik tegen de rest en de rest tegen mij. De waardigheid van mijn illusie tegenover die van jou.

    Waarom toch zou de (politieke) democratie de scheiding hebben aangebracht tussen kerk en staat? Juist die scheiding? Wil die niet juist de scheiding waarborgen tussen het publieke domein en het domein van de persoonlijke, de individuele intimiteit? Een garantie dat jouw individuele illusie mag bestaan in jouw beleving, terwijl de collectieve illusie daartegen wordt beschermd?
    Zijn wij daar niet al eeuwen bijzonder onbehoedzaam en gedoogzuchtig mee omgegaan?

    Ik denk dat we nog maar ‘ns heel goed moeten nadenken en vooral diep moeten doorvoelen wat wij bereid zijn van onze vrijheid op te geven voor de vrijheid van ’n ander, voordat het antwoord “helemaal niets” zal blijken. Of juist meer dan goed voor ons zal blijken?
    Ik denk dat wij tot het inzicht moeten komen dat wanneer wij democratisch, met een meerderheid van stemmen tot iets hebben besloten, dat nooit mag betekenen dat de minderheid dus maar kan verkommeren, maar dat wij daaraan dan juist de grootste zorg besteden.

  5. Voor Boudewijn: het spijt me dat mijn poging tot analyse bij jou een gevoel van verdriet heeft opgeroepen. Dat heb ik niet bedoeld.
    Jouw behoedzaam geformuleerde existentiële vragen en zoektocht liggen inderdaad direct onder mijn misschien te rationele redenatie. Ik ben onder de indruk van wat je schrijft en heb inderdaad dat deel zelf bewust opengelaten. Dat bedoelde ik met mijn opmerking En erken ook dat vrijheid een heel relatief begrip is. Mijn vrijheid bestaat bij de gratie van die van de ander. Wat koop ik anders voor vrijheid? En dan nog – hoe vrij zijn we eigenlijk? Maar dat is een ander verhaal.

    Je hebt geprobeerd dat andere verhaal in te vullen. Het leidt je tot de conclusie: Ik denk dat we nog maar ‘ns heel goed moeten nadenken en vooral diep moeten doorvoelen wat wij bereid zijn van onze vrijheid op te geven voor de vrijheid van ‘n ander, voordat het antwoord “helemaal niets” zal blijken. Of juist meer dan goed voor ons zal blijken? Ik denk dat wij tot het inzicht moeten komen dat wanneer wij democratisch, met een meerderheid van stemmen tot iets hebben besloten, dat nooit mag betekenen dat de minderheid dus maar kan verkommeren, maar dat wij daaraan dan juist de grootste zorg besteden.

    Ik deel wat je zegt over (kort door de bocht samengevat) de illusie die wij zijn, waarin wij leven en waarin wij geloven. Ik vind ook dat je het erg mooi beschrijft. Jouw twijfel of mensen op het scherpst van de snede bereid zijn hun vrijheden werkelijk op te geven voor die van de ander deel ik ook. We hebben dat scherpst nooit ervaren, maar er zijn wel voorbeelden te over van mensen die toonden dat ze bereid waren dat te doen en daarmee voor anderen vrijheid bevochten.

    Maar jouw bezwaar, dat ik uitsluitend de ratio aan het woord laat, herken ik niet. Ik doe alleen een poging, de context van onze emoties te begrijpen.
    Als ik opmerk, dat vele mensen enorm reageren van uit emoties, bedoel ik primaire emoties, sentimenten. Ik constateer – en ik ben niet de enige – dat hierbij de ratio vaak helemaal zoek is. En of we het nou leuk vinden, of niet, alleen je laten sturen door emoties is net zo onproductief en schadelijk als alleen gestuurd worden door ratio.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *