Beschaving zonder nachtzoen

De Eerste Beschavingslezing, uitgesproken op 30 oktober in De Balie, door Diamanda Dramm.

Diamanda Dramm

Beschaving ligt altijd ver weg. Beschaving is net als de horizon: je kunt fietsen wat je wilt, maar komen doe je er nooit. Ik heb mij vaak vragen gesteld over de horizon. En ik heb mij vaak vragen gesteld over beschaving.

Beschaving betekent: spreken met twee woorden. Eten met vork en mes. Dat zei mijn moeder althans. Tot ik een keer op de televisie zag hoe mensen met de handen aten. Zomaar met hun handen. En dan niet eens met ieder een eigen bordje, maar uit een gezamenlijke schaal. Een grote schaal met een hoop voedsel in de vorm van een piramide.

Dat kon kloppen, want het was een programma over nomaden in de woestijn van Egypte. Zij vonden het leuk om hun eten op te dienen in de vorm van hun gebouwen. Ik dacht: dat is toch niet zo beschaafd? Je voedsel is toch geen boetseerklei, daar ga je toch geen huisjes van kneden?
Maar toen ik het ’s avonds met mijn moeder besprak zei ze: dat vinden die mensen zelf wel beschaafd. Dat zijn andere mensen. Dat is een andere beschaving. Wij hebben een andere beschaving.

Die avond heb ik in bed liggen denken. Ik had mijn boekje net uit, ik had het verhaal gelezen van Oscar Wilde, The Happy prince and Other Tales, verschenen in 1888. Die gelukkige prins bleek niet zo gelukkig te zijn. En nu was ik ook niet gelukkig. Ik had al mijn knuffels om mij heen, mijn beer, mijn lammetje, mijn konijn zonder vacht, want die schijn ik eraf te hebben gezogen en getrokken toen ik een baby was. Ik had een bedlampje met kleine engelen, wat ik eigenlijk kinderachtig vind, ik had een warm dekbed, een boekenkast vol leuke boeken, een play-station, maar daar speel ik niet zo vaak mee. Ik ben meer een type die leest en tekent en gedichten maakt. Ik ben een intellectueel type, zou je kunnen zeggen. The Happy Prince heb ik dan ook in het Engels gelezen, terwijl er een goede Nederlandse vertaling schijnt te bestaan.

En ik voelde me niet gelukkig. Hoe kwam het eigenlijk dat ik een andere beschaving had? Andere beschaving, ik keerde mijn kussen om, zodat ik er nog eens goed over kon nadenken. Ik had mijn moeder en mijn vader al een nachtkusje gegeven. Tegen mijn moeder zeg ik altijd: kusje kusje kusje. Tegen mijn vader zeg ik: jij bent de allerliefste pappa van de hele wereld. Dat zeg ik, omdat ik mijn pappa veel minder zie. Ik ben bang dat hij zich daarom niet zo lief voelt. Daarom zeg ik dat hij de liefste is van de hele wereld. En hij is ook de liefste van de hele wereld. als hij er eens is. Maar ik heb zo mijn verantwoordelijkheden, zoals u merkt. Ouders dienen te worden opgevoed.

Andere beschaving. Wie zijn die anderen die een andere beschaving hebben?
Ik wil me niet dommer voordoen dan ik ben. Ik weet heus wel dat er andere mensen op de wereld zijn, mensen die echt heel anders zijn. Ze zijn soms geel, soms zwart, ik zie ze op straat en in de tram, ik zie ze op school, ik heb er een paar in de klas. Maar die anderen die ik in de klas heb zijn helemaal niet anders. Ik weet zeker dat Fatimah niet in een grote hoop voedsel graait, als ze thuis is. Fatimah is mijn beste vriendin, ik weet zeker dat ze dat niet doet. Ze eten andere dingen, dingen met veel kruiden, ik heb wel eens bij ze thuis gegeten, en ze aten met een lepel, en dat was handiger dan een vork en een mes. Als dat een beschaving anders maakt, als het om zulke kleine verschillen gaat, denk ik daar het mijne van.

Ik vermoed dat bechaving meer is dan eten met mes en vork. Beschaving is meer dan tanden poetsen, net ondergoed aanhebben, wat heel belangrijk is als je op die dag gym hebt, zegt mijn moeder, beschaving is ook dat je niet aan je tante zegt dat je niet door haar gezoend wilt worden en haar laat begaan.

Beschaving is: je inhouden. Niet meteen doen wat in je opkomt. Als je moet plassen, dan niet meteen tegen het eerste het beste muurtje, zoals sommige mannen plegen te doen. Of als iemand heel vreemd overkomt, daar niet meteen een opmerking over maken. Eerst maar eens goed nadenken wat er eigenlijk vreemd is en of het bij nader inzien wel zo vreemd blijft.
Beschaving is een verklaring zoeken voor wat vreemd overkomt, want als je het eenmaal hebt verklaard, is het zo vreemd niet meer.

Ik heb ergens nog een boek over vreemde volkeren. Ze bouwden een piramide en vonden dat reuze beschaafd. Eerst dacht ik, wat is er nou zo bijzonder aan een piramide. Ik heb in mijn jonge jaren ook blokken op elkaar gestapeld, daar is echt niets aan. Ik vind het best dat mensen trots zijn op wat ze gemaakt hebben, maar de meeste mensen die trots zijn op iets dat gemaakt is, zijn mensen die het zelf niet hebben gemaakt. Mijn vader wil wel eens met veel trots wijzen naar de mooie gevels in Amsterdam, maar ik kan me niet herinneren dat hij zelf ooit zo’n gevel heeft gemaakt, zelfs niet op papier met een potloodje.

Beschaving is een heleboel: beschaving is wat je hebt gepresteerd. De mensen in Egypte zeggen: beschaving is een piramide. Dat hebben ze gepresteerd toen er nog geen machines waren. Ze zijn zo trots op hun piramides dat ze hun eten in die vorm opdienen. Beschaving is ook hoe je je gedraagt: vork en mes, niet smakken, mond afvegen aan het servet, maar dat kan variëren, daarom laat ik dat maar achterwege.

Wat zou beschaving nog meer kunnen zijn? Je kunt dingen hebben gemaakt waar je trots op bent, mooie gebouwen en schilderijen en zo, je kunt je op een bepaalde manier gedragen, een handje geven en met twee woorden spreken bijvoorbeeld, en je kunt op een bepaalde manier met elkaar omgaan. Dat vind ik zo moeilijk, want ik hoor te jong te zijn om dat te snappen, en toch wil ik het. Ik wil het snappen.

Ik heb aan Fatimah gevraagd wat zij tegen haar vader zegt als hij haar een nachtkusje komt geven. Fatimah keek me aan alsof ik chinees sprak. Wat is een nachtkusje, vroeg ze. Nou, het kusje voor het naar bed gaan.
Doet mijn vader nooit, zei ze. Hij blijft tv kijken, de Marokkaanse tv heeft een spelprogramma als ik naar bed moet, hij wil dat programma niet missen.
Geen nachtzoen, dat moet een zwaar leven zijn, dacht ik. Maar Fatimah deed daar heel luchtig over.

Ik wil het snappen. Als ik er goed over na denk, en ik keer mijn kussentje nog eens om, als ik er goed over nadenk is beschaving iets heel moeilijks. Het is niet alleen iets wat je bent, het is ook iets wat je hebt. Fatimah is volgens mij heel beschaafd, maar ze heeft een andere beschaving dan de mijne. Een beschaving zonder nachtzoen. Het is een klein verschil, zoals ik zei, maar kleine verschillen kunnen soms heel belangrijk zijn. Mijn leraar geschiedenis zei eens dat de meeste oorlogen gevoerd worden tussen volkeren die erg veel op elkaar lijken. Freud noemde dat het narcisme van het kleine verschil: hoe kleiner het verschil, des te belangrijker het lijkt.

En toch wil ik op een andere manier kijken naar beschaving. Niet als iets wat je bent of iets wat je hebt, maar wat je nastreeft. Zoals ik al zei: beschaving ligt altijd ver weg, je komt er nooit helemaal. Je kunt nooit alle regels van alle mensen uit alle landen kennen. Want dat is het hem juist: als er vele beschavingen zijn, hebben al die beschavingen zo hun eigen regeltjes. In de woestijnen van Egypte zou ik dus meteen moeten weten dat ik met de hand moet eten, terwijl ik, als ik niet beter wist, geduldig zou zitten wachten op mijn bestek en op mijn eigen bordje.

En zo zijn er duizenden en duizenden regels waar je niet meer uit komt. Mijn buren hebben zo hun eigen gewoonten, en als beschaving dat alleen is, een geheel van gewonten, is het niet interessant meer te noemen.

Maar laten we even aannemen dat beschaving bestaat uit de gewoonten die de meeste mensen hebben in een land. Wat gebeurt er dan met de mensen die die gewoonten niet hebben? Worden zij onbeschaafd? Want zoals u hoort vind ik de oplossing van mijn moeder, dat andere mensen een andere beschaving hebben niet overtuigend. Het klinkt mij te makkelijk. Beschaving is een ander woord voor zoals-het-hoort, en die mensen die zich niet gedragen zoals het hoort, die mensen zouden dan onbeschaafd moeten worden genoemd.

Zo werd de zwaluw in het verhaal van de gelukkige prins eens verliefd op een rietstengel. De andere zwaluwen vonden het niet zoals het hoorde. Ze v0nden de relatie tussen de zwaluw en de rietstengel belachelijk. De rietstengel had geen geld en veel te veel familie, werd gekwetterd.
En toen de andere zwaluwen waren gevlogen, richting Egypte, toen kreeg ook onze zwaluw een beetje spijt van zijn liefde. “Ze heeft geen conversatie”, bedacht hij, “en ze is koket, want ze flirt altijd met de wind”. Inderdaad was het zo dat de rietstengel telkens bevallig bewoog als de wind woei. Bovendien was de rietstengel te huiselijk; zij hield duidelijk niet van reizen.

Er zijn veel mensen die zich niet gedragen zoals het hoort. Soms kan dat storend zijn, en soms is dat niet zo storend. Als een man tegen een muur staat te plassen is dat beslist storend. Als klein meisje wil je daar niet per se mee worden geconfronteerd. Maar als je je haar blauw en paars verft, dan is dat niet storend, vind ik. Als Fatimah een hoofddoekje draagt, wat ze wel eens doet als er familie uit het land van haar vader op bezoek is, vind ik dat niet storend. Het is aan háár om zoiets storend te vinden en als dat zo is, steun ik haar van harte, want zo’n hoofddoek staat een beetje mal. Maar zolang zij er niks bijzonders aan vindt, kan het mij ook niet schelen.

Ik vind in het algemeen dat veel mensen zich aan te veel dingen storen en de grens niet meer kunnen zien tussen wat echt niet hoort en wat zou moeten kunnen. Vroeger, als ik zo naar de verhalen van mijn ouders luister, kon veel meer in dit land. Alles moest kunnen, wat ik een grappige, maar onhaalbare gedachte vind. Maar nu leven we in een tijd waarbij niets moet kunnen, en dat is ook onhaalbaar, en bovendien niet grappig.

Door het verhaal over de Gelukkige Prins van Oscar Wilde ben ik wel op een gedachte gebracht. De zwaluw besloot, na de mislukte liefde, alsnog naar het zuiden te vertrekken. Maar hij moest even uitrusten in de stad. Hij kiest een gouden beeld uit voor de nacht, hij gaat slapen op het voetstuk van het beeld van de gelukkige prins. Maar de zwaluw wordt nat van de druppels die naar beneden vallen en hij merkt dat het de tranen zijn van de gelukkige prins.
De zwaluw begrijpt er niets van en vliegt naar boven.
“Wie ben je”, vraagt de zwaluw.
“Ik ben de Gelukkige Prins.”
“Waarom huil je dan?”, vraagt de zwaluw.
De gelukkige prins tuurt vanaf zijn hoge sokkel naar de horizon en vertelt zijn verhaal. Dat hij vroeger, toen hij nog leefde, beschermd was opgevoed, ongeveer als ik, met knuffels, een warm dekbed en een nachtzoen. Toen hij stierf maakten ze dit beeld van hem en kon hij eindelijk kijken naar de wereld. En wat hij zag was niets dan ellende. Een oude naaister met een zieke dochter, een toneelschrijver die het te koud had om te schrijven, kleine zwervertjes overal.

U kent het verhaal: de prins vraagt de zwaluw om de robijn uit zijn zwaard naar het zieke kind te brengen. De volgende dag, als de zwaluw nu eindelijk eens wil vertrekken naar Egypte, vraagt de gelukkige prins om de saffier uit zijn oog naar de toneelschrijver te brengen, daarna de saffier uit zijn tweede oog en de daarop volgende dagen moet de zwaluw het bladgoud waarmee de gelukkige prins bedekt was brengen naar de zwervertjes. Blaadje door blaadje.
Intussen werd het kouder en kouder. Maar de zwaluw voelde de kou niet, omdat hij zich na iedere vlucht zo warm van binnen voelde. “Dat komt omdat je een goede daad hebt verricht”, legde de prins uit.

Afijn, u zit hier niet om naar een sprookje van Oscar Wilde te luisteren, hoewel het nooit weg is, Oscar Wilde is een uitmuntend schrijver en we hebben op deze wereld lang niet genoeg sprookjes. De zwaluw kreeg het wel warm van binnen, maar de zwaluw stierf omdat het echt te koud werd in de winter.
Maar het verhaal bracht mij op een gedachte, waardoor ik het woord beschaving beter begon te begrijpen. Beschaving bestaat niet alleen uit gewoonten, uit stijlen, uit manieren van doen, beschaving heeft ook een diepere betekenis. Laten we die onbaatzuchtigheid noemen.

Beschaving is aan de ene kant: jezelf inhouden. Laat ik dat de vorm noemen van de beschaving. Vorm, gewoonte, manier van doen, stijl, allemaal woorden voor hetzelfde. Niet plassen tegen de muur.
Maar beschaving is aan de andere kant ook: niet alles voor jezelf houden. Laat ik dat de inhoud noemen.
Mensen worden pas beschaafd, als ze in staat zijn te delen. En dan delen van datgene waar je al een tekort aan hebt. De gelukkige prins had een robijn, twee saffieren in zijn ogen, en een paar duizend blaadjes goud. Hij deelde het allemaal uit, en toen hij uitgekleed was, besloot de gemeente van de stad hem neer te halen en om te smelten omdat hij er te sjofel uitzag. Maar dat is de tragedie niet. De prins was al dood, daarom was er een gouden standbeeld voor hem opgericht. De ware tragedie is de dood van de zwaluw, die bereid was zo lang de boodschapper te zijn van de prins, dat hij bezweek aan de kou.

Delen waar je tekort aan hebt, ik lig weer in mijn bed en keer mijn kussen nog eens om. Iets delen waar je een tekort aan hebt en daar alleen een warm gevoel van over hebben. Natuurlijk gaat het me te ver, wat Oscar Wilde daar vertelt. Het gaat me te ver dat de Gelukkige Prins alles weggeeft, tot hij neergehaald wordt omdat hij er dan te sjofel uitziet. Het gaat me nog verder dat de zwaluw zo stom is om zo lang bij de prins te blijven dat hij sterft van de kou. Maar die zwaluw was al niet zo slim. Zeg nou eens eerlijk, een zwaluw die verliefd raakt op een rietstengel, dat is zeer bedenkelijk.

En toch hebben we hier iets te pakken: Onbaatzuchtigheid als de diepere betekenis van beschaving. Niet dat eten met mes en vork, dat is de oppervlakkige betekenis. Dat is maar vorm, dat is maar stijl, hoewel stijl ook belangrijk is. Maar onbaatzuchtigheid, denken mensen daar nog aan, als ze aan zichzelf denken?

Steeds minder, ben ik bang. Ik ben nog wel een kind, maar toch groot genoeg om te weten hoe de wereld in elkaar zit. Ik hoor de laatste tijd veel klachten over mensen die niet weten hoe het hoort, die dus eigenlijk een andere stijl erop na houden. Sommige van die stijlen zijn storend, andere niet.

Maar daar gaat het niet om beste mensen. Ik ben blij dat u mij eens in de gelegenheid stelt om het eens te zeggen: daar gaat het niet om. Het gaat niet in de eerste instantie om mensen die weten hoe het hoort, maar om u. De vraag is of u weet hoe het zou moeten horen. Als u zich beschaafd vindt, doe dan niet zo raar tegen alles wat vreemd is. Kijk daar niet zo hooghartig van op. Doe toch niet alsof u zelf de beschaving al hebt bereikt, terwijl de anderen ergens achteraan hollen. Om mij zelf nog eens te citeren: beschaving ligt altijd ver weg. Beschaving is net als de horizon: je kunt fietsen wat je wilt, maar komen doe je er nooit.

En bedenk: zij willen misschien onze robijnen, saffieren of bladgoud helemaal niet. Wat daar bent u bang voor: dat ze u uitkleden waar u bij staat. Met onbaatzuchtigheid bedoel ik niet alleen het delen van materiële dingen. Wij mensen hebben aan alles een tekort: we hebben een tekort aan veiligheid, aan verdraagzaamheid, aan gastvrijheid, aan solidariteit. Als we er geen tekort aan hadden, waren er in deze wereld geen problemen. Maar juist omdat het moeite kost om het weg te geven, noemen we het een uiting van beschaving: als je alle veiligheid, alle verdraagzaamheid, alle gastvrijheid en alle solidariteit voor jezelf houdt, kun je even goed een standbeeld zijn zonder gevoel.

Het mooiste aan het sprookje van Oscar Wilde is dat hij juist aan een standbeeld gevoel gaf. Daarmee bedoelde hij kennelijk te zeggen dat mensen de neiging hebben om zichzelf t zien als standbeelden, en het kenmerk van een standbeeld is dat je alleen staat. Alleenstaandheid, dat is een belachelijke voorstelling van onszelf.
Oscar Wilde wou ook zeggen dat mensen zich meer moeten zien als een zwaluw. Natuurlijk zijn we soms een beetje dwaas en worden soms verliefd op een rietstengel. Maar de zwaluw was de werkelijke onbaatzuchtige. De zwaluw had zelf niets, hij had geen robijnen en saffieren en bladgoud, hij gaf weg wat niet van hem was, maar juist in het delen van wat niet van hem was toonde de zwaluw zijn onbaatzuchtigheid en vond uiteindelijk de dood.

Laten we onze medemensen daarom de schoonheid geven van wat niet van ons is: onze mooie gevels, waar mijn vader zo trots op is, onze verworvenheden, die we zelf niet hebben verworven, alsook onze goede bedoelingen, en die zijn wel van ons. De mensen met al die andere beschavingen komen hier niet om onze beschaving van ons af te pakken. Ze komen hier om hun beschaving met de onze te delen. Zij hebben een tekort en wij hebben een tekort.

We doen op het ogenblik in Nederland alsof wij zelf geen tekort hebben. Alleen de vreemdelingen hebben een tekort. De vreemdelingen worden daarom gezien als dieven, die er zelf rijker en rijker van worden terwijl wij in armoe achterblijven. Ik geloof daar niets van.

Ik wil daarom dat wij ophouden onzelf te zien als het harteloze standbeeld van de gelukkige prins die bang is dat een zwaluw langskomt en alles van hem pikt. Als wij Nederlanders harteloze standbeelden zijn, dan denk ik dat u mij in de toekomst zult moeten missen.
Ik ben dan liever een zwaluw, die niet nat wordt van de tranen van het beeld, want die tranen heeft u niet. Dan vlieg ik gewoon weg, naar het warme zuiden, en dan ga ik zitten op een piramide om naar de horizon te turen. En vanaf de piramide kan ik misschien de droge saffieren in uw ogen zien. Misschien schieten de mijne op dat moment wel vol, maar dan is het te laat.

Ik dank u.

(tekst van Anil Ramdas)

5 gedachten over “Beschaving zonder nachtzoen

  1. Wat een prachtig mooi verhaal. Ik ga het zeker in mijn klas met de leerlingen bespreken. Ik werk op een zeer kleurrijke vmbo in Amsterdam-West en vind het vooral zo’n mooi en bruikbaar verhaal omdat het alle religies overstijgt. Bedankt.

  2. Wat een juweeltje! Wat een schitterend, filosofisch verhaal! En het is allemaal zò waar! Iedereen in Nederland, de hele wereld zou dit unieke verhaal MOETEN lezen, maar vooral er van moeten leren! Misschien zou er dan minder haat en geweld zijn…! Maar is het eigenlijk niet zo, dat in àlle wereldreligies de “gewone” basis normen en waarden gelden van : naastenliefde, barmhartigheid, onbaatzuchtigheid, respect voor mensen èn dieren? Het zou toch volkomen logisch en normaal moeten zijn, dat alle mensen elkaar helpen en zoveel mogelijk met elkaar delen? WERELDWIJD…!

    P.S. is dit verhaal nu ook doorgezonden aan mevrouw Verdonk en andere politici ? Overigens had ik nog nooit gehoord van deze schrijfster. Kunt u ons meer over haar vertellen ? B.V.D.!

  3. Anil Ramdas is een man, journalist dus. Een tijdlang redacteur van de Groene Amsterdammer geweest,freelance journalist, presenteerde een paar jaar geleden een serie interviewprogramma’s op de televisie en is nu -maar dat weet ik niet zeker meer – directeur van De Balie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *