Thuis in Nederland (1)

Gisteren werd het nieuwe WRR (de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) rapport ten doop gehouden, over Identificatie met Nederland. Ik ben een fan van het WRR. Het is een gewetensvolle en zorgvuldige club mensen, met een goede neus voor actuele thema’s – en dat hebben ze geweten toen het rapport over de aanknopingspunten met de islam werd gepresenteerd, en het door rechts werd neergeschetterd nog voor iemand de kans had gehad het naar behoren te lezen.

Het WRR is onafhankelijk, en kan dus zelf kiezen met welke onderwerpen ze zich bezig wil houden. Het recente rapport past geheel in de discussies die er rondom de identificatie van ‘allochtonen’ met Nederland – inclusief een boel niet gefundeerde veronderstellingen zoals over het gebrek aan loyaliteit van mensen met twee paspoorten – worden gehouden.

In de Volkskrant van 22 september een informatief voorproefje, in de vorm van een dubbelinterview met twee van de onderzoekers/auteurs van het rapport: Dennis Broeders en Pauline Meurs. De laatste is sinds juni collega senator voor de PvdA, en eens schreven wij samen voor een congres over de ‘lerende organisatie’ een artikel onder de titel ‘Als de mannen maar leuk zijn’.

Niet identiteit, maar identificatie met Nederland zou het uitgangspunt moeten zijn, zegt het rapport. Er wordt te eenzijdig van alles opgehangen aan de nationale identiteit, alsof je pas in orde bent als je Nederlander bent, onze geschiedenis kent – je in alle opzichten Nederlander voelt. In een dynamische wereld kunnen mensen op verschillende manieren een band met Nederland krijgen. Een identificatie dus, en wel op drie verschillende niveau’s: functionele, normatieve en emotionele identificatie.

Functionele identificatie

Het is belangrijker dat iemand goed meedraait in de Nederlandse samenleving dan waar hij vandaan komt, zegt Meurs. Dus: of iemand zich identificeert met een baan, met een opleiding, met een club. Broeders voegt toe dat het belangrijk is om te ‘de-etnificeren’: zie iemand niet als blank of als buitenlander, maar als iemand van dezelfde politieke partij, medestudent aan dezelfde hogeschool, medebewoner van dezelfde wijk. Als je met iemand goed kunt samenwerken is herkomst ondergeschikt.

En daarom is het belangrijk dat de overheid te toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt bewaakt, en dat mensen zoveel mogelijk over dezelfde sociale en culturele vaardigheden beschikken. En zou het helpen als werkgevers niet alleen mensen aannemen die op hen lijken, en werknemers meer ruimte opeisen en zich invechten. Dat is niet altijd leuk en ook niet altijd makkelijk, zegt Meurs. Invechten is je plek opeisen, zeggen: ik hoor hier ook thuis. Wanneer die functionele identificatie niet tot stand komt, voelen mensen, of ze allochtoon of autochtoon zijn zich buitengesloten, trekken zich terug, verliezen de aansluiting.

Ik denk dat dat waar is. En dat het belangrijk is om te benadrukken dat ook onder de autochtonen sprake is van mensen die de aansluiting missen. En misschien dat dat juist de aanleiding kan zijn om zich af te gaan zetten tegen de groep nieuwkomers, die vaak gezien worden als bevoorrecht, want ‘gepamperd’, mensen die ‘onze’ banen inpikken en van ‘onze’ belastingcenten profiteren. We hebben uit andere onderzoeken al gezien dat de neiging tot terugtrekking in de eigen groep onder autochtonen nog sterker is dan onder allochtonen – hoewel mensen die zich niet verbonden en onveilig voelen aan beide kanten de neiging hebben om zich in de eigen groep te verschansen en het kwaad op de ander te projecteren.

Normatieve identificatie

Bij de tweede identificatie gaat het er om dat niet alleen de nieuwkomers zich aanpassen aan de heersende normen, maar ook de Nederlanders bereid moeten zijn om die normen aan te passen. Wil iemand zich verbonden kunnen voelen dan is het belangrijk dat ook jouw ideeën een plaats krijgen in het publieke debat. Ook als het gaat om extreme opvattingen: de democratie moet daar tegen kunnen. ‘Ehsan Jami wordt gehoord, maar worden ook ex-moslims die een andere lijn voorstaan in gelijke mate gehoord?’ vraagt Meurs zich af. Ze noemt dat de ‘articulatiemacht’ van politiek en media, die heel groot is. En het is een opdracht voor ons allemaal om de meerstemmigheid te organiseren.

Ook al weer erg mee eens. Ik kon toch kort geleden zelf observeren wie er in de media het meeste aandacht kregen, en aan de beschikbaarheid of bereidheid om de nek uit te steken of de mond open te doen lag het deze keer echt niet: bij de kwestie rondom Jami kreeg hij zelf, en zijn aanhangers, het overgrote deel van het podium, de twee ex-moslims die er anders over dachten, Taebi en Jafari werden wel opgemerkt, maar kregen al veel minder ruimte. Aitblal en Ousalah, de moslims die hun mening ook presenteerden in de moskee waar de persconferentie plaats vond werden door de media nauwelijks interessant gevonden, meestal niet eens met name genoemd, hoewel we om de haverklap kunnen horen ‘dat je de gematigde moslims nooit hoort’. Hier. En hier. Ook hier weer een tweezijdig proces dus: de groepen die te weinig worden gehoord moeten zich er invechten, maar de politiek en de media kunnen zich veel meer bewust worden van hun eigen selectie- en dus uitsluitingsmechanismen.

We hebben ononderhandelbare normen en normen die beinvloedbaar zijn, stelt Broeders. Een voorbeeld wordt in het WRR rapport genoemd: de tolerantie voor de islam is in Nederland laag, omdat we onwetend zijn over de mensen die godsdienst niet alleen als iets individueels maar als iets collectiefs opvatten. Meurs geeft een ander voorbeeld: seksualiteit. Is de manier waarop wij daar mee omgaan in Nederland de enige juiste?

Niet alleen een deel van de moslimpopulatie stoort zich aan de sterk geërotiseerde reclame. Ook in deze stelling kan ik me vinden. De vraag of dit nu vrijheid moet zijn, kan van zo verschillende groepen komen als feministes en christenen, en sowieso van mensen voor wie de vergaande vercommercialisering niet de aanstrekkelijkste kant van onze cultuur is. Zelf heb ik nog een ander voorbeeld, dat me vooral is bijgebleven door mijn jaren die ik in Gaza werk. Daar is de sociale controle naar mijn normen soms benauwend, aan de andere kant staat niemand er ooit alleen voor. Toen mijn vrienden in Gaza hoorden dat er in Europa honderden bejaarden door de hitte waren overleden, zonder dat iemand zich bekommerde om hun begrafenis, waren ze oprecht ontzet. Dat je elkaar zo in de steek kunt laten, ouderen nog wel, die recht hebben op respect. Ook heb ik daar veel geleerd over de verschillende wegen van de emancipatie, en daardoor begrijp ik meer van migrantendochters hier, de tweede generatie, die liever de weg van de geleidelijkheid en het overleg kiezen om voor zichzelf meer vrijheid te veroveren, dan de weg die ik eens koos, een tamelijk rigoreuze breuk met mijn familie. Wie dat begrijpt, dat de meeste migrantendochters rekening willen houden met hun familie, des te meer zo omdat ze weten wat hun ouders al hebben meegemaakt door hier naar toe te komen, begrijpt ook waarom Hirsi Ali maar voor heel weinig moslimvrouwen een rolmodel is geworden. Ook hierbij geldt: we kunnen best onze eigen normen, die erg sterk uitgaan van individuele vrijheid, en heel weinig van saamhorigheid en verantwoordelijkheid voor de ander, zeker aan enig onderzoek onderwerpen. Of op zijn minst waarnemen dat andere normen even legitiem kunnen zijn.

(Wordt vervolgd)

4 gedachten over “Thuis in Nederland (1)

  1. Broodnodig rapport. Marokkaanse vriend van mij probeert een Nederlands paspoort te bemachtigen. Goed streven zou je zeggen, hij wil erbij horen. Werkt hard en is niet tevreden met half werk. Is zijn buren niet tot last en altijd tot hulp bereid. Voor het examen (niet het inburgeringsexamen, maar het naturalisatie-examen) moet je weten hoeveel joden er in Nederland voor en na WO II woonden. Lijkt mij een volstrekt irrelevante vraag. Verder nog twee vragen over joden. Vinden wij joden werkelijk zo belangrijk? Vriend natuurlijk gezakt.

    Afgelopen zondag kwamen de wijkagenten stage lopen in de moskee. Hun werden de ogen geopend. Zouden meer agenten moeten doen.

  2. En de mensen blijven maar vasthouden aan de Christelijk-Joodse cultuur.. Welke cultuur? Oh.. de Joodse, die “we” 60 jaar geleden op de trein hebben gezet. De Joodse cultuur is mij onbekend. Nog nooit les in gehad bij maatschappijleer, algemene levensbeschouwingen of geschiedenis. En dan tijdens het inburgerings examen moet je dit weten? Terwijl de meeste autochtone Hollandse bloemkolen jongens en meisjes geen idee hebben waar het om gaat. Ja, zgn. Ajax supportes roepen heel hard, Joden-Joden, maar voor de meeste is dit een subcultuur die bestaat uit groepjes met een zelfde muts op. We negeren dat soort schreeuwen liever.
    En dan komt het WRR rapport, tante Maxima, en Jan Joustra.
    Af en toe prima intelligente geluiden.

  3. Laat het debat maar opnieuw beginnen

    Sinds de aanslagen van 11 september 2001 en na de Fortuyn-revolte is onze samenleving uitgebreid geconfronteerd met allerlei negatieve aspecten van integratie.

    Er is een nieuw klimaat ontstaan waarbij iedereen alles kan roepen, nuancering is taboe geworden. Ik vind dat je de maatschappelijke zaken moet kunnen benoemen. Maar dit kan geen vrijbrief zijn voor plat populistische propaganda. Zo worden de wetenschappers, journalisten, media en politici die trachten een evenwichtig beeld te brengen, uitgemaakt voor ‘wereldvreemde rode rakkers’, ‘de kerk van links’ en ‘multiculti’s’. Deze zogenaamde linkse rakkers, kerkgangers en multiculti’s worden verantwoordelijk gesteld voor de deplorabele aanblik die het Nederlandse politieke landschap biedt.

    De verleiding is groot cafétaal, borrelpraat te prediken en om zaken terug te brengen tot zwart-wit tegenstellingen. Het is veel complexer de nuance op te zoeken en dat is volgens mij de uitdaging.

    Ik vind dat zowel politici als opiniemakers wat dat betreft zelf te weinig nuance aanbrengen in de beeldvorming. Het is nu de hoogste tijd om duidelijk positie te kiezen tegen het populisme.

    Kennelijk komt het nieuwste rapport van de WRR tot een andere opvatting over het voeden van een debat dan voor menig politicus wenselijk is. Voor mijn gevoel is dat eveneens een bedreigende situatie: politici die de ogen sluiten voor een ander beeld van de samenleving dan zij zelf voor ogen hebben. Als de WRR in dit klimaat van eenzijdig denken vervolgens komt met een rapport waarin met name aandacht is voor een wisseling van perspectief: van een perspectief van één nationaliteit naar een identiteit vanuit meervoudige processen van identificatie. Drie routes van identificatie zijn: functioneel identificatie, normatieve identificatie en emotionele identificatie. De keuze voor de nadruk op identificatieprocessen is gerelateerd aan de notie dat dit wetenschappelijke zin betere papieren heeft en beter uit de voeten kan met de huidige situatie dan een benadering die ‘de’ nationale identiteit als vastomlijnd gegeven en statisch streefbeeld voor anderen probeert vast te leggen. Identificatie is een dynamisch proces van leggen, onderhouden en verbreken van verbindingen. De WRR laat zich van een professionele en wetenschappelijke kant zien, door juist een tegengewicht te bieden. Ik kan niet anders dan erg blij zijn met het rapport van de WRR. Voor mijn gevoel is het een prima aanvulling op alles wat de afgelopen jaren al in het debat aangedragen is. Het brengt een nuance aan in de beeldvorming, laat zien dat samenlevingen in vele vormen en varianten bestaan. Laat het debat nu maar opnieuw beginnen, zonder eenzijdig denken maar met alle nuances in goed en slecht, positief en negatief in het achterhoofd. Kortom, een debat gebaseerd op een volledige kennis en niet op sjabloondenken van wij/zij-schema’s.

    Ugur Pekdemir voorzitter Tannet (Turks Academisch Netwerk is een netwerk van hoogopgeleide Turkse Nederlanders)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *