Wij allen zijn combi’s!

Te gast: Anne-Ruth Wertheim.
Het artikel verscheen, hier en daar ingekort, in de Volkskrant van 4 februari. Dit is de integrale versie. Dank, Anne-Ruth.

Identiteit? Wij allen zijn combi’s !

Voel je je Nederlander of Marokkaan? Niet-joods of joods?
Anne-Ruth Wertheim vertelt waarom we die loyaliteitsvraag
beter niet meer kunnen stellen.

Ooit hoorde ik tot een minderheid. De meerderheid om mij heen had een donkere huid en ik viel op met mijn lichte. Zonder dat ik daarvoor had gekozen, was ik herkenbaar en werd ingedeeld. Ik ontdekte hoe dicht groepsindeling en groepsgeweld bij elkaar liggen.

Van mijn zevende tot mijn tiende jaar woedde rondom de Stille Oceaan de Tweede Wereldoorlog. De Japanners veroverden er het ene land na het andere, in nauwe samenwerking met de Duitsers die in Europa hetzelfde deden. Begin 1942 veroverden ze Indonesië waar ik woonde met mijn ouders, zusje en broertje en sloten ons jarenlang op in kampen. Daarover vertel ik mijn kleinkinderen. En op scholen vertoon ik het diaklankbeeld: De gans eet het brood van de eenden op, mijn kindertijd in een Jappenkamp op Java. Op een scherm projecteer ik de uitvergrote tekeningetjes die wij maakten van het kampleven. Hoe we woonden op de houten britsen, hoe we speelden tussen de barakken, de wachttorens en de poort die de vrijheid buitensloot. Je ziet ook het ganzenbord dat mijn moeder voor ons maakte van het karton van een oude doos. Met de waterput, de gevangenis en de Dood, maar dan zoals het er allemaal uitzag in het kamp.
Terwijl je zit te kijken hoor je muziek en bij stukjes en beetjes mijn verhaal, zoals laatst in de klas van mijn tienjarige kleindochter. Na afloop zit iedereen stil voor zich uit te kijken. Tot ik zeg dat ze me alles mogen vragen. Hun vragen dalen op me neer, waarom de Nederlanders werden opgesloten en de Indonesiërs niet, of ik er nog nachtmerries van heb, of mijn vader is teruggekomen, of de Japanners een hekel hadden aan joden zoals de Duitsers.
Met mijn ervaringen kunnen zij hun voorstellingsvermogen invullen. Het veld van het grote niet weten. In oorlogen doen soldaten anderen de ergste dingen aan en dat valt ze makkelijker als ze niet zien wat ze aanrichten. De piloot die de atoombom gooide op Hiroshima, de Japanse kamikazepiloten, de Duitsers die deeltaken uitvoerden in de Holocaust, de Engelsen die Duitse steden bombardeerden, de Amerikanen die bomtapijten legden op Vietnamese dorpelingen of op Irakese stadsbewoners. Hadden ze dat allemaal ook gedaan als ze daar een voorstelling van hadden gehad, gestalten, gezichten, stemmen?
In het Jappenkamp zat ik samen met alle Nederlanders die woonden in Indonesië, dat toen een kolonie was van Nederland. Wij hadden het daar voor het zeggen, al waren we met hooguit een paar honderdduizend op vele miljoenen Indonesiërs. Tot de Japanners deden wat bezetters altijd doen, ons uitschakelen en zelf de macht uitoefenen.
Mijn moeder, zusje, broertje en ik zaten in een vrouwenkamp, in barakken met ontzettend veel mensen opeengepakt, met verschrikkelijke honger en stank, te weinig water en zonder medicijnen. Er ging bijna elke dag wel iemand dood, ook vaak een kind. De Japanners hielden ons eronder met gewelddadige straffen waar het hele kamp naar moest kijken. Toch zijn er haast nooit Nederlanders ontvlucht. Niet dat dat makkelijk was, we zaten achter een omheining van prikkeldraad met matten, werden bewaakt met machinegeweren en tweemaal per dag geteld. Maar wat ons eigenlijk tegenhield was onze blanke huid die ons meteen zou verraden.
In de klas van mijn kleindochter zitten een paar kinderen met een gekleurde huid, net als mijn kleindochter zelf, de hele rest is blank. ‘Door uw blanke huid?!’ Hun voorstellingsvermogen schiet tekort.
Buiten het kamp was iedereen bruin zoals de Indonesiërs of beige zoals de Japanners. De blanken zaten immers opgesloten? Daarbij kwam dat het niet vanzelf sprak dat de Indonesiërs je zouden opvangen. Tenslotte hadden wij over hen geheerst voordat de Japanners dat kwamen doen. Niet zo wreed als zij, maar zeker ook niet altijd even zachtzinnig.
Voor de oorlog betekende huidskleur niets voor mij. Ik had wel opgemerkt dat wij met alleen blanke kinderen op school zaten en dat al onze bedienden bruin waren. Maar pas in het kamp drong het tot me door: niet alleen het prikkeldraad en de geweren hielden mij gevangen, ook mijn blanke huid.
Ik vraag of de kinderen andere groepen kennen die opvallen en doelwit werden van geweld. Ja, de zwarten onder de Apartheid. En Anne Frank natuurlijk, de joden werden opvallend gemaakt met een gele ster, dat is hetzelfde. Het gesprek verandert. Minder informatieve vragen, meer verhalen uit hun eigen levens. Zo zit dat dus, je kunt gevaar lopen door je huidskleur, welke dan ook. Een jongen met een donkere huid vertelt dat iedereen hem vraagt waar hij vandaan komt. ‘En als ik zeg: uit Amsterdam, gaan ze gewoon door met vragen!’ Er klinkt bijval uit de groep en de jongen glimlacht verlegen om zich heen.
In het verslechterde klimaat worden mensen met een donkere huid steeds vrijpostiger bevraagd. Op straat, in de bus, in winkels, in wachtkamers. Mensen uit de meerderheid lijken tot elke prijs te willen vermijden dat ze hun gekleurde medeburgers negeren. Maar ze zouden zich ook moeten voorstellen hoe het voelt om voortdurend op je zichtbare kenmerken te worden aangesproken. Wederkerigheid, ook vertellen over je eigen afkomst, zou al verschil maken. Maar nu de gekleurde minderheid veel maatschappelijke problemen in de schoenen geschoven krijgt, kunnen goedbedoelde vragen toch klinken als een ter verantwoording roepen.
Mijn kampervaringen hebben mij gevoelig gemaakt voor de gevaren die dreigen wanneer herkenbare mensen tot groep worden gemaakt. Of het nu gaat om aangeboren kenmerken of om tekenen waarvoor mensen zelf kiezen, religieuze of andere. Gewelddaden komen niet alleen uit de lucht vallen, zoals bommen op onschuldige burgers. Ze worden ook gepleegd op de grond, groepsgewijs of individueel. En altijd is er een wordingsgeschiedenis waarin herkenbare groepen stap voor stap hun menselijke trekken verliezen en doelwit worden. We moeten bezig blijven over en weer het voorstellingsvermogen in te vullen.
Een meisje vertelt over haar opa. Die was half Moluks maar wilde het niet weten. Hij ging nooit in de zon zitten en deed zo Nederlands mogelijk. En als iemand toch iets aan hem merkte, zei hij: Ik ben honderd procent Nederlands!
Mensen met een donkere huid wordt ook vaak gevraagd waar ze bijhoren. Voel je je Nederlander of Marokkaan? In interviews is dat een standaardvraag geworden. Nederlandse voetballers van buitenlandse afkomst wordt gevraagd of ze wel voor Oranje willen voetballen. Ik heb kleinkinderen met een vader uit een ander land. Aan de kleindochter over wie ik hier vertel is dat te zien, bij de anderen blijkt het uit hun naam. Ook zij moeten steeds kiezen tussen Nederland en dat land van hun vader.
Halverwege onze kamptijd zetten de Japanners de joden apart. Er waren geruchten over wat de Duitsers de joden aandeden, maar hier in het verre Azië leken ze veilig. Het bevel luidde dat iedereen die ook maar één druppel joods bloed in zijn aderen had op transport moest naar een apart kamp. Mijn moeder schrok zich kapot. Wij, haar kinderen, hadden joods bloed. Zijzelf was niet joods, maar mijn vader wel en wij waren dus ‘half ’. Wij wisten wel dat een joodse wet bepaalt dat alleen kinderen van een joodse moeder joods zijn, maar dat kon de Japanners vast niets schelen.
Mijn moeder had slapeloze nachten. Als ze ons opgaf konden wij bij haar worden weggehaald. Dat gebeurde ook met alle jongetjes zodra zij tien jaar werden. Ik had dat vaak gezien, de moeders die de vrachtwagens achterna renden met wanhoop in hun ogen, de jongens die heel stoer probeerden te doen. Gelukkig was mijn broertje nog onder de tien. Dan maar geheimhouden dat wij half joods waren? Maar als dat uitkwam of werd verraden? Wertheim is een joodse naam en ongehoorzaamheid werd wreed bestraft. Had mijn vader zich in zijn kamp opgegeven en was dat hier bekend? Ten slotte besloot mijn moeder te doen alsof zijzelf óók joods was. Dan waren wij ‘heel’ en zou zij met ons meegaan naar het joodse kamp.
We moesten ’s morgens vroeg bij de poort komen en werden op een vrachtwagen geladen, samen met de andere joden. Het kamp dat ons wachtte was erger, nog minder eten, nog meer ziektes, nog meer geweld. Dit apart zetten deden de Japanners in navolging van de Duitsers. Maar anders dan in Europa gebeurde het niet met de bedoeling ons om te brengen. Het apart zetten gebeurde ook niet in alle kampen. Wel in het kamp van mijnonze vader, maar die had ingeschat dat zijn jood-zijn geheim kon blijven. Mannen alleen konden meer risico nemen dan vrouwen met kinderen. Intussen werd in Europa vrijwel onze hele familie van vaderskant omgebracht. Mijn joodse grootouders maakten, op de dag dat Nederland capituleerde, een eind aan hun leven.
De keuze die mijn moeder moest maken was een onmenselijke. Of ze dreigde haar kinderen kwijt te raken, of er dreigden gruwelijke straffen. Haar oplossing was vindingrijk. Maar het joodse kamp was erger en waar mensen sterven van de honger is erger of minder erg van levensbelang.
Dit gedwongen worden tot een ’raciale’ keuze heeft mij mijn verdere leven bezig gehouden. Wij moesten om ‘heel’ te mogen zijn, kiezen tussen de joden en de niet-joden. Maar ik voel dat ik hoor bij allebei. En ik vind dat iedereen een tussenvorm moet mogen zijn. Niet alleen erfelijk, ook cultureel. Ik leefde tien jaren in het tropische Indonesië en nam daar de geuren, kleuren, vormen en geluiden en ook de omgangsvormen in me op. Die geuren seinen mij nu nog terug naar vroege herinneringen, ik heb een voorkeur voor batikachtige patronen en kleuren en niemand praat mij uit het hoofd dat een kamponghaan heel anders kraait dan een Hollandse boerenhaan. Dat alles deel ik niet met mensen die hier zijn opgegroeid. Toen ik hier na de oorlog kwam wonen, bleken mijn klasgenoten om heel andere dingen te lachen dan ik. Ook cultureel ben ik dus niet ‘heel’, ik combineer binnen mijn identiteit verschillende culturen.
Het is onthutsend dat na zoveel oorlogen en racistisch geweld nog zoveel mensen elkaar en zichzelf opsluiten binnen groepen, en zo, meestal onbedoeld, meewerken aan het ontstaan van nieuw geweld. Hun voorstellingsvermogen is blijkbaar ontoereikend om te zien dat de mooie, veelzijdige menselijke geest zich niet laat opdelen in brokstukken. En zich al helemaal niet op grond van één zo’n brokstuk laat insluiten binnen een groep.
Veel immigranten en hun nakomelingen zijn van gemengde afkomst: half, kwart, achtste. En degenen die genetisch heel zijn, zijn meestal toch half in culturele zin, in hun persoonlijkheid huist een combinatie van culturen. Culturen overigens die verre van eenvormig zijn, de Nederlandse inbegrepen. In de sfeer van uiteendrijvende bevolkingsgroepen dreigt zo’n gecombineerde identiteit verdacht te worden gemaakt, de lading te krijgen van onwil om deel uit te maken van de samenleving. Net als wij in de Jappenkampen moeten de mensen voortdurend inschattingen maken, wikken en wegen wat ze zeggen en doen. Gehechtheid tonen aan hun land van herkomst kan uitlopen op uitstoting, zich met huid en haar aanpassen op verlies aan eigenwaarde. Ze mogen niet ‘heel’ zijn door gemengd te zijn. Mijn kleindochter wil dan ook niet half genoemd worden en eigenlijk ook niet dubbel. Je bent een combinatie, zeg ik, wil je een combi zijn? Ze kijkt me stralend aan.
Duizenden jaren lang migreerden mensen in alle richtingen over de aardbol of leefden in verschillende landen. Daardoor bestaat nu al een belangrijk deel van de wereldbevolking uit genetische en culturele mengvormen. Verdere globalisering zal hun aantal alleen maar doen toenemen. Dat is fantastisch. Hoe minder afgebakende, herkenbare groepen, hoe minder kans op racistisch of ander geweld tegen groepen.
Laat iedereen z’n eigen identiteit samenstellen. En dan een identiteit die meer omvat dan die voortdurend benadrukte afkomst en cultuur. Aangeboren of tijdens je leven ontwikkeld: vrouw, man, geliefde, kind, kleinkind, ouder, verzorger, grootouder, zus, broer, afkomst, huidskleur, seksuele voorkeur, interesses, talenten, kundigheden, werkzaamheden, gevoeligheden, overtuigingen, wel of geen religie, herkomst, leefstijl, passies …
Iedereen heeft een gecombineerde identiteit. Wij zijn allemaal combi’s!

Anne-Ruth Wertheim is publiciste en schreef o.a. het boek `De gans eet het brood van eenden op, mijn kindertijd in een Jappenkamp op Java’ , alleen nog te koop bij Linnaeus Boekhandel, Amsterdam, tel. 020-4687192. Zij deed onderzoek naar racisme in de volwasseneneducatie en introduceerde de begrippen uitbuitings/koloniaal racisme (neerzien op) en concurrentieracisme (afgunst en wantrouwen).

17 gedachten over “Wij allen zijn combi’s!

  1. lieve Anja,

    Dit artikel was me ook opgevallen. Dit zou iedereen moeten lezen. Hier is een wijze vrouw met levenservaring aan het woord, dat lees je: een pareltje! Fijn dat je het hier plaatst….

  2. Ontzettend herkenbaar. Ik ben een nederlandse moslima en mijn kinderen zijn van een van oorsprong niet nederlandse vader.
    En inderdaad we zijn combi’s

  3. Mijn ervaring met combi-ervaringen zijn: We kunnen bruggen vormen tussen mensen en groepen, omdat we diverse gevoeligheden herkennen. Eigenlijk zijn de combi’s degenen, die vanuit een helicoptervieuw leiding kunnen geven aan de diversiteit van volkeren, door onze ervaringen en visie. En als er conflicten zijn, dan herkennen we die ook en kunnen daar wat beter mee omgaan, al is dat niet eenvoudig.

    Groeten,
    Harry (en omdat ik Moslim ben voor hen, mijn Islamitische naam Abdel Hadi)

  4. Voor mij ook heel erg herkenbaar in Nederland geboren en getogen, maar van Marokkaanse komaf(zoals dat tegenwoordig netjes omschreven wordt)met de dubbele nationaliteit.Ik krijg met regelmaat de vraag of ik mij meer Nederlandse voel dan Marokkaanse of andersom? Mijn antwoord is eigenlijk altijd ik wil niet kiezen is dat ook goed. Dat is toch niet nodig ik hou van zowel couscous als hollandse stamppot zonder spekjes en rookworst dan om maar een standaard voorbeeld te geven.
    Heel er goed dat je dit stuk geplaatst heb Anja.

  5. Ben het heel erg met je eens, Souad. Het is voor mij net alsof ze je zeggen: je moet kiezen of je van je moeder houdt of van je vader. Dat kan toch heel goed samen? (Afhankelijk van je moeder en je vader, natuurlijk)

  6. Nee, de keuze is of voor de democratische rechtsstaat of voor een conservatief islamitische staatsinrichting! Dus, of voor je vader en je moeder, of voor zoiets als een Assepoetseriaanse stiefmoeder.

  7. Anja,

    Nee, dat weet ik en begrijp ik ook wel. Maar dat is wel de prangende vraag, niet wat iemands afkomst, huidskleur, seksuele voorkeur, interesses, talenten, kundigheden, werkzaamheden, gevoeligheden, overtuigingen, wel of geen religie, herkomst, leefstijl, passies en zo is.

  8. Je maakt een tegenstelling die al is ingekleurd, Herman. je deelt moslims al in aan de conservatieve kant. En zonder het te zeggen autochtoon niet-moslim kennelijk aan de democratische kant. Daar ligt de scheidslijn niet. Die loopt dwars door etnische en religieuze scheidslijnen heen. Kijk naar autochtoon rechts in nederland. In mijn ogen niet zo democratisch – als je democratie opvat als een rechtvaardig systeem dat ook rekening houdt met minderheden en gelijke burgerrechten voor iedereen. Kijk naar de Nederlandse moslims. Toch ondertussen in de overgrote meerderheid aantoonbaar impeccabele democraten. Dus waar heb je het over, afgezien dat het stuk van Anne-Ruth Wertheim daar niet over ging?

  9. Anja,

    Ik deel niemand al in! Je hebt conservatieve en fundamentalistisch moslims – de eeuwenoude islam van de imams – en progressieve moslims (die jij terecht zo veel aandacht schenkt op je weblog, vanwege hun betere/trouwere(?) koranuitleg). Welnu, in tegenstelling tot progressieve moslims staan conservatieve moslims een staatsinrichting voor die compatibel is met de democratie opgevat als een rechtvaardig systeem dat ook rekening houdt met minderheden en gelijke burgerrechten voor iedereen.

  10. Ik vergat het woordje “niet” in de zin “Welnu, in tegenstelling tot progressieve moslims staan conservatieve moslims een staatsinrichting voor die (dus NIET) compatibel is met de democratie opgevat als een rechtvaardig systeem dat ook rekening houdt met minderheden en gelijke burgerrechten voor iedereen.”

    Ach.

  11. Dus als ik het goed begrijp is jouw mededeling dat progressieve moslims progressief zijn en conservatieve moslims conservatief, Herman?
    Dat lijkt me een baanbrekend inzicht.

  12. Conservatief en progressief zijn woorden, waarmee je eigenlijk geen duidelijk beeld van de werkelijkheid kan geven. Bijvoorbeeld in deze tijd wordt racisme in Europa als progresief/ modern beschreven, al wordt het niet zo benoemd. In ieder mens zit elementen van progressiviteit en conservativiteit, dat wisselt elkaar af afhankelijk van situaties en wat men ermee wil. Beter is om de situaties helder te krijgen, waardoor een probleem soms de oplossing kan zijn. Daarvoor zijn combi’s interessant

  13. Ggelijkheid voor de wet en terugkerende vrije verkiezingen zijn ook woorden waarmee geen duidelijk beeld van de werkelijkheid wordt gegeven. Bla, bla, bla die Herman Wijers op dit weblog. Als ik moslims hoor in mijn omgeving heb ik liever een islamitsche staatsinrichting dan een democratische rechtsstaat met al zijn gekwets om dat men nu eenmaal zij ei kwijt wil in het openbaar. Vrijheid van beledigen, het hoogste goed. Bah.

  14. Een mooi en indringend betoog. Er kunnen niet genoeg mensen zijn met een visie als die van Anne-Ruth Wertheim.

  15. ik ben nog niet toe aan de evt moeilijkheden die zij in haar leven mee zal moeten maken maar vooralsnog hou ik ongelooflijk veel van mijn half marokaans/ nederlandse kleindochter hind! en ze mag zich wentelen in liefde van opa en oma marokko en van overgroot opa zoetermeer en overgroot oma annie en belangstelling van de hele familie.dat lijkt me een goede basis!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *