Over bondgenootschap (3)

Vervolg op deel 1 en 2 over zwart-wit bondgenootschap. Zie hier en hier.

Ik heb in de jaren tachtig veel gewerkt met bondgenotengroepen, groepen waarin bijvoorbeeld wit en zwart deels apart en deels samen dachten over hoe je goed kon samenwerken tegen racisme. De gedachten daarover zijn terug te vinden in een boek dat ik toen schreef, na er vele jaren les over gegeven te hebben: De ziekte bestrijden, niet de patient. Over seksisme, racisme en klassisme.

Deels vind ik dat boek nog actueel, deels is het verouderd, vooral in het taalgebruik. De term ‘onderdrukking’ gebruiken we niet meer, omdat het net lijkt alsof er een groepje witte heteromannen ergens in een torentje bij elkaar zitten om alle anderen, vrouwen, zwarten, homo’s enzovoort er eens lekker onder te houden. En zo werkt het niet. Ook heb ik toen nog niet voorzien dat we te maken zouden krijgen met een nieuwe vorm van racisme – die tegen moslims en migranten. Maar een aantal p[rincipes zijn volgens mij nog steeds van toepassing.

Meteen een punt van kritiek bij deze aanpak. Leren om betere bondgenoten te worden is geen vervanging van de strijd tegen racisme zelf. Racisme is niet alleen een kwestie van individuele mensen die elkaar beter zouden moeten begrijpen, racisme is ook een institutionele factor in onze samenleving. Neem, als voorbeeld, de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Telkens opnieuw heb je mensen die zich betrokken voelen en wat willen doen, en dan op het idee komen om een project te beginnen waarin Palestijnen en Israeli’s elkaar kunnen ontmoeten, begrip kunnen ontwikkelen voor elkaars ervaringen. Dat kan roerende scènes van broederschap en zusterschap opleveren en het fijne gevoel dat we in wezen toch allemaal mensen zijn. Het doet alleen helemaal niets aan de werkelijke oorzaak van het conflict: de bezetting. Het draait oorzaak en gevolg om: dat conflict is er niet vanwege wederzijds onbegrip. Het onbegrip, en de vooroordelen zijn gevolg van de eens genomen beslissing dat het land een joodse staat moest worden en de Palestijnen zoveel mogelijk moesten worden ‘verwijderd’, onteigend en verjaagd. Net zoals vooroordelen over ‘negers’ geen natuurlijke eigenschap is van blanken, maar een gevolg van de slavernij. Pas wanneer die mensen die elkaar bij hun ontmoeting zo fijn begrepen in actie komen en ook werkelijk wat gaan doen aan de taaie strijd tegen de bezetting of tegen racisme levert dat begrip wat op. Zo bedoel ik dat ook met dat bondgenotenwerk: het maakt geen einde aan het bestaande racisme, het schept alleen betere voorwaarden om er effectiever en gezamenlijk tegenaan te gaan.

In dat boek deed ik een poging om de bewustwordingsprocessen aan beide kanten, de dominante kant en de onderdrukte kant te beschrijven**, en ik ging er van uit dat je dat schema zowel toe kon passen op zwart-wit als op man-vrouw.

Kijken we naar de dominante kant, de witte kant. We zien in fases:

1. Het ontkennen van racisme. Er niet aan willen dat ‘wit’ zijn iets betekent. ‘We zijn toch allemaal mensen’, ‘we moeten elkaar niet in hokjes stoppen’, ‘ik zie niet eens dat je zwart bent’, typische uitspraken die bij die eerste fase horen. Maar maatschappelijke ongelijkheid verdwijnt niet door het te ontkennen. Willen we een bestaande kloof overbruggen dan moeten we eerst onderkennen dat die kloof er is.
2. Herkennen van racisme. Niet alleen in de openlijke vorm, ook in de impliciete, zoals het voorbeeld in de boekenwinkel: jezelf er op moeten betrappen dat je zwarte mensen onderschat, bijvoorbeeld. Bewustwording kan een gevolg zijn van contacten met zwarte mensen, zeker als het gaat om een partner, om kinderen, om vrienden. Het is vooral een kwestie van luisteren en willen weten.
3. Schuldgevoelens over het verleden. Wie eenmaal begint te zien schrikt. Het is erger dan we voor mogelijk hebben gehouden. Schuldgevoelens zijn begrijpelijk, maar niet erg productief. Die kunnen zich uiten in:
4. Angst voor wraak. De mogelijke woede van zwarte mensen boezemt ons angst in, vooral omdat we eigenlijk wel weten dat ze een punt hebben. In Zuid Afrika was de grootste angst van witten dat de zwarte bevolking na de apartheid de rollen om zou draaien en op hun beurt de blanken zouden behandelen zoals zij werden behandeld. Ook mannen kunnen enorm zenuwachtig worden van het idee dat vrouwen de baas zouden kunnen worden.
5. Of het kan zich uiten in een grote behoefte aan goedkeuring. Zoals een trainer dat noemde: de behoefte aan ‘onschuldigheidscertificaten’. Gerustgesteld willen worden en geaccepteerd worden als ‘goede witte’. We willen applaus voor onze goede daden. Heel vermoeiend voor zwarte mensen die wel wat anders aan hun hoofd hebben. We willen vaak vertrouwd worden voor we tot daden overgaan. Zwarte mensen daarentegen, die veel redenen hebben tot wantrouwen, willen graag eerst daden zien. Ga hen niet vertellen dat je het zo met ze eens bent. Ga naar buiten en steek je nek uit.
6. De angst om fouten te maken en daarop afgerekend te worden. Dat kan maken dat we ons hulpeloos en passief opstellen, of nooit kritiek durven te hebben. We kunnen er gewoon van uitgaan dat we heus wel fouten zullen maken.
7. Een gevoel van machteloosheid. Wie de ogen opengaan voor wat er allemaal gebeurt kan het gevoel krijgen: daar kan ik in mijn eentje toch niet tegenop. En goedkeuring van zwarte mensen is niet altijd vanzelfprekend, en witte mensen willen niet naar je luisteren. Dat is een goede reden om niet alleen te werken aan bondgenootschap met zwarten, maar ook onderling, met antiracistische witten.
8. De neiging om zondebokken te zoeken onder de andere witten. Vooral vers bekeerde antiracisten kunnen nogal tekeer gaan tegen andere witten die ‘nog niet zover zijn’. Het kan ook een behoefte zijn om van zwarten goedkeuring te krijgen, zie je hoe dapper ik tekeer ga tegen die rotzakken? Hoewel een stevige confrontatie mensen soms wakker kan schudden is beschuldigen op den duur een slechte methode om mensen te veranderen. Het helpt soms om ons te herinneren dat wijzelf ook een proces hebben doorgemaakt.

Ik heb hier vooral een rij gemaakt met de mogelijke fasen die je mee kunt maken. Het helpt om daar iets van te herkennen. Niemand werkt netjes op volgorde die fasen af, sommige slaan we over, en soms kun je weer even terugvallen in onzekerheid, of dat gevoel dat je er alleen voor staat. Ik heb geen lijstje gemaakt met alles wat je aan plezier tegen kunt komen. Ik was bij die geweldige demonstratie op het Beursplein, en ik was zo blij dat ik er ook was, ik voelde me mee opgetild, ik voelde de geweldige positieve energie. Ik vind het ook fantastisch om nieuwe vrienden te maken, een groeiend vertrouwen te voelen. Ik leer nog steeds bij.

Maar soms is het moeilijk. Dan vat iemand de kritiek die ik echt meen op als een aanval, en opeens is het weer: jij witte snapt er niets van. Dat zijn pijnlijke momenten waarbij het er vooral op aan komt om eerlijk te onderzoeken wat er aan de hand is, en hoe je daarmee verder wilt. Zoals er destijds in de vrouwenbeweging ook vrouwen waren die zo getraumatiseerd en woedend waren dat die op geen enkele manier in staat waren om met mannen samen te werken, ga ik er van uit dat er ook Afro-Nederlanders zijn met ervaringen die het erg moeilijk maken om iemand die wit is te vertrouwen. Of die er oprecht niets voor voelen om samen te werken. Dat kan jammer zijn, maar ik hoef dat niet per se als een persoonlijke afwijzing te ervaren.

Waar willen we uiteindelijk heen? Dat zowel witten als zwarten elk op eigen wijze hun verantwoordelijkheid nemen, en echte solidariteit ontwikkelen. Het helpt dus als witten hun eigen ontwikkeling en bewustwordingsproces in eigen handen nemen, bereid zijn om leiding van zwarten te accepteren, bereid zijn om een toontje lager te zingen en te luisteren en te leren. En vooral ook bereid zijn om de racistische houding van andere witten tot hun probleem te maken. Het helpt daarnaast als zwarte mensen nadenken wat ze echt willen van witte bondgenoten, en accepteren dat die fouten kunnen maken.

Want aan de zwarte kant vindt ook een proces plaats. Veel zwarte mensen die in een witte samenleving wonen hebben als overlevingsmechanisme ook geleerd om racisme te ontkennen. Om het te individualiseren: als je je best maar doet kom je er wel. Het is ook een overlevingsmechanisme om racisme zoveel mogelijk te negeren en te besluiten witten nu eenmaal zo zijn en dat je er niets aan doet.

Zwarte mensen die hun portie discriminatie achter de kiezen hebben moeten soms ook vechten tegen geïnternaliseerd racisme, zoals Fanon dat ook beschreef. Geen mens is ongevoelig voor voortdurende vernedering, ook als die vernedering heel subtiel is. Geen mens krijgt zomaar een gezond gevoel van eigenwaarde als je bijna nergens om je heen voorbeelden ziet van krachtige zwarte mensen. Zelfde geldt voor vrouwen. Voor homo’s. Een volgende fase kan zijn: dankbaarheid tegenover witten die wel aardig zijn. Ook dat is een gevolg van slavernij. Maar vroeger of later komt toch de woede: als duidelijk wordt wat zwarte mensen noodgedwongen met zich hebben laten doen, een woede die door kan smeulen en op kan vlammen, en zich soms kan uiten in wantrouwen tegen alle witte mensen. Alweer een parallel: ik heb er na mijn akelige ervaringen met een mishandelende man lang over gedaan om niet alle mannen te wantrouwen. Er hoefde er maar een een keer iets stoms te zeggen en ik dacht: zie je wel. Zo zijn mannen. En ik heb feministes gekend die daar hun hele leven niet meer overheen zijn gekomen en echt zijn gaan denken dat mannen van nature en nooit meer te veranderen gewelddadig en onderdrukkend zijn. En ook onder zwarten kan een boel onderlinge strijd ontstaan vanwege de verschillende opvattingen, die vaak geworteld zijn in een ongelijkheid in het bewustwordingsproces. Ontkenning versus radicalisme, wantrouwen en woede versus dankbaarheid en willen verzoenen – dat speelt allemaal door elkaar heen. En uiteraard maakt dat ook dat er verschillende meningen zijn over het al of niet samenwerken met witte mensen of niet-zwarte organisaties.

Het helpt om iets van die bewustwordingsfasen te begrijpen, en niet alles meteen heel persoonlijk te nemen. Het helpt dus ook heel erg om als witte potentiële bondgenoot een eigen groep te hebben waarin je je vrij kunt uiten over verwarring, over onaangename gevoelens waarvan je niet precies weet aan wie je die moet wijten: doe ik iets fout of was het echt onterecht wat hij of zij tegen mij zei?

In mijn lesgroepen legde ik wel eens dit voor. Wanneer je het gevoel hebt ergens van beschuldigd te worden of kritiek te krijgen van iemand die zwart is heb je drie mogelijkheden:
1. Denk eerst eens rustig na of iets van die kritiek wel klopt, voor je in ontkenning uit barst. Kun je er iets van leren? Dan heb je er wat aan. Heb je een fout gemaakt? Biedt je excuses aan.
2. Of was de kritiek niet speciaal op jou gericht, maar op jou als representant van alle witten? Neem het dan niet persoonlijk. Begrijp dat er redenen waren voor wantrouwen, en het feit dat iemand die tegen je uit betekent dat er een begin is gemaakt. Zoals een zwarte feministe eens zei: ‘when I’m talking to you in anger, at least I’m talking to you!
3. Of was het gewoon bullshit? Kan ook hoor. Zwarte mensen zijn geen engelen, vrouwen ook niet. Achteraf gezien hebben wij als vrouwen in onze meest kwaaie fasen vaak de mannen om de oren geslagen die ons het meest nabij waren. De echte rotzakken waren natuurlijk allang vertrokken. Het triomfantelijke gevoel eindelijk eens aan de goede kant van de geschiedenis te staan en heel erg gelijk te hebben kan ook een beetje dronken maken. Het kan ook even erg lekker zijn om die machts-pyramide om te draaien en het die schuldbewuste witten even laten voelen.

Dat gaat ook weer over. Meestal.

Kortom: conflicten zijn om van te leren. Ook om je eigen reflexen te onderzoeken, zodat je niet meteen of in schuldbewuste nederigheid wegkruipt of meteen woedend terugslaat of wegloopt en er niets meer mee te maken wilt hebben.

Nog een paar opmerkingen wil ik maken in de laatste aflevering van deze serie, onder andere over de mythe van de ‘kleurenblindheid’.

(wordt vervolgd)

* Ik gebruik hier nog steeds de term ‘onderdrukt’. Je kunt dat vervangen door ondergeschikt of achtergesteld. Je kunt ook geprivilegieerd en niet-geprivilegeerd naast elkaar zetten.