Over bondgenootschap (2)

Het gaat er dus ook om met wat voor een houding wij witten bondgenoten willen zijn. Opnieuw een parallel: als feministe vind ik die mannen het meest betrouwbaar die hebben nagedacht over hun eigen positie als man, en die niet met ons samenwerken omdat ze denken dat wij vrouwen net als in de Disney sprookjes gered moeten worden. Wel omdat ze beseffen dat zijzelf er belang bij hebben in een wereld te leven waar de seksen in meer harmonie en gelijkwaardigheid met elkaar kunnen leven. Ik vertrouw vooral mannen die weten dat ze dat ook doen voor zichzelf, dat hun leven er ook van opknapt, en wint aan authenticiteit en diepgang. Of omdat ze denken aan hun kinderen, omdat ze willen dat ook hun dochters zich kunnen ontplooien en hun zoons niet hoeven te lijden onder de masculiniteitsdwang.

Zo denk ik ook dat wij als witten alleen betrouwbare bondgenoten kunnen zijn als we beseffen dat we dat niet doen vanuit de hoogte naar beneden, of vanuit het idee dat wij witten er al zijn en de zwarten nog een beetje achterlopen en hulp nodig hebben. Zoals we eens als kinderen nog melkdoppen verzamelden voor de arme negertjes in Afrika.Als ik me verzet tegen racisme is dat ook uit eigenbelang. Sunny Bergman zei dat mooi tijdens die indrukwekkende demonstratie op het Beursplein: dat zij zich inzet tegen zwarte piet, omdat zij niet wil dat haar kinderen opgroeien met vooroordelen. Dat betekent dat we gedeelde belangen hebben in de samenwerking, ook al zijn onze uitgangsposities verschillend: wij blanken hebben niet de ervaringen die zwarte mensen in Nederland bijna dagelijks hebben. We zijn niet in alles hetzelfde, al delen we misschien een visie waar we heen willen. Uiteraard willen we gelijkwaardigheid in de samenwerking, wat niet altijd eenvoudig is omdat die gelijkwaardigheid er in de samenleving nog niet is.

Terwijl zwarten hun handen vol hebben aan hun eigen organisatie, aan onderlinge verschillen want die zijn er ook, aan het eens worden over de te voeren koers, hebben wij witten ook wel het een en ander te doen. We zouden om te beginnen eens aan zelfonderzoek kunnen doen: wat hebben wij in ons verleden aan boodschappen meegekregen over mensen met een donkere huid en een Afrikaanse afkomst – herinneren we ons nog Sjors en Sjimmie en Kuifje in Afrika? En liedjes over tien kleine nikkertjes? Moriaantje zo zwart als roet, meent het toch goed? Hoe zagen we de eerste ‘negers’ op de tv? Was Donald Jones niet enig met zijn accent? Hoeveel zwarte mensen kenden we? Zo’n bewustmakende uitwisseling is een klusje voor witten onder elkaar. Ik deed dat destijds in een bondgenotengroep.

Ik heb in meerdere bondgenotengroepen gezeten, zwart en wit, joods en niet-joods, mannen en vrouwen, later nog eens met moslims en niet-moslims, en ik heb er ontzettend veel van geleerd. Een deel van het proces deden we samen, een deel van het proces gescheiden, wit bij elkaar, zwart bij elkaar. Dat heeft me duidelijk gemaakt dat het bewustwordingsproces aan beide kanten niet hetzelfde is. Ik wil mijn inzichten daarover met jullie delen. Het zijn geen in beton gegoten waarheden, maar suggesties die misschien tot nadenken stemmen en nuttig kunnen zijn. En die ik steeds weer, na nieuwe ervaringen, bij moet stellen. Dit moet ik er misschien nog bij vertellen: in die eerste groepen zaten vooral hulpverleners, die geïnteresseerd waren in de communicatie tussen mensen, want dat was hun vak, en minder in actie voeren. Het prettige er aan was dat je hulpverleners goed aan kunt spreken op zelfreflectie, want een goede hulpverlener weet dat je om je client goed te kunnen leren kennen je vooral ook jezelf moet kennen. Het helpt wanneer je je eigen cultuur, je achtergrond, je socialisatie, je sterke en zwakke kanten beter kent – het maakt dat je meer open staat voor mensen die ‘anders’ zijn en een andere culturele achtergrond hebben.

Racisme beschadigt mensen, het heeft een ontzettend beschadigende functie voor zwarten. Ik heb daar in de loop van de jaren veel over geleerd, ik heb Frantz Fanon gelezen, Stuart Hall, ik heb er veel verhalen over gehoord, die je pas te horen krijgt als je een bepaalde mate van vertrouwen hebt – hoe racisme doorwerkt in de verhouding tussen zwarte mannen en vrouwen, bijvoorbeeld. Hoe de slavernij die maakte dat mannen en vrouwen geen gezin konden stichten omdat ze altijd uit elkaar gehaald konden worden nog generaties later doorwerkt, of hoe de verhouding tussen moeders die hun dochters streng opvoedden om ze net zo hard te maken als ze zelf waren geweest ook tot op de dag van vandaag door kan werken – Mercedes Zandwijken vertelde daar prachtig over op het marxisme festival. Ook zwarten zijn besmet met het witte schoonheidsideaal en het idee dat kroeshaar niet mooi is en dat ze meer waard zouden zijn wanneer ze een lichtere huidskleur zouden hebben – en moeten net als vrouwen en homo’s dat moesten doen hun gevoel van eigenwaarde en trots terug veroveren – vandaar de Black is Beautiful campagnes in de VS, net als de Gay Pride hier in Amsterdam. En racisme kan ook de verhouding met blanken moeilijk maken – hoe kun je vertrouwen hebben in de mensen die zelf niet eens hun geschiedenis kennen en geen idee hebben van hun eigen privileges als witten? Dat deel van het zwarte proces is een zaak van zwarten onder elkaar, net als vrouwen hun praatgroepen hadden. Het roept pijn op, en schaamte, en daar heb je geen pottenkijkers bij nodig.

Maar racisme beschadigt ook blanken. Ik ga er van uit dat iedereen die in een racistische samenleving is geboren daar een tik van heeft meegekregen, of we ons daar nu van bewust zijn of niet. We blokkeren werkelijke communicatie door onze blinde vlekken, ons onbegrip, door een onbewust superioriteitsgevoel soms vermomd als mededogen: ‘ze’ hebben het ook moeilijk. Het alledaagse racisme waarmee we zijn opgevoed krijgt bovendien weer nieuwe impulsen door politici die dat bewust aanwakkeren, zoals de suggestie van Wilders dat alle ellende in Nederland te wijten zou zijn aan teveel Marokkanen. En doordat de vlam in de pan in geschoten bij de laatste keer sinterklaas, toen het geduld van de mensen die al jaren zeggen dat er nu eens iets gedaan moet worden aan dat beledigende stereotype van de zwart gemaakte domme knecht van de blanke sint. Wat zien we aan de witte kant? Vooral ontkenning. Vooral ‘maar wij bedoelen het niet racistisch dus we zijn niet racistisch.’ Racisme heeft ons blind gemaakt voor de geleefde werkelijkheid van iedereen in Nederland die bruin of beige is, of zwart krulhaar heeft. En veel mensen schieten meteen in het defensief, want racisme dat is erg, en daar willen ze niet van beschuldigd worden. Racisme zorgt voor een bord voor onze koppen, voor niet zien dat wij in feite gewend zijn aan een permanente voorkeursbehandeling. Dat wat we nu ‘white privilege’ noemen. Wij zullen zelden door de politie aangehouden worden, we zijn niet verdacht, we krijgen makkelijker banen, worden vaak beter bediend. Als ik in de tram stap trekken de vrouwen niet hun handtasjes naar zich toe. Als ze mij ‘s avonds laat op straat tegenkomen worden ze niet bang van me. Niemand beklaagt zich er over dat door mijn aanwezigheid de buurt achteruit gaat. De aanwezigheid van een meerderheid aan blanke kinderen op school is nooit een probleem.

Een klein verhaal. Een vriendin stapte een boekwinkel binnen om een boek van de psychoanalyticus Jung te kopen. Toen ze die niet meteen kon vinden stapte ze op de twee jonge mannen af die in de winkel werkten. Een blank, een donker. Ze vroeg de blanke jongen of ze een boek van Jung in voorraad hadden, waarom hij zij, wijzend op de donkere man:‘je moet bij hem zijn, hij doet de psychologie’. Pas op dat moment besefte ze dat ze er als vanzelf van uitging dat iemand die zwart is waarschijnlijk niet meet wie Jung is. Is dat nou zo erg? Het is zeker niet kwaad bedoeld en er is geen schade aangericht. Maar het is wel erg als je bedenkt dat dit is wat zwarte mensen dagelijks meemaken. Altijd net weer onderschat worden. Het zal net maken dat er bij een sollicitatie de voorkeur wordt gegeven aan een blanke, het betekent net dat zwarte kinderen lager worden beoordeeld bij hun schooladviezen. Het betekent net dat mensen sneller denken: dat kun jij niet. Dat verschil hoeft niet eens groot te zijn om over de gehele linie toch grote gevolgen te hebben.

Wij blanken hebben dus de taak om ons bewust te worden van onze vooroordelen, want die hebben we. We kunnen er heel goed voor kiezen om tegen racisme te zijn, daar actief in te worden, en intussen niet door te hebben dat die politieke keuze ons niet verhindert om blinde vlekken te hebben. We hebben de taak om ons bewust te worden van onze privileges. Dat is niet hetzelfde als ons te schamen, of ons ervoor te verontschuldigen dat we wit zijn: er is niets mis met onze huid. Maar we kunnen bijleren wat het betekent om met die huid in deze wereld te leven, en daar onze eigen conclusies uittrekken.

Ga verder naar deel 3, hier.
Deel 1 zit hier.