Deja vu (7)

Naar de top, maar je vrouwelijkheid niet verliezen, is een aanbeveling van Ozdemir en Jensen. Tja, kan dat, en wat is ‘vrouwelijkheid’? Wat ik weet van vrouwen aan de top is dat de marge van gedrag waarmee je je effectief kunt handhaven smaller is dan die van mannen. Gedraag je je te ‘mannelijk’ dan ben je al gauw een kenau, een bitch, (er is een reeks aan lelijke benamingen voor vrouwen die te dominant worden gevonden, en je zoekt vergeefs naar eenzelfde serie scheldwoorden voor dominante mannen), gedraag je je te ‘vrouwelijk’ dan heet het al gauw dat je je positie niet aankunt.

Maar wat zijn ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’ – acceptabel gedrag? Aangeleerde eigenschappen? Natuur? Er zijn dikke boeken geschreven (onder andere door mij) over de vraag of ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’ aangeboren dan wel aangeleerd zijn – het oude en regelmatig weer opflakkerende nature-nurture debat. Waarbij degenen die graag de machtsverhoudingen willen handhaven of terugdraaien zich bij voorkeur van het biologische argument bedienen, ‘mannen en vrouwen zij nu eenmaal zo en dat zal nooit veranderen’, en diegenen die meer gelijkheid en gelijkwaardigheid willen zich meestal bedienen van het ‘aangeleerd’ argument. Maar daar gaan we het nu even niet over hebben, het volstaat even om te constateren dat er grote verschillen zijn in wat in verschillende culturen mannelijk en vrouwelijk wordt gevonden en er ook grote verschuivingen te zien zijn in onze eigen maatschappij, in minder dan twee of drie generaties, van wat we aan mannen of vrouwen toeschrijven of voorschrijven. Dus zo biologisch kan het niet zijn.

Het gaat om een er onder liggende discussie, die in alle betogen meespeelt, maar zelden expliciet wordt. Alweer een paradigma: zien we mannen en vrouwen als wezenlijk verschillend van elkaar of als wezenlijk hetzelfde? Soms kom je die paradigma’s tegen in het als vanzelfsprekend aangenomen ‘complementariteitsdenken’ – bij Tariq Ramadan kom ik dat bijvoorbeeld tegen – erg voor vrouwenemancipatie maar ook: vrouwen en mannen vullen elkaar aan. En zijn dus in wezen verschillend. Een van de weinige punten waarmee ik echt van mening verschil met Ramadan. Want dat complementariteitsdenken – vrouwen zijn dus ook van nature mee geschikt om thuis te blijven en voor de kinderen te zorgen – heeft vrouwen vaak de das omgedaan. Daar hebben we Kinneging weer. Maar is het alternatief dan om te zeggen: er zijn geen wezenlijke verschillen, dus vrouwen moeten net zo hard carriere maken als mannen? Daar hebben we Mees weer.

Het is niet alleen binnen de vrouwenbeweging dat die twee manieren van denken, het verschildenken versus het gelijkheidsdenken, de vorm aannam van een impliciet dilemma Ook erbuiten. Ik herinner me de oude filosoof Marcuse die er van uit ging dat vrouwen de wereld moesten redden, want mannen maakten er maar een puinhoop van, vrouwen waren van nature veel vredelievender, vond hij. Klonk erg complimenteus en vrouwvriendelijk, tot je even doordacht wat hij zei. Mannen veranderen toch nooit, en die waren dus vrijgepleit van verantwoordelijkheid voor de rotzooi die ze van de wereld hadden gemaakt, en vrouwen mochten die rotzooi opruimen. Sokken wassen op kosmisch niveau, noemde ik dat.

Die impliciete tweedeling teisterde de eerste golf feminisme al. Bijvoorbeeld in de vraag of je arbeidsbescherming moest eisen voor vrouwen, die er soms aan onderdoor gingen dat ze ’s nachts moesten werken. Vroeg je om arbeidsbescherming, dan hield je ook vrouwen weg uit werk dat ze nodig hadden, en beperkte je hun arbeidsmogelijkheden, maar ging je er van uit dat vrouwen dezelfde mogelijkheden moesten hebben als mannen, dan keek je toe hoe vrouwen om hun brood te verdienen kapot gingen en hun kinderen niet konden verzorgen. Het cruciale punt was dat bij de twee zijden van het dilemma nog steeds de man de norm was.

Ook in de tweede golf had je de feministes van het gelijkheidsdenken, die dezelfde positie opeisten en dezelfde kansen als mannen, met als argument dat vrouwen alles konden wat mannen konden. Dat vonden de verschilfeministes maar niks, want het ging er nou juist om om niet mee te doen met de mannenmacht, en om wat specifiek was voor vrouwen, de zorg, het behoedende, de moederlijkheid, te koesteren en te herwaarderen.

Die twee richtingen zijn er nooit uitgekomen. Geen van de twee won ooit. En maar goed ook, vond ik. Want beide richtingen, te absoluut genomen, zijn een doodlopende weg. Wie alleen maar mee wil doen met de mannenmacht en elk verschil ontkent moedigt vrouwen aan om deel te nemen aan de ratrace, onder slechtere omstandigheden dan mannen hebben. Want zoals gezegd: dat moeten vrouwen doen met aanzienlijk minder ondersteuning dan voor mannen heel gewoon is. Nog afgezien van hoe de wereld er uit zou zien als alle vrouwen zich als mannen gingen gedragen is de vraag wie er dan nog voor de kinderen zorgt. O ja, de minder fortuinlijke lager opgeleide vrouwen, als die er dan nog zijn.

Maar dan die andere kant: herwaarderen van vrouwelijkheid, niet concurreren met de mannen, laat ons onzelf blijven? Absoluut genomen ook een doodlopende weg. Dan blijven we ons opsluiten in ons vrouwengetto, zoals sommige groepen in de tweede golf ook bijna letterlijk deden. Van een werkelijke herwaardering van vrouwelijkheid komt het natuurlijk nooit, behalve het bloemetje op moederdag. En je laat de mannen alle beslissingen nemen die ook voor ons leven belangrijk zijn. Gelukkig dus maar, dan geen van de twee stromingen ooit heeft gewonnen. Want dit is hetzelfde punt als in de eerste golf: mannen blijven de norm waar we ons bij aansluiten dan wel tegen afzetten.

Wat dan wel? Jessica Benjamin, een feministische psychotherapeute, zei dat heel mooi. In het feminisme zijn niet twee, maar drie doelen besloten, zei ze. Het gaat er niet om om een strategie te kiezen met de mannen mee, of juist los van de mannen, of zelfs tegen de mannen. Het gaat er om dat die scheidslijnen tussen het mannelijke en het vrouwelijke gaan veranderen.

‘In het feminisme zijn drie taken besloten:
– het vrouwelijke domein dat werd gedevalueerd in ere herstellen,
– het terrein veroveren dat tot nu toe aan mannen is voorbehouden,
– de tegenstelling tussen deze twee sferen op te heffen, te overstijgen, door de relatie tussen beiden te herformuleren’.

En nu alleen nog: hoe doen we dat?

4 gedachten over “Deja vu (7)

  1. De Amerikaanse filosofe Judith Butler is ervan overtuigd dat het vrouwenlichaam en het mannenlichaam niet echt bestaat. Wij hebben de afgelopen paar honderd jaar die lichamen zelf geschapen in de biologie, in de psychologie, in de medische wetenschap, in het debat over nature en nuture etc. Uit luiheid om alles in niet meer dan twee categorieën in te delen, is het minimale lichamelijk verschil in onze cultuur maximaal geworden, zou je kunnen zeggen. Ze meent niet dat mannen en vrouwen hetzelfde zijn, maar juist dat er ontelbare onderlinge verschillen zijn zodat je het helemaal niet zou kunnen hebben over mannen en vrouwen. Als je ervan bewust wordt hoe onze obsessie over dat minimale verschil in lichaam van mannen en vrouwen praktisch alles in onze samenleving doorgedrongen heeft, dat wij zelfs al zover zijn gegaan dat wij ons zelf als ‘vrouw’ of als ‘man’ etaleren, dat er zelfs mannen en vrouwensokken zijn, dan kan je het gevoel krijgen dat zij misschien wel gelijk heeft. De conclusie is natuurlijk niet dat wij allemaal mens zijn, want dat is een dooddoener.
    Een andere Amerikaanse filosofe Iris Young, vorig jaar jammer genoeg overleden, gaat ervan uit dat mensen geen vastomlijnde mannen of vrouwen identiteiten hebben. Als je opkomt voor een actie voor een speeltuin voor de kinderen, ben je een ouder, op je werk ben je werknemer, als volksvertegenwoordiger ben je politicus, etc. Volgens haar hebben mensen, afhankelijk van de situatie en de acties die ze ondernemen, een bepaalde rol met een tijdelijke identiteit. Een vrouw is een minnares in bed, als ze ergens voor strijdt een actievoerder, als ze studeert een student etc. Het verschil tussen vrouwen en mannen is in feite alleen maar de grotere plaats of de veel te grote plaats die een aantal mannen nog steeds in de samenleving innemen en willen innemen zodat voor een ander een stuk minder ruimte over blijft. Ook in de trein zie je dat sommige mannen nogal eens breed uit gaan zitten. Als wij en de overige mannen die daarvan ook last hebben dat eens hardop tegen ze zouden gaan zeggen. Broeder, maak plaats, zoals Flora Tristan al ruim 150 jaar geleden zei, wie weet schuiven ze dan wat op. En wij moeten, net als Virginia Wolff, tegen die te grote plaats innemers duidelijk maken dat wij dat eigenlijk niet aantrekkelijk vinden. Macht maakt niet mooi, zouden wij kunnen zeggen, maar corrumpeert het lichaam.

  2. Je verhaal roept allerlei associaties bij me op, Elisabeth. Ik was nog eens van plan om als actie tegen mannen die wijdbeens in de tram zitten en geen plaats willen maken te zeggen: zere ballen? Heb ik nooit gedaan. Ik ben te netjes of misschien te schijterig.’Broeder maak plaats’ is ook mooier, al denk ik dat Amsterdamse reacties meer zullen zijn in de trant van hep ik wat van je an, zus, ik ben je broer niet.

    Op Judith Butler (tot mijn vreugde kwam ik haar op een Palestijns/Israelisch congres tegen, erg voor rechten van Palestijnen)en Iris Young wil ik nog wel terugkomen. Ik ben ook erg op onze eigen Saskia Wieringa, nu hoogleraar, die gespecialiseerd is in de manieren waarop vrouwen wereldwijd hun onderlinge liefdesrelaties vorm geven. Wat wij ‘lesbisch’ noemen is duidelijk maar een variant, een van de mogelijke ‘same-sex’ identiteiten. Zelf gaat ze trouwen met een Indonesische vrouw en is daarvoor moslim geworden. Ik kan erg genieten van haar verhalen over ‘participerend onderzoek’. hoe ze overal waar ze kwam op zoek ging naar de underground van same-sex relaties, en wel eens ergens was waar niet geloofd werd dat ze echt lesbisch was want ze droeg zo’n klein horloge.

    Wij denken wat sekse en wat relaties betreft nogal bekrompen. Als rechtgeaard biseksueel ben ik wel eens bestraffend toegesproken (zowel door he als ho) dat ik van twee walletjes eet. Nou zeker, zei ik dan altijd, aangezien er maar twee zijn. Als we er meer uitvinden wil ik die ook.

    Ik kom nog terug op die identiteiten, want ik heb nog een andere theorie in voorraad over hoe sekseidentiteiten worden gemaakt.

  3. Even éen paar tikfouten in reactie 1 rechtzetten: het is natuurlijk ‘nurture’ en ‘Virginia Woolf’.
    Maar nu verder over ‘terrein veroveren’. De politieke kwestie van dit moment is de massale opmars wereldwijd van het neo-liberalisme met zijn vrije markt. Deze opmars veroorzaakt inmiddels meer armoede dan de geleide markteconomie in de jaren 60 en 70 in de 20ste eeuw. Het zijn nu de vrouwen die daar het meest mee te maken hebben. Het zijn de vrouwen die in het nieuwe Oost Europa in plaats van mannen arbeidscontracten krijgen aangeboden, maar wel tegen een lager loon dan voorheen, en in die contracten wordt expliciet gesteld dat ze niet zwanger mogen zijn, of bij zwangerschap worden ontslagen. In Afrika wordt niet meer aan mannen maar juist aan vrouwen microkredieten verstrekt, ze verdienen nu het geld en sturen kinderen naar school in plaats van ze over straat te laten zwerven, maar ‘het inkomen’ komt niet boven de armoedegrens uit. Het neo-liberale systeem met zijn vrije markt lijkt dus grote greep te krijgen op de goedkope arbeid van vrouwen. Moeten vrouwen nu gelukkig zijn met dit terrein dat op mannen is veroverd?
    Het neo-liberalisme bestaat uit twee verschillende delen. Enerzijds is er de vrije markt met als morele regel het principe van concurrentie en competitie. Op die markt is iedereen een individu die in staat is door eigen inzet concurrerend zijn plaats in de markt te veroveren. Wij hebben om vervalste concurrentie tegen te gaan zelfs een EU opgericht. Dit systeem spreekt veel mensen aan omdat wij heilig geloven in onszelf en het sluit naadloos aan op ons eigenbeeld. Tegelijkertijd kan je je afvragen of dit geïndividualiseerd en geïdealiseerd eigenbeeld niet het nieuwe opium is voor het volk? Worden wij niet voor de gek gehouden?
    Het andere belangrijke deel is het cluster van de werkelijke grote multi-nationals die zich op de golven van de vrije markt wereldwijd hebben verspreid, die de oorspronkelijke brengers van dit nieuwe opium waren, maar die zich (inmiddels?) aan de ‘ideologische regels’ van de vrije markt niets gelegen laten liggen. Zij kunnen onderhands afspraken maken en concurrentie uitsluiten. Als Shell met de regering van Nigeria ‘afspreekt’ dat verouderde olieraffinaderijen in Nigeria niet gerenoveerd mogen worden – zo blijft de prijs voor importolie hoog – is er geen enkele instantie die dat verbiedt. Het zijn onze nieuwe pausen en bisschoppen die, zoals ook eens in de middeleeuwen, er zelf op los leven maar intussen het gewone volk de morele regels van de vrije markt economie opleggen.
    In iedere ideologie zitten dergelijke elementen, maar is tegen de opmars van dit neo-liberalisme iets te doen? De socioloog Saskia Sassen van ‘Global City’ zei, enige weken geleden in een lezing, dat zelfs slachtoffers van een situatie, en daarmee verwees ze naar de gevangenen van Quantanamo Bay invloed uitoefenen op de samenleving.
    Daarom, de vraag, kunnen wij, omdat de nieuwe armoede veel vrouwen treft, hier iets tegen ondernemen? Het zijn bij ons ontwikkelde jonge vrouwen die massaal de arbeidsmarkt opstromen en die te maken krijgen met concurrentie en competitie, zaken waar mannen in het verleden een veel grotere vaardigheid in hebben ontwikkeld. Hoe gaan zij die te lijf? Zij kunnen natuurlijk meegaan, en daarbij grote kans lopen het onderspit te delven. Zij kunnen ook massaal de concurrentie en competitie negeren omdat dat hun positie als ‘vrouw’, verstrekt. Maar het mooist zou zijn als vrouwen gewoon hun eigen gang zouden gaan, nu eens samenwerkend, dan weer concurrerend, dan weer geïsoleerd dat weer wederkerig, misschien wel willekeurig en wispelturig, gedrag kortom dat vrouwen altijd hebben vertoond, dat niet voorspelbaar is en dat in de strenge vrije markt van concurrentie en competitie een spaak in het wiel kan steken. En wie weet raakt die extreme vrije markt aan het wankelen? Wie weet wordt de macht van multi-nationals, die zich los van wetten en staten heeft uitgespreid over de wereld, en die op weg is ons een samenleving op te dringen waarom wij niet hebben gevraagd, dan een halt toe geroepen. Want zelfs een dictatoriale macht heeft volgelingen nodig. ( Hannah Arendt
    Misschien ligt daar de herwaardering voor het vrouwelijk domein?

  4. Ik was oorspronkelijk op zoek naar informatie over Jessica Benjamin, kwam hier terecht en bleef geïnteresseerd ‘hangen’.
    Ik houd me bezig met nieuwe gezinsvormen en alles wat daar bij komt kijken. Mijn antwoord op de vraag hoe we de scheidslijnen tussen het mannelijke en vrouwelijke kunnen gaan veranderen komt dan ook voort uit dit onderzoeksterrein, een aanvulling op bovenstaande visies.
    Ik pleit voor de emancipatie van het gezin als systeem, zowel qua samenstelling, ik onderscheid eenentwintig gezinsvormen in plaats van één juiste vorm, als qua onderlinge verhoudingen binnen het gezin. Het gezin is de eerste omgeving waar het vrouwelijke en het mannelijke domein van elkaar gescheiden worden, dit wordt vervolgens via de gezinspatronen in de opvoeding doorgegeven. Het is hoog tijd dat we de scheiding opheffen tussen moederschap en vaderschap en het gaan invullen als ouderschap. Het is tijd om de verantwoordelijkheid voor de praktische, financiële en emotionele organisatie van het gezin niet meer impliciet toe te wijzen aan de sekse die daar in het traditionele kerngezin verantwoordelijk voor was, maar om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te gaan nemen voor alle gebieden en de taken in elk domein te verdelen. Zolang het in het gezin niet verandert, verandert het erbuiten ook niet fundamenteel. Om het anders te kunnen gaan doen heb je echter wel informatie nodig, dat is de reden dat ik twee boeken over dit onderwerp heb gepubliceerd: Welk gezin past bij jou? Blauwdruk voor nieuwe gezinsvormen, 2007 Aramith en Regel zelf je scheiding, 2006, Aramith.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *