Joke Smit (5)

smit-1.jpg

Ik had nauwelijks contact met Joke Smit, ik weet dus ook niet hoe ze dacht over mijn activiteiten, al groetten we elkaar vriendelijk, die enkele keer dat we elkaar tegenkwamen. Dus was het voor mij wel een verrassing om te lezen hoe ze dacht over het verschijnen van De schaamte voorbij, dat ervaringsboek of zo men wil, dat egodocument. Het boek dat Marja Vuisje ‘een feest van herkenning’ noemt voor vele vrouwen.


Dit lees ik in de biografie van Joke Smit:

Joke zal ook een en ander bekend zijn voorgekomen. Net zoals Meulenbelt was zij een alleenstaande moeder en een hardwerkende – vaak chronisch vermoeide – feministe die wilde leven naar de leer. Evenals Meulenbelt leidde Joke het leven van een moderne vrouw zonder vaste partner. ook zij was verlaten door een vrouw en had daarna een serie kortdurende relaties met zo nu en dan een onenightstand. Het was echter nooit bij haar opgekomen een egodocument te schrijven Misschien wilde Joke haar eigen geschiedenis ooit omzetten in literatuur, maar de directe vorm waarin Meulenbelt dat gedaan had was niet de hare. Ze had er moeite mee dat ‘de eigen ervaringen’ van Meulenbelt meer aandacht kregen dan de maatschappelijke analyses die zij op haar naam had staan.

Maar ze heeft zich nooit publiekelijk uitgelaten over De schaamte voorbij, ze hield er niet van zich te disntantieren van andere feministes, schrijft Vuijsje. “Bovendien vond ze dat Meulenbelt veel goeds had gedaan. Anja Meulenbelt zag ze als een van haar jongere zusters in de strijd.” Maar het stak haar kennelijk, dat ze voor de jonge vrouwen die zich aansloten bij de feministische groepen die als paddestoelen uit de grond schoten al iemand leek ‘van vroeger’. Dat was ook zo. Ik wilde destijds graag erkennen dat haar eerste essay voor de vrouwenbeweging belangrijk was – al was het voor mij niet de inspiratiebron die mij in beweging had gezet – maar ook ik had niet veel op met haar in mijn ogen tamelijk formele beleidsplannen en haar neiging om vooral binnen de grenzen van de sociaal-democratie te blijven denken.

Ik dacht lang dat Joke Smit te weinig oog had voor de wisselwerking tussen dat wat we privé noemden, en dat wat politiek heette. Voor mij was een van de belangrijkste ontdekkingen nu juist dat wat we wegstopten in ons privéleven er toe deed. De rolverdeling thuis, onze (tamelijk mislukkende) pogingen om in de relaties met mannen gelijkwaardigheid te vinden hadden een directe invloed op de rolverdeling buiten, in de maatschappij. Het leek mij niet erg zinnig om het alleen te hebben over de formele kanten, de beleidskanten van de emancipatie, de vijfurige werkdag bijvoorbeeld, als er niet tegelijkertijd iets gebeurde in onze relaties die nog steeds maakten dat mannen de belangrijkste kostwinners waren, terwijl ze het tegelijk heel normaal vonden dat er iemand anders, een vrouw, ondertussen voor de kinderen zorgde, en in een moeite door ook even voor hem. En hoewel er nu mee bewustwording is dat die rolverdeling niet eerlijk is, is het in feite nog steeds niet opgelost: een man aan de top heeft vrijwel altijd een partner die het thuisfront voor hem verzorgt, en voor vrouwen aan de top is dat niet vanzelfsprekend. (Hier). En juist als het gaat om die veranderingen in de persoonlijke relaties heb je niet veel aan ‘emancipatiebeleid’. De keuzes die vrouwen moeten maken, en de prijs die ze voor elk van die keuzes moeten betalen, kan niemand van ze afnemen. Maar wat wel helpt, of wat toen hielp, was dat je je daar niet zo alleen in hoefde te voelen.

Dat Joke Smit daar geen oog voor had is niet zo terecht, in de biografie lees ik dat ze wel degelijk inzag dat ‘de binnenboel’ en de ‘buitenboel’ met elkaar verweven waren: zo lang vrouwen binnenshuis het leeuwendeel van de zorg op zich nemen, blijven buitenshuis de mannen de kostwinners, degenen die de topposities bezetten en meer verdienen. Maar de slogan ‘het persoonlijke is politiek’ werd door haar vooral ingevuld alsof we na enige ‘bewustwording’ toch snel van dat persoonlijke af moesten stappen de politiek in.

Ik denk dat ze gedeeltelijk gelijk had, en dat er in grote delen van de beweging te weinig oog was voor het beleid, aan de andere kant denk ik dat zij weer te weinig oog had voor het belang van die bewustwording, van die ondersteuning in de keuzes waar vrouwen voor stonden. Zonder dat wat Vuijsje ‘de basisbeweging’ noemde, zouden beleidsmaatregelen geen enkele inhoud krijgen.

Ook Joke Smit zat eens in een praatgroep, en ging ook nog wel eens in therapie, want uit de biografie kunnen we lezen dat ze het niet altijd makkelijk had. Maar we hebben haar daar nooit over horen spreken, en het kwam niet terug in haar artikelen. Op haar boekje dat bij Bruna uitkwam, Hé zus, ze houen ons eronder, omschreef ze zichzelf onder andere als ‘iemand die soms verliefd is op een vrouw en ’t dan ook doet, als de ander wil natuurlijk’. Tot woede van de lesbische beweging, die het niet op had met heteromevrouwen die het wel leuk vonden om eens met een vrouw te experimenteren om vervolgens weer terug te keren naar hun veilige heterohuwelijk. Uit de biografie weten we dat ze twee heel serieuze relaties met vrouwen had, naast haar huwelijk. En dat ze altijd worstelde met het evenwicht tussen de vrijheid die zij en haar man zich gunden en de gebondenheid – maar ook daarover schreef ze nooit. Haar relaties met vrouwen waren ook geen aanleiding om zich aan te sluiten bij de lesbische vrouwen, zoals ik haar eigenlijk nergens tegenkwam, niet bij de festivallen, niet bij de roemruchte femsoc congressen, zelfs niet bij de Bloemenhovekliniekbezetting – abortus was toch ook een van haar thema’s – en ik denk dat dat niet alleen was omdat we in verschillende circuits zaten – ik meer in wat je de ‘basisbeweging’ zou kunnen noemen, en zij meer in de MVM achtige groepen die zich vooral op beleidsbeinvloeding richtten.

Daarin waren we dus verschillend. Ik werd net zo goed heel kritisch bekeken door de ‘echte’ lesbiennes, zeker toen ik weer met een man begon, ik heb nog hand in hand met mijn vriendin van toen staan schreeuwen tegen de vrouwen van de Paarse September die vonden dat lesbisch zijn een politieke keuze was: ik vond dat een belediging. Ik zou op mijn liefste mijn politieke huiswerk maken? Waren we niet bij elkaar omdat we elkaar toevallig de allerleukste vrouwen ter wereld vonden? Maar ik liep voor de ruzies nooit weg.

Voor mij is dat voortdurende contact, inclusief alle heftige controverses, erg belangrijk geweest. Wat ik aan theorievorming schreef was altijd getoetst – ik gaf twintig jaar les aan vrouwengroepen, en de boeken die daaruit voortkwamen, De schillen van de ui, De ziekte bestrijden niet de patient, en Chodorow en verder, had ik nooit kunnen schrijven zonder de voortdurende wisselwerking met de praktijk en de eigen ervaringen waar onze studentes mee aan kwamen zetten. Het maakte mij er onder andere zeer van bewust dat elke poging om een eenheid van vrouwen te organiseren, zoals Joke Smit wilde, met één programma, altijd het programma zou zijn van de dominante bovenlaag in de vrouwenbeweging, en andere vrouwen zou uitsluiten.

Ik denk dat Joke Smit meer ‘rolmodel’ zou zijn geweest, en haar opvattingen over beleidsbeinvloeding meer invloed hadden gehad, als ze zich meer in de beweging zelf had begeven, en zich meer had geëngageerd met de vrouwen zelf voor wie ze het toch allemaal zei te doen. Wanneer ze wat meer met al haar eigen worstelingen -die ze tenslotte met zoveel vrouwen deelde – naar buiten was gekomen. Wanneer ze meer te maken gehad zou hebben met al die verschillende vrouwen zou ze misschien ook meer oog hebben gehad voor de diversiteit onder vrouwen. Maar dat is allemaal praten achteraf.

(Wordt vervolgd – hier)

Eén gedachte over “Joke Smit (5)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *