Klasse (1)

Huidskleur kun je niet verbergen, sekse kun je zien, maar zie je ook aan iemand uit welke klasse die komt? Dit naar aanleiding van een discussietje of een verkoper van de straatkrant kan waarnemen dat zijn klanten bijna allemaal uit de lagere of middenklasse komen, en de rijken zelden wat geven. Hoe weet die man dat, is de vraag.

Scherp kijken, is het antwoord, en sommigen zijn daar meer in getraind dan anderen. Want laten we eerlijk zijn, iemand komt binnen en je kijkt: niet alleen naar sekse, of etniciteit, dat zie je meestal meteen, maar subtiel wordt iemand ingedeeld en beoordeeld aan de hand van kleding, kapsel, wat iemand bij zich heeft, aan tassen, hond, auto, manier van bewegen en zeker zogauw iemand de mond open doet: aan de spraak.

Hoeveel mensen komen we tegen aan de top van de maatschappij die een dialect, of ‘plat’ praat? Heel weinig. Wie van ‘onderaf’ komt en ‘hogerop’ wil moet anders leren praten en vooral ook veel bijleren aan de juiste manieren, de juiste cultuur, de juiste kleding en de juiste smaak. ‘Hogerop’ kom je niet alleen door een opleiding te volgen, je moet ook de bijbehorende cultuur bijleren, wil je het maken. Je kunt het inburgering noemen, waar geen cursus voor is, want we zwijgen er over, en doen alsof we zo democratisch zijn dat iedereen in dit land dezelfde kansen krijgt en klasse er niet toe doet. Iedereen kan toch naar de universiteit als hij maar intelligent is en doorzettingsvermogen heeft?

Wie kijkt naar de verschillende opleidingen ziet dat in de lagere beroepsopleidingen vrijwel nooit iemand zit uit een rijk nest of een intellectueel milieu. Op de universiteiten zat – bij het laatste onderzoek dat ik heb gelezen, nooit meer dan 10% die afkomstig was uit de arbeidersklasse. (Ik weet niet hoe het nu is, ik denk niet dat het erg veel hoger uit zal komen. )

Ik heb het voorrecht gehad om jarenlang les te geven aan een beroepsopleiding (hulpverlening) waar mensen van heel gemengde achtergrond bij elkaar zaten. Heel leerzaam, ook voor mij. Maatschappelijk werk, dat was typisch een emancipatieberoep waar je vrouwen aantrof die via vele tussenstappen, huishoudschool, toch maar mavo, cursussen, in terecht waren gekomen, maar ook ‘hogere burgerdochters’ die iets moois wilden doen voor de mensen. Ik kon niet altijd zien waar iemand vandaan kwam, want de hogere burgerdochters hadden als student nogal eens de neiging om zich in rafelige spijkerbroeken te hullen, en zich een beetje te schamen voor twinsetjes, plooirokken en parelkettinkjes, en de vrouwen die hogerop waren gekomen hadden inmiddels geleerd om de smaak van de middenklasse over te nemen. Dus toen ik langzamerhand doorkreeg, als docent die zich bezig hield met sekse- en cultuurverschillen, dat mijn studenten uit hele verschillende achtergronden kwamen, middenstand, boeren, arbeidersklasse – geschoold en ongeschoold, alle lagen van de middenklasse, nam ik ‘klasse’ op in het lesprogramma. En vroeg er voortaan naar, want het is duidelijk dat we in onze achtergrond zijn gevormd, en dat we een bril meenemen waardoor we naar de wereld kijken en ook naar onze clienten. Dus vroeg ik: uit wat voor een nest kom je, wat heb je er uit meegenomen aan boodschappen, wat aan sterke kanten, wat aan zwakke kanten, en voor degenen die langzamerhand van klassepositie waren verschoven: wat heb je moeten doen om van hier naar daar te komen en wat heeft het je gekost, wat heb je onderweg meegemaakt? Soms begon ik met de vraag: hoeveel van jullie spreken nu een ander Nederlands dan waar je als kind mee bent grootgebracht? In de grote groepen, soms tweehonderd studenten waar ik een dag over ‘verschil’ les aan gaf stak soms eenderde de vinger op. Dat waren de klassemigranten.

Een voorbeeld: eens kregen twee vrouwen met elkaar ruzie omdat een van hen had gezegd dat het diploma dat ze kregen toch niet veel voorstelde. Zij wilde geen feest bij de uitreiking. De andere was rood en sprakeloos van woede. Toen we daar op door gingen bleek het verschil: de eerste vrouw kwam uit de hogere middenklasse, en eigenlijk hadden haar ouders gewild dat ze universiteit deed. Ze verdedigde zich door te zeggen dat het haar ging om het werken met de mensen en niet om de status, die ze ook niet erg hoog vond. En ze zag niet dat haar ouders mee zouden willen komen naar de diploma uitreiking, en eigenlijk was ze daar verdrietig over. De andere vrouw kwam uit de ongeschoolde arbeidersklasse, en had zich met moeite ‘omhoog’ gewerkt naar deze opleiding. Die liet zich niet vertellen dat het niets voorstelde, ze vond dat niet alleen beledigend voor haar zelf, maar ook voor haar ouders die er veel voor over hadden gehad om haar door te laten leren. En zij wilde het meemaken dat haar ouders naar de uitreiking zouden komen en trots konden zijn op hun dochter. Vanaf het moment dat dat duidelijk was hoefden de vrouwen elkaar niet meer in de haren te vliegen.

Klasse maakt veel meer uit dan we denken, en willen denken. Ook nu mensen niet meer voor hun leven vast zitten in hun klasse en de tijd dat je Jan met de Pet en de meneer met een hoed makkelijk van elkaar kon onderscheiden. We hebben er geen woorden voor, maar het bestaat wel degelijk: klassemigratie. Niet minder ingewikkeld en vaak net zo pijnlijk als de tocht van cultuur naar cultuur die we tegenwoordig migratie noemen – als het gaat om etniciteit. De mensen die nu nog steeds in het sociale milieu zitten waar ze uit voortgekomen zijn hebben daar vaak geen idee van.

Wie mazzel had kwam uit een familie waar mensen zich niet schaamden voor hun komaf, boeren die trots waren op hun werk, de politiek bewuste arbeidersklasse. Maar veel mensen hebben subtiel of minder subtiel meegekregen dat je ‘onderaan’ in de maatschappij toch minder waard was dan die mensen bovenaan. Soms als ze uit een dorp voor het eerst naar de grote school gingen en toen opbotsten tegen andere manieren, of er grappen werden gemaakt over hun manier van praten. Of ze merkten dat de andere meisjes veel meer kleren hadden. Of dat ze niemand mee naar huis durfden te nemen omdat thuis de pan op tafel stond. Je moest dan als kind wel sterk in je schoenen staan om je daar niets van aan te trekken.

Het ‘hoog’ en ‘laag’ zit trouwens zo in ons taalgebruik gebakken dat het nauwelijks mogelijk is om om over klasseverschillen te praten zonder de waardeoordelen te reproduceren. We hebben het niet alleen over hogere en lagere klassen, we hebben het ook over tegen iemand opkijken, of op iemand neer kijken. En ook al is het systeem niet waterdicht, mensen kunnen van sociaal milieu veranderen, het gaat niet zomaar en is niet alleen een kwestie van opletten op school of veel geld verdienen. Wie veel geld heeft maar niet de bijpassende cultuur wordt evengoed misprijzend aangekeken. Niew-rijk. Patser. Te veel goud omhangen en te zonnebankbruin is ook niet goed. Oud-rijk vindt het niet sjiek om met de rijkdom te koop te lopen, maar er zijn andere methoden voor om je toch te onderscheiden: de dure Burberry regenjassen hebben de ruiten aan de binnenkant.

Dus zitten we nog steeds in de spelletjes met de dalende en stijgende cultuurgoederen. Toen ik jong was aten de arbeiders nog bruin brood en de rijke mensen wit. Tot de arbeiders genoeg verdienden om wit brood te eten en de rijke mensen het gezonde bruinbrood ontdekten. Toen ik stage liep in het vormingswerk voor bedrijfsjeugd, zeg maar de vroege schoolverlaters, was ik de enige die bruinbrood at. De jongens aten allemaal wit. En hoe ik ook solidair probeerde me aan te passen en plat probeerde te praten, ik werd vierkant uitgelachen.

De hogere klasse ontdekte fondue. Toen was de fondueset te koop bij VenD en dan vindt de hogere klasse het niet meer interessant. Reproducties van Van Gogh, hadden wij aan de muur, (ik kom oorspronkelijk uit de hogere middenklasse, een ondernemersgezin) tot iedereen reproducties van Van Gogh aan de muur had. Daarna had je daar niets meer aan om te laten zien dat je ‘smaak’ had, en dan verzint de hogere klasse weer wat nieuws. Ik hoor nog hoe mijn moeder praatte over mensen die de verkeerde smaak hadden, dat noemde ze ‘ordinair’. Hoe beledigend dat was hoorde ze zelf niet. Want in mijn klasse was het motto: iedereen die iets wil bereiken kan dat, (en wie niets bereikt is dus lui of dom en heeft dat aan zichzelf te danken) Ook ik heb met vallen en opstaan (en stevig uit mijn klasse vallen door met de ‘verkeerde’ man te trouwen) moeten ontdekken dat de waarheid een stuk ingewikkelder is.

Er is nog veel meer over te vertellen hoe klasse ongelijkheid zichzelf blijft reproduceren, hoe ‘kansen’ werken, maar dit is duidelijk: klasse is met emotie beladen. Misschien juist omdat we er zo weinig woorden voor hebben om te begrijpen wat ons overkomt. Mensen kunnen soms zonder het te beseffen, elkaar gemeen zeer doen. Je kunt iemand onderuit halen door te suggereren dat hij niet de juiste manieren heeft of niet de juiste smaak. Er zijn veel misprijzende uitdrukkingen met het woord ‘boer’ er in die zonder nadenken worden gebruikt. Omgekeerd kunnen mensen die in hun leven wrok hebben opgelopen tegen de hogere klassen je stevig betaald zetten als je in hun ogen teveel voorrechten hebben: kouwe kak, denkt zeker dat je beter bent.
Zeker als socialist, die juist tegen de economische ongelijkheid en tegen kansenongelijkheid bent, ben je daar gevoelig voor.

(Ga verder naar deel 2, hier)

15 gedachten over “Klasse (1)

  1. Oei, wat herkenbaar! 🙂 Wij hadden wel degelijk é”chte schilderijen aan de muur en eentje zelfs van een goede schilder. Ik heb er een geërfd van de Dolomieten. Hij staat in een kast. Maar verder kom ook ik uit een middenstandsgezin. Mijn ouders hadden een stoffenzaak in Haarlem. Mijn kleren maakte mijn moeder en ik was altijd in de beste kwaliteit gekleed. Een vrouw at niet op straat en rookte ook niet op straat. Dat was ordinair, inderdaad! Ik zat op de lagere school met kinderen uit een arbeidersgezin, waar ik een paar keer op bezoek ben geweest. De meisjes sliepen met zijn vieren op een kamer. Ik had een eigen kamer en vond dat heel gewoon. Ik sprak licht geaffecteerd “Algemeen Beschaafd Nederlands” ,omdat in Haarlem nu eenmaal ABN gesproken werd…zei men. Eenmaal in Rotterdam kon ik dat aardig kwijtraken en moest dat ook, omdat ik me anders nooit zou kunnen aanpassen aan mijn nieuwe omgeving. Mijn familie vindt dat ik een Rotterdams accent heb. 😀
    De rest van je verhaal, Anja, is als een reis terug door de tijd en de herkenning was er onmiddellijk! “Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg” was ook zo’n kreet, weet je nog? Zelfs nu nog merk ik dat ik niet echt lekker ingeburgerd ben tussen de mensen die geboren en getogen zijn in hun volkswijk. Toch gaat het over het algemeen gewoon prima. Gelukkig wel.

  2. Deze film past aardig in bovenstaande discussie (op één of andere manier krijg ik de term ‘klasse’ niet over m’n lippen):
    Kassablanka, vanavond België 2, 21.20 uur, de scherpe tegenhanger van ‘Shouf Shouf’….

  3. goed stuk zeg, ik realiseer me nu eigenlijk pas dat, hoewel ik er samen met anderen veel over praat(vooral mede-klassemigranten; in mijn geval noemen ze het meestal integratie en gaan voorbij aan het feit dat ik eigenlijk een boerendochter uit de Rif ben die opgeklommen is – of neergedaald uit de bergen? – tot de zogenaamde hoger opgeleiden), ik nooit iets lees of hoor over dit onderwerp in het publieke ‘debat’. Ik woon in de ‘juiste’ wijk, mijn kinderen zitten op de juiste school (profiel kunst en cultuur!)en clubjes (muziekschool; toneel en expressie), ik kleed mijzelf en mijn kinderen volgens de code: zichtbaar duur, maar nonchalant, liefst zelfs versleten en zo kan ik nog wel even doorgaan. Hoe dan ook, ik blijf eigenaardig en zal altijd onmiddelijk herkend worden als
    outsider. Eerlijk gezegd kan ik daar nu steeds meer de humor van inzien (ook van mijn eigen streberigheid), met de nadruk op ‘kunnen’. Als je nog aan het zwoegen bent en overtuigd bent van de minderwaardigheid van je eigen milieu (en dus van een deel van je identiteit), dan is het een stuk moeilijker om ‘jezelf te (willen) blijven’.

    Grace Paley: ‘The Collected Stories’. Joods/Amerikaanse schrijfster, opgegroeid in de joodse/zwarte/hispanic ghetto’s (jaren ’30, ’40,’50)
    Socialistisch, feministisch en hilarisch. Klasse- en sekseongelijkheid spelen een grote rol in de verhalen.

  4. Lydia, dan heb jij geluk gehad.. (of niet, t is maar net hoe je het bekijkt!)
    Ik had vroeger geen luxe kleding en ben daar vaak zat op school voor in elkaar geslagen. Ik heb geen opleiding genoten… En ook daar wordt je zekers te weten op aangekeken. Mensen doen net of je dan gek bent, niets weet en vooral niet na kan denken.
    Probeer als ‘straatschoffie’ maar eens mee te praten in een discussie.. Mensen laten je niet aan het woord, wat zonde is, omdat juist als je van lagere klasse bent… je veel hebt gezien en gehoord en dus juist mee kan praten over hetgeen waar de ‘rijke klasse’ zich allemaal mee bezig houdt…
    Hoe dan ook, ik zou nooit willen ruilen met een luizeleventje, want heb ondanks alles toch mooi meegekregen wat rechtvaardigheid is, wat de echt belangrijke dingen in het leven zijn.. en dan zijn dingen die je niet kunt kopen…

  5. Moeten socialisten de klasses opnieuw ontdekken? Ze bestaan nog steeds, maar worden vaak door de heersende klasse verdoezeld. Is dat omdat ze bang zijn voor klassestrijd?
    Maar buitendat, in de Randstad wordt er op een boer neergekeken, terwijl bij ons in Groningen altijd naar de boer omhoog gekeken werd. Zeker in het oosten, waar boeren arrogante heersers waren, die er NOOIT voor teruggedeinsd hebben om protesterende arbeiders te laten mishandelen door de politie en desnoods te laten neerschieten.
    Toch, wat meer klassebewustzijn in de Nederlandse samenleving kan geen kwaad.

  6. Van klassemigratie weet ik weinig, hoewel mijn familie wel enigszins is opgeklommen. Maar wat mij op mijn werk opvalt (ik werk op een groot advocatenkantoor) is dat veel (vooral oudere, maar ook wel jongere) advocaten niet weten om te gaan met lager opgeleid personeel. Sommigen hebben bijzonder veel moeite met het groeten van een ondergeschikte en antwoorden met een stuurs gezicht wanneer een secretaresse uit menselijke belangstelling vraagt hoe een rechtszitting is verlopen, terwijl diezelfde advocaat even later op de gang in geuren en kleuren aan een collega-advocaat staat te vertellen hoe hilarisch de zitting was.

  7. Jan, boeren zijn ook niet een klasse. Binnen de boerenstand was een vergaande gelaagdheid te zien tussen ‘herenboeren’ met veel bezit tot aan keuterboeren en landarbeiders zonder eigen bezit. Het maakte dus nogal uit wat voor soort boer je bedoelde. Maar voor de negatieve uitdrukkingen die we gebruiken maakte dat geen verschil.

  8. Kijk, Patrick, door jouw ervaringen ben jij meer een mensenmens geworden dan ik ooit zal kunnen zijn. En je zou mijn zoon hebben kunnen zijn, notabene! 😀

  9. Lydia,

    Volgens mij ben jij ook best een mensen-mens hoor! Ik ken in ieder geval weinig mensen die zo sociaal en begaan zijn met andere… 😉

  10. Citaat: “Hoeveel mensen komen we tegen aan de top van de maatschappij die een dialect, of ‘plat’ praat? Heel weinig.”
    Het hangt er maar van af wat je eronder verstaat, Anja. Die geaffecteerde spraak van bepaalde Haagse, Wassenaarse, Aerdenhoutse, Gooise enz. mensen vind ik ook “plat”! 🙂

    Zelf kom ik ook uit de “hogere middenklasse”(ouders met academische vorming, vader dominee). En dat blijft “in de genen” zitten, of je wil of niet. Inderdaad: (sub)klassen bestaan nog steeds. Wel heb ik gedurende mijn leven (open instelling, politieke bewustwording) veel geleerd van en over andere “klassen”.

    @ Patrick (4):
    Je hebt een goede leerschool gehad, dat zeker, maar ook wel een harde. Gelukkig ben je een “goede leerling” gebleken….. 🙂

  11. Lou, leuk dat je met Grace Paley aan komt zetten. ‘Socialistisch, feministisch en hilarisch’, lijkt me wel iets voor een nieuwe partij! Ik ga die verhalen weer eens opzoeken. Eigenlijk hebben we toen al zoveel goede dingen bedacht, waren er zoveel inspirerende voorbeelden van ‘grensgangers’ zoals ook jij er een bent. Ik merkte eens, toen ik rondkeek in mijn vriendenkring, dat er met iedereen wel ‘iets was’. Homo, of met een joodse vader maar niet met een joodse moeder, of uit een andere cultuur, of met een buitenlandse partner, of uit hun klasse gemigreerd, of uit het familienest gevallen, gevlucht, oorlog meegemaakt, mensen die over zichzelf na hebben moeten denken omdat hun plek in het bestaan niet vanzelfsprekend is. Het zal niet voor niets zijn dat ik me daar prettig bij voel en dat zal weer een reden zijn waarom ik zo’n verstokte multiculturalist ben.

  12. Ik woon al bijna 10 jaar in Amsterdam en merk nog steeds een vooroordeel t.o.v mijn ‘Friese Roots’. Als iemand van hier aan mijn accent hoort dat ik uit het Noorden kom wordt er bijna altijd een opmerking gemaakt en dit gaat gepaard met een besmuikt lachje. Ik heb soms het gevoel dat ik me daardoor dubbel moet bewijzen: dat ik intelligent, humoristisch , creatief ben doet niet ter zake.

    Ik kom uit een middenstandsmilieu, met een intellectuele inslag. Pas de laatste tijd interesseert het me steeds minder wat een ander vindt. Ik leef een tamelijk onconventioneel leven. Vrij en onafhankelijk. ‘Een grachtengordelkennis’ noemde mij een ‘underachiever’ Hij was stomverbaast toen ik vloeiend Engels sprak….

    Met die fonduepan is heel herkenbaar: mijn oudste broer verloofde zich destijds terwijl we gingen fonduen. Hij en zijn aanstaande waren druk bezig zich los te maken uit ons milieu.
    Ze golven nu, hebben een tweede huis in Frankrijk, dus dat verschuiven is heel herkenbaar. Ik vind wel dat mensen uit de zgn. hogere milieu’s op je neer kunnen kijken. Voor mij geldt maar één regel: Is iemand oprecht en aardig.

    Ik nodig je graag uit om een kijkje te nemen op mijn log.

    Vriendelijke groet, Anneke

  13. Het is verbazingwekkend, dat klasse nog steeds speelt, ondanks het feit dat we de jaren zestig en zeventig hebben overleefd. Ondanks het feit dat er allerlei onderzoeken en rapporten bestaan over dit effect. Ondanks het feit dat we weten dat iedereen naakt geboren wordt en ons doodshemd geen zakken heeft.

    Maar ja, zolang we mensen zijn, zullen we proberen om onze onzekerheid over onze wereld te beperken. Of we doen dat door anderen te dwingen zich aan ons aan te passen (inburgeren en socialiseren). Of we doen het door te begrijpen, dat anderen begrijpen de echte oplossing is. Maar daarvoor schijnt het wel nodig te zijn om het eerst mee te maken en het vervolgens te overdenken en om te zetten naar persoonlijk gedrag.

    Wat dat betreft is het jammer dat het categorische imperatief van Kant, niet blijft hangen bij de mensen die onderwezen worden over Kant. Want het meedoen aan een klasse maatschappij betekent eigenlijk, dat je van mening bent dat je anderen als middel kunt gebruiken ipv als doel zien.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *